Een nieuw lied
(ca. 1795-1819)–Anoniem Nieuw lied, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Op een aangenaame Wys.1.
Een Bruiloft is zo waar ik leef,
Een regt belachlyk ding,
Men eet en drinkt zig dik en scheef,
't Za roept men dans en spring,
Daar na gaat elk na huis, in 't end,
Met Kaarsen ligt m' hem uit,
De Bruigom maakt zyn compliment,
En blyft thuis by zyn Bruid.
2.
Zes weken gaan in wellust voord,
Dan is men doof en blind,
Men hoord geen ouverschillig woord
Niet als mijn lief mijn kind,
Men speeld als Kinderen in verg'lijk,
Men scherst staeg met elkaar
De Ech t is dan een hemelrijk,
Voor dit te vreeden paar.
3.
Maar slechts een half jaartje dan,
Zo draaid zig ras de wind,
De man scheld 't wijf, 't wijf de man
Dan sdhreeuwt het klijne Kind,
Gelijk een Beer zo bromt de Vrouw,
Het Kind bleetd als een Schaap,
de man zit aan het Wiegetouw,
En zingt het in de slaap.
4.
de Echte staat, verbeel ik mijn.
Is als de Maand April.
dan heeft men storm dan zonneschijn,
dan is weer alles stil,
hier raast het wijf daar bromt de man,
de Kindren schreeuwen mee,
de Vrouw zit aan ne Kofly Kan,
de man drinkt kouwe Thee.
5.
dus jonge Lien laat uw geraan,
Zo gij de Vrijheid mind,
Niet al te ras een keus gedaan,
Verzind, eer gij begind,
Want is de knoop eens vast geleid,
Gij man zo wel als vrouw,
Al hebt gij naderhand dan spijt,
daar helpt geen naberouw,
ô Wee! o Wee! o Wee! o Jeminee,
EYNDE.
Amsterdam, by J. WENDEL, op de Angeliersgragt. |
|