De nieuwe hofsche Rommelzoo(1655)–Anoniem Nieuwe hofsche Rommelzoo, De– AuteursrechtvrijGedischt voor de laatdunkende knip-rymers en rymerzen Vorige Volgende [pagina 324] [p. 324] Op de Schoonheidt van Me-Juffr. R.v.B. TOON: Melis zei by je dronke bloed. NAar 't zoet gezicht van Rebekka Tracht mijn hartje stadig vroeg en spa, 't Is een Meid Vol zoete aardigheid, En schoonheid, die mijn ziel Zo wel beviel. 2 Want door de stralen van haar oog Neemt zy alles in haar zoet vermoog; [pagina 325] [p. 325] Ja de Min Die woont, vol Liefde, in Dat Hemelsche gezicht, Daar 't al voor zwicht. 3 En op haar wangen ons de Schoont' Twee volmaakte zoete Roosjes toont, Die in geur De Incornate kleur Beschamen, en de Roos Haar zoet gebloos. 4 Maat 't voor-hooft van die Schoone schoon Strekt de Liefde een albaste Throon, En haar hair Strekt aan zijn boog een snaar, En voor een Minne-strik, Elk oogenblik. [pagina 326] [p. 326] 5 En door haar zoete toover-taal Boeit zy Goden, menschen al te maal; Schoone Zon, Wat vloeit uit u een Bron Van gadelooze reên, Vol zoetigheên. 6 O! die naar waard' de waarde kon Prijzen van die schoone Schoonheids-Bron, Mocht met reên De hoogste eer bekleên, Dewijl zijn pen berijkt Daar 't al voor wijkt. 7 Want boven Schoonheidt die daar speelt In het wezen van dat waarde beeld, Heeft z' een Ziel Die mijn zo wel beviel, [pagina 327] [p. 327] Een Ziel, die in de deugt Stelt d'hoogste vreugt. 8 Doch wilt die glans, ô Rebekka, Die u prijzen doet staag voor en na, Mind're niet Met 't geen dat wreetheid hiet, Maar toont meêdogentheid, Ach! zoete Meid. 9 Op dat u niet een yder heet, Wel over-schoon, maar ook al te wreet, Wilt dan zijn Meêdogend', heelt mijn pijn, En toon uw' Slaaf genaâ, Ach! Rebekka. G. Verbiest. 'k Leef door de dood. Vorige Volgende