De nieuwe hofsche Rommelzoo(1655)–Anoniem Nieuwe hofsche Rommelzoo, De– AuteursrechtvrijGedischt voor de laatdunkende knip-rymers en rymerzen Vorige Volgende [pagina 199] [p. 199] Toon: Petit Royaal. WEl zoete Meisje maat, zal 't noit dan wezen? Zal ik noit worden uwe Bed-genoodt? Wat wilt ghy vreezen? Ghy hebt geen noodt, De kost die ik u bied, en u op noodt, Die smaakt als broodt. 2 Kost daar ghy my op noodt, is na mijn weten Noit hier, of ergens in luy-lekkerlandt, Van mijn gegeten: Ik heb geen verstandt Van 't geen ghy my bied, mijn lieve quant, Maakt u van kant. [pagina 200] [p. 200] 3 Een lieve Zanter-quant kan 't u wel leeren, Zoo uw natuur, noch Moer-spel heeft gezeidt. Ik wilt wel sweeren By vrouwlijkheidt Van uw, en manlijkheidt die by my leidt, En u verbeidt. 4 Wel waar van mocht ghy toch, ô! slokkert, praten? Is 't van het Vleisch, of is het van de Vis? Wilt praten laten: Want, na ik gis, Ghy zijt een Neske-bol, en praat gewis Uw montje mis. 5 Praat ik mijn montje mis? om zo te spreken, Ik zou uw k....., had ik u in 't bed, Gansch niet mis-steken. Ik wed, ik wed [pagina 201] [p. 201] Ghy zoud dan zeggen: dout al bet, al bet Na Venus wet. 6 Ja wel, wat mach de vent, de snaak, al snakken! Wat woorden laat hy gaan uyt zijne mond? Hy sprak van quakken Die ik niet verstond; Om dat hy swijgen zouw, kon ik, ik zond Zijn mondt een stront. 7 Een stront en is 't niet, maar meer te beduyjen Daar van ik u nu zo heb toe gepraat Het loflijk bruyjen; 't Geparlegaat Is 't, daar mijn hart en lijf, en woord na gaat, Och! Meisje maat. [pagina 202] [p. 202] 8 O! zoete knegje maat, hoe kunje 't zeggen; Maar zouje 't alzo wel, wel konnen doen? Daar zouw 't aan leggen: Ghy zijt een loên, Ghy deugd tot 't ambagt niet; ghy zijt niet koen Tot 'et gepoen. 9 Hebt ghy 't hert een reis, om 't eens te proeven Of ik her Venus ambagt kan of niet? 'k Zal u zoo toeven, Och! wijze Griet, Dat ghy niet zeggen zult, dat ik misschiet, Of Maagd u liet. 10 Laat komen, komen dan: ja, laat 'et komen Den brui; al quam'er van den brui een kind. Geeft 't Peerd de tomen, Bereid, en spint [pagina 203] [p. 203] Goet garen van uw' web; daar ghy steek-blind Mijn rokken vind. Al ree man, daar mee zal 't op een Schaap scheeren aan-gaan. Vorige Volgende