De nieuwe hofsche Rommelzoo(1655)–Anoniem Nieuwe hofsche Rommelzoo, De– AuteursrechtvrijGedischt voor de laatdunkende knip-rymers en rymerzen Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] Lever-rym. DIt Levertje is van een Spreeuw, en van geen Otter. 't Gebeurden onderdaags, dat een gehulde spotter Het Landt wat ging bezien; doch blijvend' hier omtrent, Wierd van een Kikker-vorst voor Bikkers Zoon bekent; Den dommen Boer die vraaght aan deezen loozen Quikker, Zegt, Heertje, met verlof, ben jy geen Zoon van Bikker? Hy antwoordt ja, hoe zo? de Boer, vol Sarmony, Die boog nu slinkx, dan rechts van gracy; en hy zey: Mijn Heer, doet mijn die eer, en treedt met my na binnen, Wy zullen daar genoeg tot u genoegen vinnen. [pagina 160] [p. 160] Hy weigerd'; doch op 't laatst ging hy met Keesje in. Dit ging de Boer aan 't hart, en dapper na zijn zin. Toen ging 't 'er uit de kerf van bikken en van slikken; d'Onrechte Bikkers Zoon geneerden hem met bikken, Ja, 't heele huisgezin ootmoedig voor hem boog: Dit duurd' een dag of vier, toen liep het wat te hoog; Mijn Heer die zocht verlof om weêr na huis te trekken; 't Wierd hem geconsenteert. doen ging hy op een rekken, En trok zo weêr na huis. De Boer op eenen dag Quam juist in 't stad, daar hy dees Bikkers Zoone zag; Doch ziende dat het 't huis van Bikker niet kon wezen, Ging vragen in de buurt: is dit eerst opgerezen Dat Bikkers Zoon alhier ter plaatze woonen quam? En is dit niet zijn Zoon? en wees doen op die stam, Die hem, voor Bikkers Zoon, zo heerlik had bedrogen, Ik sweer 't is Bikkers Zoon; maar 't huis dat is gelogen, [pagina 161] [p. 161] Ik ken hem al te wel. de buuren zeiden neen, Hy is 'et niet, gelooft, gaat liever by hem treên, En moetje iets van hem, dat zulje wel bekomen; Maar Bikkers Zoon is 't niet. wel, benje vande vromen, Zey Kees, zo zeg me recht, oft Bikkers Zoon niet is? Zy zeiden: neen, mijn vriendt; meen jy 't? zo zieje mis. Doen peurden Krelis voort tot 't huis in van dit quantje, En zey: kom hier schavuit, heb jy van 't quaad zoo'n handtje? Hy moytjes kruiden deur, daar stond doen d'arme Boer; Den Quikkert die was weg. hy trapten op de vloer, En riep: kom hier jou guit, zel jy me zo bedriegen? De Schout hoort zulken quant in Klaas-vaârs Krib te wiegen. Hy ging te byster aan; doch doen hy niet en won, En hy met schelden daar niet veel verrichten kon, [pagina 162] [p. 162] Zey hy, voor 't laatst: loop guit, kom dit reis weêr beschikken, Ik zelje, by men ziel, aan Bikker gaan verklikken; En daar meê ging hy deur: doch maakten veel getier, En zey doen, tot besluit: wat zoek ik Questi- hi-er! I.d. Groot. Vorige Volgende