De nieuwe hofsche Rommelzoo(1655)–Anoniem Nieuwe hofsche Rommelzoo, De– AuteursrechtvrijGedischt voor de laatdunkende knip-rymers en rymerzen Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Toon: O! ghy Ed'len Diefzen Snijder, &c. KRullige Krol teeg lest uit krollen By zijn lieve Kittebreurs, In 't gezelschap van twee Snollen, Op de lading van zijn Beurs; Maar Trijn Schoorstiens onderkeurs Wouw geen puisjens vangen: 't Had geen roy’ dus haar ploy Met zijn staal te prangen. 2 Maar hy had noch nauw zijn rokje Van heur kapstok afgelicht, Of ze riep: kom, kom mijn kokje, [pagina 70] [p. 70] Maak mijn zuiker-taartjen dicht; Och! jou lodd'rig aangezicht Doet mijn hertje springen, Och! jou snoek ‘kan de hoek Van mijn stroom bedwingen. 3 Scheele Marry, die dit hoorde, En op hem verslingert was, Riep: kom hier jy stijve Joorde; Mydt jou van haar Peekel-glas, Hier heb ik jou Botter-tas, Wilje nou eens smeeren? Zoete knecht’ grijp maar recht, Na mijn onder-kleêren. 4 Doen begon Trijn Schoorstiens keeltje Eens te klinken over 't huis, En ze riep: hier Stront-juweeltje! [pagina 71] [p. 71] Bruy jy na jou eigen kluis; Wilje hier jou Haring-buis Met mijn Posjes laaden? Dat 's jou mis’ op jou dis Krol zijn Vis te braaden. 5 Daar mee tegen zy aan 't vechten, Marry kreeg de onderlaag; Stront op stront, zey Krol, en rechten 't Oog eens na heur onderkraag: Bloedt! daar zag hy huig en haag; Maar hy niet lietze hoet'len Met haar bey’ en hy zey: Neen, hier niet te troet'len. I. d. Groot. Vorige Volgende