Een Nieuw Lied, naar het Hoogduitsch.
Sints ik zo veele Vrouwtjes zag,
Is ’t my om ’t hart zo raar,
Daar gonst en bromt het dag aan dag,
Als of ’t een Bykorf waar,
En als een vuur zo steekt ’t myn,
Zig voor haar oog verraad,
Dan klopt myn ’t hart van minnepyn,
| |
’k Nam duizend vrouwtjes by elkaar,
Zo ’t niet de wet verbood’,
En sprong als een marmotje haar
Dan waar ik lustig als een held,
Ik huppelde als een haas in ’t veld
Terwyl myn hart steeds sloeg,
Wie niet de vrouwtjes vleid en streeld,
En legt zo als een houte beeld
Het liefste meisje in d’arm,
Dan ben ik nog een ander man,
Dan spring dan doen ik wat ik kan,
Dan gaat gestaag ons hart,
Wie geen oprechte liefde voedt,
Hy is en blyft een arme bloed,
Meer zeg ik niet ’t is uw bewust,
De blydschap maakt ons stom,
Het hart wenscht zoete minnelust,
|
|