Het nieuwe tulpje
(ca. 1800)–Anoniem Nieuwe tulpje, Het– AuteursrechtvrijVersierd met de allernieuwste Liederen, welke heeden gezongen worden
Stem: Ach Moeder geef my toch een Man.1
Og Moeder geef my tog eens raad,
Want ik wil gaan paaren,
Gy weet ik kom vast nog te laat,
’k Heb al dertig jaaren
Gewagt, op Mietje de bruinet,
Maar die loopt nu thans voor slet,
Zy laat haar zo, zy laat haar graag,
Zy laat haar dikmaals zoenen,
Wat zal ik daarmee doenen?
2
De Moeder sprak och malle Klaas!
Wat zult gy doen te trouwen?
De Vrouwen die zyn thans Baas,
| |
[pagina 47]
| |
En wilje dat aanschouwen,
Loopt dan eens by Buurman Piet,
En ziet eens hoe of die booze Griet,
Zy raakt hem zo, zy krapt hem braaf
Zy trekt hem by zyn Hairen,
Wil dog uw zinnen spaaren.
3
De boosheid van die hoddebek,
Is naauwlyks te verdragen,
Piet zit maar stil, is byna gek,
Van al dat duivels plaagen,
En leggen zy dan zaam te bed,
Dan komt nog de meeste pret,
Dan stompt zy zo, zy trapt hem braaf,
En schud hem by de ooren,
Wie zou dat spel bekooren?
4
Doch wilt gy trouwen’, gaat uw gang
’t Kan my weinig scheelen,
Och neen! zei Pieter ik word bang,
Voor al dat Huiskrakeelen,
Maar moeder als je ’er wel op let,
Een Vrouw is toch de meeste pret,
Ik ben zo raar, ik word zo groen,
Van onderen aan myn leden,
Ik ben niet wel te vreeden.
5
Hoor Moeder, ginter woond een Meid,
Zeer ras van lyf en leden
Die heb ik op een zekere tyd,
Al om haar trouw gebeeden,
Maar zy sloeg alles in de wind,
En zei ik ben nog niet gezind,
Het is zo vreemd, het is zo raar,
Om by uw te vernagten,
’k Wil liever nog wat wagten.
| |
[pagina 48]
| |
6
’t Is Betje, weetje nu wie ’k meen?
Ik zal het doch eens waage,
Al loop ik dan een blaauwe scheen,
Het is tog ligt te waagen,
Zy speeld gestadig in myn zin,
Als ik aanzie die Engelin,
Dan kryg ik zo, ik weet niet waar,
Ja zulke raare Grillen,
Tusschen myn buik en billen.
7
Zo dra als Klaas de Meid aansprak,
Was zy al voort geneegen
Met hem te trouwen, maar myn zak,
Is daar niet toe geneegen,
Sprak zy, want alles is verteerd,
Myn geld en goed, schoon dat niet deerd,
Als gy maar wil, ik wil ook wel
Ik wil wel met uw trouwen,
’k Hoop niet dat het my zal rouwen.
8
Toen Klaas het ja woord had van haar
Was hy zeer wel te vreeden,
Sprak Moeder: onze zaak is klaar,
Ik zal myn geld besteden,
En koopen Huisraad pot en pan,
Als wy dan Trouwen ben ik man,
Dan zal ik zoo, dan zal ik haar,
Eens deftig Caresseeren,
Ja dat zal niet mankeeren.
9
Zo dra was Klaas met Beth getrouwd
Of zy begon te schelden,
Jou droogkloot jy lyd als een houd,
Daar ik myn zin op stelden,
| |
[pagina 49]
| |
Zomtyds greep zy hem by de kop,
Of dan voor ’t gat een schop,
ô Jee riep Klaas, ik ben misleid,
Dat zien ik voor myn oogen,
Ik ben geheel bedrogen.
|
|