| |
| |
| |
S.J. en B.E. Rutgers
van japan naar sowjet-rusland door drie fronten
Na een verblijf van bijna drie jaar in de Verenigde Staten van Noord-Amerika (1915-1918), reisden we met onze drie kinderen naar Japan, voor het samenstellen van een rapport over de toenmalige stand van de Japanse industrie en techniek. Ons plan was om na het vervullen van deze opdracht, te proberen Sowjet-Rusland via Siberië te bereiken, en daar aan de opbouw van het economische leven mee te werken. Nadat we een paar maanden in Japan (Jokohama) hadden gewoond, lazen we in de pers, dat een overeenkomst tussen Amerika en Japan zou zijn gesloten, als gevolg waarvan Japan een leger naar Siberië zou zenden.
Al in april van dat jaar had Japan troepen in Wladiwostok aan land gezet en sedert oefende het in die plaats een feitelijke controle uit. Nu scheen het echter met een interventie ernst te worden, wat bevestigd werd door uitvoerige mededelingen omtrent het samentrekken van troepenformaties nabij Tsoeroega, de Japanse havenplaats voor het verkeer met Wladiwostok. Het ingrijpen van Japan in april 1918 was geschied naar aanleiding van een al of niet geprovoceerd incident, waarbij twee Japanners gedood werden. Er werden toen troepen gezonden, zogenaamd ter bescherming van de Japanse ingezetenen. Deze troepen waren geleidelijk vermeerderd en door geallieerde troepen van andere nationaliteit gevolgd. Japan zond bovendien een militaire afdeling noordwaarts, in de richting van Chabarofsk, doch in hoofdzaak beperkte men zich in deze eerste periode tot de beheersing van Wladiwostok, waartoe ook de nodige oorlogsschepen van verschillende nationaliteit beschikbaar waren.
Inmiddels werd door de Entente de bekende ‘staatsgreep’ met behulp van de Tsjecho-Slovakische krijgsgevangenen voorbereid. Deze hadden een tijdlang tegen de Duitsers aan het Russische front gestreden en werden nu begin 1918 tot een bestanddeel van het Franse leger geproclameerd. De Russische bolsjewistische regering verklaarde zich bereid, deze troepen, voor zover zij zulks verlangden, door Siberië naar Wladiwostok te vervoeren, uit welke havenplaats ze dan naar Europa zouden worden teruggestuurd. Een gedeelte was reeds in juni in Wladiwostok aangekomen, zeer tevreden over de van de Russische Bolsjewiki ondervonden behandeling. Intussen bereidde de Entente in samenwerking met de Tsjecho-Slovakische officieren een opstand van een deel dezer troepen voor en op 25 mei brak deze in verschillende plaatsen van Siberië gelijktijdig uit. Het gelukte dit plan zo snel door te
| |
| |
voeren, dat de slag vrijwel onverwacht kwam en daar de Bolsjewiki nog geen tijd hadden gehad een sterke weerkracht op te bouwen, moesten ze tegenover deze geoefende troepen de ene plaats na de andere prijsgeven. Overal waar de Bolsjewiki waren verdreven vormde zich dan een nieuw bestuur uit burgerlijke en intellectuele elementen, steunende op de militaire macht van de Tsjecho-Slovakische troepen, waarbij zich republikeinse (groene) en Tsaristische (witte) afdelingen aansloten. De politieke leiding kwam in deze periode in handen van de rechtse Sociaal-revolutionairen en van de Mensjewiki. Deze vormden ook een centrale Siberische regering, die tentijde van onze doorreis haar hoofdkwartier in Irkoetsk had en die uit de aard der zaak geheel door de vertegenwoordigers der Geallieerden werd beheerst. Toch wisten zich de Bolsjewiki aanvankelijk nog hier en daar te handhaven en duurde het vier maanden, voordat ze ook oostelijk van het Baikalmeer waren onderdrukt.
De 15 000 Tsjecho-Slovaken, die reeds in Wladiwostok waren aangekomen, hadden niet aan dit complot deelgenomen en zonden zelfs een delegatie om de ‘betreurenswaardige misverstanden’ op te helderen. Hoewel het aan deze delegatie bleek, dat het hier niet een misverstand betrof, maar een wel voorbereid plan, kon zij niets uitrichten, omdat de Tsjecho-Slovakische officieren met de plannen instemden. Bovendien bleef er voor de Tsjecho-Slovakische soldaten geen andere mogelijkheid om hun vaderland te bereiken, dan met behulp van de Entente en de door deze beloofde schepen.
Van de betekenis van de hier kort in herinnering gebrachte voorvallen was ons destijds in Japan zeer weinig bekend en zelfs gedurende ons verblijf in Wladiwostok wisten we niet heel veel meer, dan dat in Siberië op verschillende plaatsen en onder verschillende omstandigheden de burgeroorlog woedde en dat de doortrekkende Tsjecho-Slovakische troepen-afdelingen daarbij een belangrijke rol speelden. Het zal niet nodig zijn er hier op te wijzen, dat het tweede bedrijf van deze voorlopig geslaagde onderneming bestond in een meer rechtstreekse interventie van de zijde der Geallieerden, die nu troepen zonden om de Tsjecho-Slovaken tegen de Bolsjewiki te ‘beschermen’. Dit was onder andere het onderwerp van de hierboven aangeduide overeenkomst tussen Japan en Amerika, waarbij de Japanse troepen de belangrijkste rol
| |
| |
moesten vervullen. Daarbij kwam, dat de zogenaamde ‘democratische’ regering niet langer nodig was om het bedrog te dekken en deze, ondanks haar bereidwilligheid tot alle lakeiendiensten aan de Entente en tot het verrichten en goedpraten van tal van wreedheden, al spoedig door de dictatuur van Koltsjak werd vervangen. Het bloedregiem van Koltsjak valt buiten de gezichtskring van deze reisbeschrijving en staat er alleen in zoverre mee in verband, dat een deel van de personen, die wij op onze weg leerden kennen, later een werkzaam aandeel hebben genomen in de herovering van Siberië door de Bolsjewiki en de vernietiging van het schrikbewind van Koltsjak, die ook door de steun van de Gealliëerden niet gered kon worden.
Enkele dagen na onze aankomst (in Wladiwostok) begonnen er weer treinen te lopen naar Charbin en daarmee ontstond ook de mogelijkheid om in die richting een poging te wagen. De meest wilde geruchten deden echter de ronde. Generaal Horwart, die de macht uitoefende in het concessie-gebied van de spoorweg door Mandsjoerije, zou met een troepenmacht op Wladiwostok aanrukken, ten einde zich van deze stad meester te maken. Inderdaad kwamen zijn afgevaardigden in Wladiwostok aan en begonnen onderhandelingen met de autoriteiten en consuls aldaar over een witte diktatuur onder medewerking van de Entente. Dit hield gedeeltelijk verband met het merkwaardige feit, dat ondanks alle machtsmiddelen, waarover de vreemde reactie beschikte, de verkiezing voor de plaatselijke Raad in Wladiwostok een meerderheid had opgeleverd voor de Bolsjewiki. Als candidaten waren daarbij in de eerste plaats gekozen de Bolsjewistische leiders, die in de gevangenis waren geworpen, namelijk de leden en de beambten van de plaatselijke Sowjet, die in juni 1918 door de Tsjecho-Slovaken waren gevangen gezet, toen de Bolsjewiki zich tegen de staatsgreep verzetten. Bepaalde beschuldigingen konden echter niet worden geformuleerd en men verklaarde oorspronkelijk, dat dit slechts een tijdelijke maatregel was. Maar zelfs de verkiezing tot leden van de gemeenteraad ten tijde van ons verblijf in Wladiwostok, kon deze slachtoffers van de vreemde overheersing niet bevrijden en van minstens twee der gearresteerden is bekend, dat zij later werden doodgeschoten, bij een zogenaamde poging om te ontvluchten.
| |
| |
Uit deze verkiezing ten gunste van de Bolsjewiki bleek intussen duidelijk, dat de politiek van de Entente om, zij het ook slechts voor de schijn, te stemmen op een ‘volksregering’ van Mensjewiki, volkomen mislukt was, en dat alleen een regering van bruut geweld zich zou kunnen handhaven. Als candidaat voor een dergelijke regering was Horwart te beschouwen, doch ook sommige van zijn generaals werden daarvoor genoemd. Eén van hen, die het commando voerde over een afdeling, onmiddellijk aan de grens van Russisch en Chinees gebied, had reeds een bijzondere reputatie van willekeur en wreedheid gekregen en in de stad gingen allerlei geruchten over plundering en moord, waarvan in het bijzonder Joden de slachtoffers zouden zijn.
Van onze vier Russische mede-reizigers had één reeds spoedig besloten van verder voortgaan af te zien; een tweede had zich met enthousiasme in de plaatselijke vakbeweging geworpen en meende als organisator van mijnwerkers in de streek ten noorden van Wladiwostok nuttiger werk te kunnen doen, dan de onzekere resultaten van een verdere reis af te wachten. Naar wij later hebben vernomen, is hij als slachtoffer van de reactie gevallen, na tot het laatste toe zijn plicht te hebben vervuld.
Ook numero drie had grote lust in Wladiwostok te blijven. Hem was voorgesteld de redactie van het plaatselijk orgaan op zich te nemen. Hij had daartoe feitelijk reeds besloten, doch enige voorwaarden gesteld, en toen die niet tijdig door de daartoe bevoegde commissie werden aangenomen, besloot hij toch te pogen Moskou te bereiken. De vierde Rus, met name Michelson, was van de aanvang af en zonder een ogenblik van weifeling vast besloten het plan met ons door te zetten, zodat we ten slotte met z'n vieren de reis aanvaardden.
De Hollandse consul gaf ons bereidwillig een in het Russisch gestelde aanbeveling voor de Commandant van de Staf van het Tsjecho-Slovakische leger, waarin onder meer mijn kwaliteit van lid van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs werd vermeld. Dit document maakte de nodige indruk en tot ons geluk stelde de commandant zijn beschikking en zijn stempel op het stuk zelf, waarna dit nog door de nodige stempels van de plaatselijke (Mensjewistische) regering wordt bekrachtigd. We brachten ook nog een bezoek aan het gezantschap van generaal Horwart,
| |
| |
dat in de speciale trein buiten het station was ondergebracht. Daar verzekerde men ons, dat zonder bezwaar tot Charbin kon doorgereisd worden, doch men weigerde enige schriftelijke vergunning of verklaring af te geven. Het grootste bezwaar voor het eerste gedeelte van de reis bleef de Joodse afkomst van onze Russische vrienden. Om dit bezwaar te beperken werd besloten, dat de beide Russen voor de vorm in mijn dienst zouden treden, respectievelijk als secretaris en als tolk.
Daartoe werden in optima forma aanstellingen opgemaakt met vermelding van salaris, duur der overeenkomst, enz. Deze stukken, die zowel in het Hollands als in het Russisch waren gesteld, werden aan het Hollandse consulaat gegeven ter officiële autorisatie van de Russische vertaling.
Zodoende kwam op het, in het Russisch gestelde en dus voor ieder controlerend beambte leesbare stuk, het officiële Hollandse consulaat-stempel, waardoor het voor eenvoudige zielen een soort officiëel karakter kreeg.
Het dorpje Mandsjoerië was tot neutraal gebied verklaard en de orde werd er bewaard door Chinese autoriteiten en troepen, waarbij aan de Roden was toegestaan, kleine patrouilles voor approviandering te zenden. Er was overigens niet zo heel veel te krijgen en het plaatsje bleek slechts uit een paar landelijke en niet geplaveide modderstraten te bestaan.
Inmiddels hadden we reeds twee wagens met paarden gehuurd. Toen we ze tot de volgende dag wilden wegzenden, bleek de koetsier van mening, dat hij ons ook wel zonder vergunning verder kon brengen, daar hij het terrein volkomen kende, en de bewaking zeer weinig te betekenen had. Zo gingen we dan nog diezelfde dag met al onze bagage in de richting van het Rode front.
| |
in de rode siberische republiek
Het was een heerlijke rit door licht golvend terrein, bij prachtig zomerweer, ongeveer evenwijdig aan de richting van de spoorlijn. Nooit zullen we vergeten, hoe plotseling achter een heuvel een geweldige vrachtauto opdook, met een rode vlag voorop en een aantal zingende soldaten, blijkbaar op weg naar het dorp Mandsjoerië. Onze koetsier haalde met
| |
| |
een grote bocht uit, om niet te worden ondervraagd, maar de soldaten namen niet de minste notitie van ons. We voelden allen een hevige emotie, toen we werkelijk in het door de Roden beheerste gebied waren aangekomen.
's Middags laat bereikten we het eerste spoorwegstation onder rode bewaking en meldden we ons bij de plaatselijke commandant. Hoewel we geen enkel bewijsstuk hadden, waaruit onze sympathie met de revolutie zou kunnen blijken, werden we zeer vriendelijk ontvangen en met een dienstlocomotief vervoerd naar het hoofdkwartier van de staf van de Noord-Westelijke legerafdeling. Uit hier gevoerde gesprekken bleek spoedig voldoende, dat we met de internationale arbeidersbeweging vertrouwd waren, en men was begrijpelijkerwijze zeer verlangend het laatste betrouwbare nieuws uit Japan en Amerika te vernemen. Kranten kreeg men slechts zeer sporadisch in handen en tal van gebeurtenissen van de laatste tijd waren daar nog geheel onbekend. Die avond werd dan ook bij walmende kaarsen een speciale zitting gehouden van de militaire staf, en werd tot laat in de nacht van alles en nog wat over en weer besproken. De commandant was een jong, energiek student, met een uiterst innemend voorkomen, en de gehele vergadering, die uit zeer verschillende elementen bestond, maakte een bijzonder gunstige indruk. Uit alle uitingen sprak een rustig zelfvertrouwen en klare doelstelling.
Nog diezelfde nacht konden we met één van de Rode aanvoerders, een Siberische Kozak, die voor dienstzaken naar het hoofdkwartier moest, in diens speciale coupé verder reizen.
De reis naar Tsjita werd op deze wijze een bijzonder genoegen.
We hadden natuurlijk volop gelegenheid van de kozakken-aanvoerder allerlei te horen, over de militaire ontwikkeling in de laatste tijd. Het bleek, dat onze gastheer een vurig aanhanger der Bolsjewiki was en we leerden hem kennen als een bescheiden en toch energiek karakter, zodat we al spoedig de grootste sympathie voor hem gevoelden. Ook vóór ons vertrek had het reeds een diepe indruk op ons gemaakt bij te wonen, hoe op een geïmproviseerde vergadering van kozakken-soldaten deze elkander toespraken en aanvuurden tot volhouden in de strijd voor de grote zaak. Hoewel we de in het Russisch gehouden redevoeringen niet konden verstaan, werden deze door onze twee Russische metgezellen kort vertaald en het was waarlijk aangrijpend, deze eenvoudige kozakken, die toch niet
| |
| |
lang geleden nog een steun voor het Tsaristisch regiem waren, te horen spreken over de grote idealen, waarvoor ze hun leven wilden geven.
Want hoewel op deze vleugel een volledige overwinning was behaald, bleek ons reeds hier, dat aan de zijde van Irkoetsk grote gevaren dreigden en er werden vrijwilligers opgeroepen om dadelijk na de behaalde successen en zonder uit te rusten van de bovenmenselijke vermoeienissen, naar het bedreigde front te worden overgebracht. Een afdeling vrijwilligers vertrok dan ook nog dezelfde nacht met de trein, waarmede ook wij naar Tsjita werden gebracht.
Onze nieuwe vriend gaf ons een duidelijk beeld van de zo juist voorlopig geëindigde veldtocht. De grootste moeilijkheid was de vrijwel totale afwezigheid van geschut. Gelukkig had ook de vijand (Seminof) weinig artillerie, hoewel hij in dit opzicht enige malen sterker was. De gehele strijd speelde zich af om het bezit van de spoorweg, die als basis diende met brede vleugels links en rechts. Deze moesten zich natuurlijk telkens verder uitstrekken naarmate door de vijand omtrekkende bewegingen werden beproefd, waarbij het front dan vaak bedenkelijk dun werd, of zijn samenhang geheel verloor, mede ook door de ongeoefendheid van een groot deel der manschappen.
De kozakken-aanvoerder beschreef ons onder andere hoe nog in de allerlaatste dagen (bij) een poging van de vijand om de linkervleugel om te trekken, de rode troepen tegen de meest strikte bevelen in, de voeling met de hoofdmacht hadden verloren, en ten slotte niet meer wisten, of ze zich vóór of achter het front bevonden; hoe ze toen veel te ver vooruit waren getrokken tot ze ergens de vijand ontdekten en tegen een veel grotere macht instormden. De vijand meende daarbij zelf weer met de hoofdmacht der Roden te doen te hebben, en geraakte op zijn beurt geheel in verwarring. Het was dan ook een echte bewegingsoorlog vol verrassingen, want ook verkenningsvliegtuigen ontbraken geheel. De weinige artillerie concentreerde zich nabij de spoorweg, maar de vijandige kanonnen moesten telkens terugwijken, zodra de vleugels werden achteruitgedrongen. Links en rechts van de spoorweg zagen we op vele plaatsen de trechters van granaten van klein kaliber, en enkele loopgraven van zeer tijdelijke aard. Verdere vervolgingen van Seminof waren niet mogelijk om politieke redenen; aangezien men niet op Chinees gebied wilde doordringen.
| |
| |
Het landschap waar we nu door reden was schilderachtig. Grote vlakten hooiland met zo juist opgestapelde hooischelven; op de achtergrond heuvels en het geheel doorsneden door een aantal grotere en kleinere rivieren. De streek was niet dicht bevolkt, maar toch deden we aan aantal dorpjes aan, waar van alles te krijgen was. De gehele afstand legden we met een flinke vaart af en gebruikten ons middagmaal in een der stations, waar de trein enige tijd stilhield. Ook werden we op een broodmaaltijd met thee onthaald in de inspectiewagen, waarin de commandant zijn kwartier had en vanwaar men een prachtig vrij uitzicht over het achter ons liggende landschap had. Het weer werkte mee en we genoten in alle opzichten, geboeid door de verhalen van onze innemende reisgenoot. Deze maakte zich van de algemene situatie, ondanks de locale overwinning, geen rooskleurig beeld, maar hij zeide vast besloten te zijn met een aantal van zijn mede-kozakken de strijd voort te zetten, ook al zou dit moeten geschieden in de vorm van een guerilla-oorlog. Zij kenden de gehele streek en de bergen op hun duimpje en konden rekenen op de steun van de bevolking. In de bossen zouden ze van zeer weinig kunnen leven, met bessen en wild als voornaamste voedsel en konden dan telkens de vijand bestoken. Inmiddels zou dan ongetwijfeld hulp uit Rusland komen opdagen, zo verwachtte men; zelfs gingen reeds geruchten, dat Trotsky met een leger in aantocht was.
De reis werd onderbroken, doordat de grote vakwerk-brug over de Schilka rivier geheel vernield was. Twee grote bogen waren zó zaakkundig en afdoende opgeblazen, dat een vervanging door een geheel nieuwe constructie de enige mogelijkheid scheen. Men was reeds bezig de overblijfselen te slopen en plannen te maken voor een nieuwe houten brug, maar de uitvoerig zou in ieder geval lange tijd vorderen. Onze trein bleef dus op enige afstand vóór de brug staan en we moesten een gedeelte te voet afleggen, waarbij onze omvangrijke bagage een moeilijk probleem vormde. In de mening, dat we zeker allen de afstand twee maal zouden moeten afleggen, en kans liepen zodoende de aansluiting te missen, begaf ik me met twee stuks bagage op weg langs de rails. Ik had mijn krachten echter overschat, en dreigde onder mijn last te bezwijken, toen de anderen er gelukkig in geslaagd bleken, een boerenwagen te vinden, waarop de voornaamste stukken konden worden geladen. Over de rivier was een tijdelijke veerpont ingericht, voor mens en voertuigen,
| |
| |
waarmede we op onze beurt werden overgezet. Aan de andere kant gekomen, wachtte ons een niet geringe schrik. Bartha bemerkte namelijk, dat ze haar tasje kwijt was, waarin ons geld en de zo onmisbare papieren. Daar we ergens in het hooi hadden liggen uitrusten van de vermoeienissen met de bagage, besloten we daarheen terug te keren. Daartoe moesten we de rivier weer oversteken, hetgeen ons een eeuwigheid scheen te vorderen. Maar tot onze niet geringe verbazing en verrassing lag op de bewuste plek, waarlangs onafgebroken een lange rij passagiers van de trein zich bewogen, het voor ons zo onmisbare voorwerp, voor ieder zichtbaar op de grond.
Vanaf het eerstvolgende station aan de overzijde van de rivier bracht ons een andere trein naar Tsjita, waar reeds door onze begeleider telefonisch logies voor ons was besproken.
Tsjita is een van de weinige plaatsen in Siberië, die op de naam van stad aanspraak maken kan, hoewel men zich daarvan toch vooral geen te grootse voorstelling moet maken. Een paar brede modderstraten, waarvan het te voet oversteken in de regentijd zonder hoge laarzen bijna ondoenlijk is, zeer smalle en onregelmatige trottoirs langs de huizen en een groot plein, waarop de hoofdstraten samenkomen, vormt zo ongeveer het ‘stadsbeeld’. De huizen waren voor een goed deel van hout, vaak van het gewone boerentype, uit op elkaar gestapelde, behakte boomstammen.
Deze houten huizen werden echter afgewisseld door stenen gebouwen, van soms drie en vier verdiepingen. Dit betrof in de eerste plaats de openbare gebouwen en verder enige hotels en woonhuizen. De beneden-verdiepingen van de laatste waren dan veelal als winkels ingericht en de grote uitstal-ramen met moderne industrieproducten, verhoogden de bontheid van het beeld. Opvallend was het betrekkelijk grote aantal opschriften van bekende Amerikaanse firma's in landbouwwerktuigen enz. Het grote, bijna onafzienbare plein van Tsjita wordt aan de ene zijde begrensd door het station, aan de tegenoverliggende zijde door de gebouwen, waarin het militaire hoofdkwartier van de Roden was gevestigd. Midden op het plein bevond zich een eenvoudig monument ter ere van de gevallen revolutionairen. Het was een eigenaardige gewaarwording toen we ons daar voor het eerst meer concreet rekenschap gaven van de vele offers, die voor de grote zaak in alle uithoeken van de wereld moeten worden gebracht.
| |
| |
We hadden gelegenheid met een aantal mensen gesprekken te voeren over de bestaande toestanden, waarbij we ook enkelen ontmoetten, die vroeger in Amerika waren geweest. De stemming was over het algemeen ernstig, met het oog op de toestand aan het front te Irkoetsk, maar men was nog hoopvol gestemd en vast besloten tot het uiterste vol te houden. Op het plein renden kleine kozakken-afdelingen op hun vlugge paardjes af en aan en militaire muziek verhoogde de spanning, door de dreigende gebeurtenissen veroorzaakt. Na afloop van een vergadering, waar, naast een groot aantal arbeiders ook arbeidersvrouwen aan de discussie deelnamen, hadden we in ons hotel een onderhoud met enkele leden van de centrale regering van de Rode Siberische Sowjet-Republiek.
Daaronder was de voorzitter, een nog jonge sympathieke man, die ons een aantal vragen stelde over de politieke verhoudingen in Amerika en Europa. Men raadde ons af verder te reizen, en deelde ons mee, dat het voorlopig slechts mogelijk was tot Werchnja-Oedinsk, waar op dat ogenblik nog de zetel van het civiele rode bestuur gevestigd was. Daar we vast besloten waren steeds zo ver mogelijk in de richting van Moskou voort te gaan, lieten we ons niet afschrikken, en vertrokken de volgende dag per spoor westwaarts.
Tegen de avond kwamen we reeds in Werchnja-Oedinsk aan.
Intussen schenen de kansen voor ons om verder te komen al heel ongunstig. De streek aan de overzijde van het Baikalmeer was in handen van de Witten, die hun hoofdkwartier in Irkoetsk hadden en een omtrekkende beweging langs de Zuidzijde van het Baikalmeer trachtten uit te voeren. Omtrent ons verder reizen pleegden wij overleg met verschillende autoriteiten en men meende, dat de enige mogelijkheid zou zijn om met een boot langs de Selenga-rivier het Baikalmeer te bereiken en dit dan ergens meer in het Noorden over te steken. Zulks was niet geheel onmogelijk, omdat de schepen op het Baikalmeer, waarvan er enige bewapend waren, aan de Roden toebehoorden. Men verklaarde zich bereid ons met een dergelijk schip over het meer te zetten en ons dan ergens met een roeibootje aan de westelijke oever aan de wal te brengen. We zouden dan in het land van de Witten zijn en konden, wanneer men althans onze lading niet had opgemerkt, proberen langs de grote postweg per wagen of te paard in zuidelijke richting Irkoetsk te bereiken.
| |
| |
Dit plan werd ten slotte als het beste aanvaard en de commissaris van buitenlandse zaken, die juist voor een inspectiereis naar het Baikalmeer vertrok, zou de details bespreken en regelen. We hadden dus enkele dagen de tijd, die we behalve voor journalistieke arbeid gebruikten voor een bezoek aan het in de nabijheid gelegen Hoofdkwartier van de Internationale afdeling van het Rode Leger. De trein bracht ons bij een uitgebreid etablissement, één van de grote krijgsgevangenenkampen in Beresofski. Het geheel verried dadelijk de Duitse geest van orde en regelmaat. De grote, goed gebouwde barakken en dienstgebouwen stonden netjes op rijen, met brede straten ertussen. Een administratie-gebouw, hospitaal enz., alles wel primitief, maar zindelijk en goed onderhouden. Het geheel stond als een vreemd element in deze Siberische omgeving en was in hoofdzaak door de krijgsgevangenen zelf ontworpen en uitgevoerd.
In de ruime recreatiehal met lange rijen tafels en banken en versierd met dennengroen, rood doek en internationale leuzen, prijkte als middelpunt een groot portret van Marx. Hoewel vele van de krijgsgevangenen, die dit gedeelte bewoonden, aan het front waren, bracht men ons toch tezamen met enige Duitse en Oostenrijkse partijgenoten. Die waren natuurlijk zeer verheugd van buitenlandse ‘Genossen’ allerlei nieuws over Europa te horen en al spoedig werden verscheidene gemeenschappelijke kennissen ontdekt, zodat een meer vertrouwelijke houding ontstond.
We vernamen, dat een aantal soldaten en ook verscheiden officieren in het Rode Leger hadden dienst genomen en zich ter beschikking van de Sowjet-zaak hadden gesteld, en dat deze troepen, die als een afzonderlijke eenheid aan de strijd deelnamen, van niet geringe betekenis waren in de militaire campagnes. Helaas waren er echter vooral ook onder de officieren, een aantal, die minder uit overtuiging voor de zaak meestreden, dan wel omdat ze beu waren van het leven in de kampen. Men trachtte wel deze elementen te weren en te verwijderen, maar slaagde daarin niet altijd en dit leverde volgens onze zegslieden een voortdurend gevaar op, omdat zulke mensen bij eventuele tegenslag weinig betrouwbaar zouden blijken. Een aantal andere krijgsgevangenen gaven er de voorkeur aan in het concentratiekamp te blijven, waartoe ze volle vrijheid hadden en onder hen heerste in het algemeen een welwillende neutraliteit ten opzichte van het Sowjet-bestuur. Deze gevangenen hadden op voorstel
| |
| |
van de Russen een eigen Sowjet gevormd, die het gevangenkamp beheerde en ook een vertegenwoordiger had in de Centrale Sowjet van Werchnja-Oedinsk, zoals omgekeerd deze een afgevaardigde had in de Sowjet van het gevangenkamp. Sommige van de krijgsgevangenen verrichtten verschillende vormen van arbeid ten bate van de Sowjet-administratie, een ander deel maakte ook daartegen bezwaar vanwege de neutraliteit, waartegen geen dwangmaatregelen werden genomen.
Daar we voorlopig geen bericht kregen omtrent de mogelijkheid het Baikalmeer te passeren, hadden we wel ruimschoots gelegenheid kennis te maken met de plaats en zijn bewoners. We aten gewoonlijk in het restaurant van de Sowjet, waar steeds een aantal sowjet-beambten en arbeiders bijeen waren. De stemming was niet al te opgewekt, omdat de vijand vanuit Irkoetsk een steeds grotere druk uitoefende. Onder de leden van het uitvoerende comité herinner ik me nog als een zeer sympathieke en intelligente figuur, de afgevaardigde van de Boerjatten, die in de Sowjet als een afzonderlijke groep waren vertegenwoordigd.
Zo vergingen enige rustige dagen van wachten op de terugkeer van de commissaris van buitenlandse zaken, die naar het Bakailmeer was gegaan en daar onder andere ook maatregelen zou nemen om onze verdere reis mogelijk te maken. Inmiddels vermeerderden de geruchten van tegenslagen aan het front en er ontstond een gespannen stemming in de stad, die ook aanleiding gaf tot onderling wantrouwen en een gevoel van onzekerheid.
Plotseling verscheen er ook een vijandelijk vliegtuig boven de stad.
Hoewel daarvan het enige zichtbare resultaat was, dat een aantal strooibiljetten over de stad werd uitgestort, waarin een aanstaande bezetting door de Witten werd aangekondigd, deden allerlei geruchten de ronde over bommen die aan de overzijde van de rivier of in de rivier zouden zijn ontploft. Het strooibiljet bevatte niet veel meer dan een aansporing aan de bevolking zich rustig te houden en geen weerstand te bieden. Onze vrienden van de Sowjet bevestigden dat de toestand kritiek was, maar ook zij hadden geen nauwkeurige berichten. We brachten een paar maal een bezoek op het bureau van de militaire commandant, die ons te verstaan gaf, dat hij de toestand als vrijwel hopeloos
| |
| |
beschouwde, en beloofde ons daar weliswaar bijzondere passen voor het geval we zouden doorreizen, maar blijkbaar onder de indruk, dat zulks thans in ieder geval onmogelijk was, werd de verwezenlijking van deze belofte steeds uitgesteld. Wij kregen alleen een voorlopige verklaring, waarin de militaire commandant onze betrouwbaarheid bevestigde, die ons spoedig goed te pas zou komen. In het stadje zelf gingen de wildste geruchten. De Witte troepen zouden vlak voor de stad zijn, de Rode Legers geheel vernietigd, allerlei bijzonderheden over het grote aantal slachtoffers en massa-executies deden de rondte.
Toen we er een paar malen niet in geslaagd waren iemand van het Sowjet-bestuur te vinden, en onze beide Russen nog eens naar het station gingen om daar poolshoogte te nemen, vonden zij het gehele civiele bestuur reeds in een trein verzameld, die voor de richting Tsjita bestemd was. Men deelde ons mee in allerijl besloten te hebben, de zetel van het bestuur te verplaatsen, en men drong er op aan, dat ook wij in deze trein zouden vluchten.
Daar te blijven was weinig aanlokkelijk; teruggaan zou ons plan op losse schroeven stellen. Tenslotte behield de overhand de overweging: ‘we zijn op weg naar Moskou en zullen alleen teruggaan, wanneer we daartoe absoluut gedwongen worden’.
De trein met het civiele bestuur naar Tsjita vertrok dus zonder ons en we besloten ons verdere lot in Werchnja-Oedinsk gelaten af te wachten.
Toen we, met uitzondering van Bartha, die in het hotel bleef, de volgende morgen vroeg nog eens naar het station gingen, vonden we daar een ongewone militaire bedrijvigheid. Een aantal militaire treinen stonden voor vertrek gereed, en daartussen verspreid lagen een groot aantal Rood-Gardisten in gevechtsorde. Daar we gewoon waren het emplacement dwars over te steken en Rood-Gardisten voor ons volstrekt geen verschrikking hadden, bewogen we ons in alle gemoedsrust door hetgeen later bleek te zijn de achterhoede van het Rode Leger die de schok van de eerste aanval moesten opvangen. Onze verschijning wekte onder deze omstandigheden begrijpelijkerwijze de grootst mogelijke achterdocht, en we werden dan ook direct gearresteerd, waarbij executie ter plaatse de enige oplossing scheen. Tot ons geluk had Michelson het voorlopige papiertje van de militaire commandant bij zich en hadden we te doen
| |
| |
met iemand die, ondanks de zenuwachtige spanning, zijn bezinning niet kwijt was. Deze liet ons onder geleide naar de uitgang van het station brengen. Daar stieten we op een schildwacht, die de meest strikte orders had, niemand, wie dan ook door te laten. Het werd inderdaad hachelijk, vooral waar Bartha moederziel alleen in ons hotel was achtergebleven. Tenslotte liet zich de schildwacht bewegen tot een discussie met onze geleider, wat ons de gelegenheid gaf door te lopen en ons hotel te bereiken. Nauwelijks daar aangekomen, hoorden we reeds het schieten van de voorposten van de vijand en begrepen we eerst recht, in welk gevaar we verkeerd hadden. Al spoedig daarop klonk het fluiten van de treinen, die de achterhoede van het Rode Leger naar Tsjita brachten, en reden enkele verkenners in vliegende vaart de stad binnen. Tot ons geluk werd geen strijd in de eigenlijke stad gevoerd. We hadden ons al voorbereid op een bombardement, waarbij ons hotelletje, onmiddellijk aan de voet van het hoge gedeelte gelegen naar het station toegekeerd, een goed mikpunt bood. Alles bleef echter volmaakt rustig.
Het was een eigenaardige sensatie, die eerste verspreide afdelingen te zien binnenrijden. Ons raam keek uit op de lange afrit van het hoge naar het lage gedeelte van de stad, en alle troepen defileerden langs onze vensters. Men kon zeer duidelijk de drie elementen onderscheiden, waaruit het aanvallende leger was samengesteld. Allereerst de regelmatige Tsjecho-Slovakische troepen, die zich onderscheidden door hun grotere geoefendheid en eenheid; zij waren dadelijk te herkennen aan de wit-rode cocardes op kepi of muts. Dan waren er de troepen van de Siberische mensjewistische Republiek met de groen-witte kleur als herkenningsteken, die overigens geen bepaalde uniform hadden en een tamelijk bonte aanblik vormden. Bij de mobilisatie van deze troepen werden in het algemeen de arbeiders uitgesloten, daar men deze niet voldoende vertrouwde en het overgrote gedeelte bestond dan ook behalve uit boeren, uit middenstanders en jonge intellectuelen, waaronder veel studenten. Men kon zeer duidelijk een aantal van hen onderscheiden, met hun betere kleren, vrijere houding en niet zelden een bril op de neus.
Verder herkende men duidelijk de oude Tsaristische elementen en allen die zich daarbij als onvoorwaardelijke steunpilaren van elke reactie hadden aangesloten: de Witte Garden, kenbaar aan een witte band om arm of hoofddeksel.
| |
| |
We waren enige tijd in spanning of onmiddellijk huiszoekingen of wellicht plunderingen zouden beginnen, maar al spoedig konden we de verleiding niet weerstaan, eens een kijkje in de stad te nemen. Deze bleek een vrij kalm aanzien te hebben. Er was zelfs een ongewoon verkeer in de hoofdstraat, waar we ons geheel onopgemerkt konden bewegen. Nabij het voormalige Raadhuis troffen we een grote mensenmenigte en toen we naderbij kwamen, zagen we, dat enige leden van het Sowjetbestuur, die zich niet in veiligheid hadden gebracht, werden weggevoerd. Uit gesprekken van omstanders vernamen we, dat ze zouden worden gefusilleerd. Men begrijpt onze gemoedstoestand bij het zien van deze ernstige, dappere kameraden.
Op straat zag men een groot aantal groepjes van ingezetenen, die de gebeurtenissen bespraken en waarvan meestal een soldaat van het bezettende leger het middelpunt was. Deze werden met vragen overstelpt, en gaven gaarne verslag van hun heldendaden. Wat de bevolking echter het meest scheen te interesseren, was de vraag of het Sowjetgeld zou worden erkend. Men gaf namelijk in de Rode Siberische Republiek eigen gedrukt geld uit en ook de meest contra-revolutionaire handelaar was in het bezit van deze papiertjes, zodat het een uiterst belangrijke vraag was, of dit bezit al dan niet waardeloos was.
Het geld speelde bij de verschillende wisselingen van bestuur steeds een eigenaardige rol in de Russische revolutie. De Roden hadden het bijvoorbeeld toen nog niet aangedurfd het Tsaristische geld van onwaarde te verklaren, omdat dit grote bevolkingsgroepen naar de reactie zou drijven. Het gevaar voor niet-erkenning van het Bolsjewistische geld door contra-revolutionaire regeringen maakte daarentegen, dat overigens onverschillige elementen geneigd waren de Sowjetmacht te steunen, omdat een omkeer de enorme bedragen aan Sowjetgeld verloren zou doen gaan. Vandaar ook, dat zich in alle grensgebieden een enorme verscheidenheid van papiergeld handhaafde en een nieuwe regering er niet gaarne toe overging, het oude geld zonder meer te annuleren.
Het stadsbeeld van het plaatsje was plotseling verlevendigd door het gerij en geros van bereden troepen, transportwagens en automobielen, over welke hulpmiddelen het Rode Leger slechts in uiterst beperkte mate beschikte. Al spoedig waren we weer terug op onze kamer om nader te overleggen, wat ons te doen stond. Er waren namelijk twee complicaties.
| |
| |
In de eerste plaats was de eigenares van ons hotel uitgesproken contra-revolutionair. Haar man was gevlucht voor de Roden en nu met de troepen teruggekeerd en dadelijk in zijn eigendom hersteld. Het kon aan de vrouw, die ons bediend had, onmogelijk (on)bekend zijn, dat we met de Roden sympathiseerden. Van de zes kamers van ons hotelletje, was de kamer beneden ons bewoond door een soldaat van het Rode Leger, die echter niet had kunnen of willen vluchten en zijn geweer en uitrustingsstukken in het privaat had weggeworpen. Reeds de eerste dag bleek, dat de vrouw deze soldaat bij de nieuwe autoriteiten had aangegeven, waarop hij onmiddellijk aan de oever van de rivier werd doodgeschoten.
Eigenaardig was het, dat de vrouw, nadat ze het resultaat van haar actie volkomen begreep, een hysterische aanval kreeg; maar toch droeg dit voorval er niet toe bij ons rustiger te stemmen. Tot ons geluk stonden we persoonlijk met onze hospita op goede voet. Vooral had daartoe bijgedragen het feit, dat we eens onze bemiddeling verleend hadden, bij gelegenheid van een nachtelijke inspectie van de Roden, die de vrouw wilden arresteren, omdat in het hotel een gast werd gevonden, die niet in het bezit was van de nodige papieren. Ook weerhield wellicht de aanwezigheid van Bartha deze vrouw ervan het noodlottige woord te spreken.
Een tweede zwakke punt was, dat onze portretten zich op het militaire hoofdkwartier van de Roden bevonden voor het vervaardigen van passen, terwijl op dat van een der Russen dezelfde naam vermeld stond, waaronder hij in het Sowjet-orgaan Centro-Sibir had geschreven. Daar het archief in handen gevallen was van de vijand, was er ons nog te meer aan gelegen zo spoedig mogelijk deze plaats te verlaten. We deden nog een poging hulp te krijgen van de Chinese consul, de enige consul, die ook gedurende het Rode regiem op zijn post was gebleven. Hoewel we daar vriendelijk werden ontvangen, kon men voorlopig niets doen en onze enige hoop was erop gevestigd, zo ongemerkt mogelijk in een trein te komen, in de richting van Irkoetsk. De eerste dagen bleef het spoorwegverkeer nog volkomen verbroken, maar al spoedig kwamen er enige militaire treinen aan. Daaronder was er één, met het lijk van een Tsjecho-Slovakische commandant, die in de strijd was gevallen. Hij werd met grote praal, veel muziek, vaandels en bloemen begraven. Het station was uren lang gevuld met troepen, delegaties, geestelijken in vol ornaat, en nieuws- | |
| |
gierigen, waaronder wij ons hadden gemengd. We hoorden allerlei verhalen over de veldslag, die zeer bloedig scheen te zijn geweest; onder andere vertelde men van gehele afdelingen van de Internationale troepen, die waren vernietigd. Slechts enkelen hadden in de bossen kunnen ontvluchten en ook voor hen schenen de kansen al zeer ongunstig. Voorts gingen er geruchten dat de achterhoede van het Rode Leger zou zijn gevormd door Chinezen, die eveneens totaal waren vernietigd. Onder de rode soldaten, die wij op het laatste moment met eigen ogen hadden gezien, bevonden zich intussen geen Chinezen, wat ons de hoop gaf, dat ook het gerucht over de uiterst zware verliezen van deze achterhoede overdreven waren. Waar overigens sprake was van Chinezen, werden daarmede de Boerjatten bedoeld, die een belangrijk deel vormen van de bevolking van
Oost-Siberië. Zij vormden uit de aard der zaak ook een bestanddeel van het Rode Leger en onderscheidden zich door grote dapperheid.
Dagelijks gingen we al vóór het ontbijt naar het station om over reisgelegenheden te informeren, want, nu reeds gebleken was, dat de spoorweg weer in berijdbare toestand verkeerde, kon elk ogenblik een trein in de richting van Irkoetsk vertrekken, zonder dat zulks van te voren bekend was. Op de derde dag kwamen dan ook onze Russische vrienden terug, met de boodschap, dat hals over kop moest worden opgebroken.
Met onze bagage op een wagen geladen, trokken we naar het station, waar we van twee autoriteiten een vergunning moesten krijgen om in deze militaire trein naar Irkoetsk te vertrekken. Dit gelukte wonder boven wonder, dank zij de talenten van onze vriend Michelson. Dat we daarbij enige spannende momenten doormaakten laat zich begrijpen. In een veewagen met veertig lotgenoten maakten we het ons zo gemakkelijk als de omstandigheden het toelieten, waarbij we ons in het bezit van al onze veertien stuks bagage konden verheugen.
Van onze medereizigers hoorden we ook een en ander over de krijgsverrichtingen. We laten de bloedige beschrijvingen, die voor ons uit de aard der zaak oncontroleerbaar waren, achterwege. Interessant was echter de beschrijving van de laatste militaire gebeurtenissen, die een zo snelle en volledige catastrofe hadden mogelijk gemaakt.
De Rode Troepen hadden namelijk aansluitende aan het Baikalmeer langs
| |
| |
de zuidzijde zeer sterke stellingen en zij beheersten de gehele spoorweg aan deze zijde van het Meer zowel als het Baikalmeer zelf.
Het was echter aan de vijand gelukt (met een) grote omtrekkende beweging door uiterst moeilijk bergachtig terrein een troepen-afdeling achter het Rode front te brengen, de spoorweg aldaar af te snijden en zo een geweldige verwarring te veroorzaken. Hoewel deze afdeling niet groot was, verscheen ze zo onverwachts, dat een paniek was ontstaan en het Rode Leger in énen door werd teruggedreven naar Werchnja-Oedinsk en Tsjita. Gedurende deze overhaaste terugtocht werd het leger verstrooid en leed zeer zware verliezen. Men had zelfs geen tijd de bruggen op te blazen, hetgeen de vervolging uiterst gemakkelijk maakte, wat dan ook de oorzaak werd, dat het Rode Leger zich feitelijk niet meer kon herstellen, en sindsdien in meer locale groepen werd opgelost. Het overschot van de internationale leger-afdeling, voor zover niet vernietigd en van andere onverzoenlijke elementen, die zich niet onbemerkt in de bevolking konden of wilden oplossen, trok zich ten slotte terug in het gebied ten noorden van de Amoer in Oost-Siberië, waar zij zich hebben weten te handhaven.
Van daaruit hebben deze later, na onder grote ontberingen de felle winter te hebben doorstaan, de strijd voortgezet met hun partisanen-afdelingen, die telkens opnieuw nu hier en dan daar onverwachts opdoken. Terwijl de gealliëerden door onderlinge geschillen en intriges niet in staat waren krachtig op te treden en de Japanse soldaten met de bacil van het bolsjewisme werden besmet, greep de opstandige beweging der boeren en arbeiders steeds sneller om zich heen. Daarvoor zorgde vooral het wrede wanbeheer van Koltsjak en zijn bende parasieten. Maar het was niet minder belangrijk dat een aantal revolutionaire strijders met ontembare energie en moed, steeds weer elke gelegenheid aangreep om tot de aanval over te gaan, en zo steeds grotere groepen der bevolking om zich schaarden (en) de Sowjet-Republiek opnieuw nu voor goed vestigden.
| |
in Tseljabinsk
In Tseljabinsk kwamen we op een zondagmorgen - 26 augustus - zeer vroeg aan. Op en om het station was de gewone drukte en alle wachtkamers waren gevuld met slapende en kamperende mensen. Hier waren
| |
| |
bovendien ook alle enigszins beschutte hoekjes van perrons en gangen ingenomen door families, die geen onderdak konden krijgen. In de weinige hotels van het stadsgedeelte, dicht bij het station, was ook geen enkele plaats onbezet en we wandelden dus naar de eigenlijke stad, die op ruim een half uur van het station begint. De bagage bleef voorlopig in de garderobe. Michelson was thans in een zeer opgewonden toestand, want in Tseljabinsk had hij een gedeelte van zijn jeugd doorgebracht en hier moest nog een broer en andere familie wonen, die hij in jaren niet had gezien. Hij had ons al veel verteld van de heerlijkheden van deze stad, en ging ook thans voort ons op allerlei opmerkzaam te maken, hoewel het plaatsje tot zijn overdreven loftuitingen niet zo heel veel aanleiding gaf. Het bleek echter een stadstuin te bezitten met een muziekhal, verder een volkshuis en een theater. Overigens vertoont Tseljabinsk het typische karakter van een Siberische stad met enkele brede, slecht geplaveide straten, een bonte mengeling van houten en stenen huizen, een riviertje en een berkebos rondom de stad, verder een belangrijke markt en veel winkels en kerken. Typisch is ook hier, dat het station ver buiten de stad ligt, zodat grote terreinen voor uitbreiding tussen het stadje en het station beschikbaar blijven en tot een onregelmatige bebouwing aanleiding geven.
We zochten allereerst het huis van de broer van Michelson en vonden het zonder veel moeite. Terwijl Michelson zijn verbaasde familie ging bezoeken, wachtten wij in een naburig plantsoentje, waar we gelegenheid hadden verschillende zondagstypen op te nemen en ons in bespiegelingen over het Russische leven te verdiepen.
Na enige tijd kwam Michelson terug in gezelschap van een jongere broer, die ons zou helpen een onderdak te vinden. Dit was allerminst eenvoudig, daar de stad niet alleen overvol was, maar er nog dagelijks allerlei missies van de Gealliëerden en een eindeloze stroom van militairen van verschillende nationaliteiten aankwamen.
Ten slotte vonden we echter toch een kamer, die wel niet vrij was, maar spoedig vrij zou komen, terwijl men ons wilde toestaan inmiddels op een trapbordes te kamperen. We zouden daar dan met een laken een hokje kunnen afscheiden en dan op onze matrassen kunnen slapen, voor zover het verkeer op de trap dat toeliet. Gelukkig kwam de kamer inderdaad spoedig vrij, al moesten we het ook hier wederom stellen met één vertrek
| |
| |
en één een-persoons bed voor ons vieren. Daar er voorlopig geen kans was verder te reizen, haalden we onze bagage met een wagen van het station en maakten het ons zo gemoedelijk mogelijk. Na een Russisch bad en een nacht van ononderbroken slaap, voelden we ons dan ook weer kip-lekker.
's Morgens vroeg gingen Bartha en ik gewoonlijk naar de markt om brood te kopen, dat men hier kon krijgen tegen betaling van veertig kopeken per pond, en één roebel voor wittebrood. Op de markt kochten we dan appels, worteltjes, zure room, kaas en melk, zodat we waarlijk geen gebrek behoefden te lijden. Ook stonden we soms nog wat vroeger op en gingen dan wandelen in het bos aan de buitenzijde van de stad waar we genoten van de verrukkelijke zonsopgang, die een toverachtig effect gaf tussen de niet zeer dicht staande berken en dennebomen. Deze combinatie van berken en dennen treft men in heel Siberië aan, en de tegenstelling tussen de donkere, statige dennebomen en het tintelende, fijne en bewegelijke berkenloof, aan de zich scherp aftekenende zilveren stammen, was altijd weer opnieuw een blijde verrassing.
In het stadje zelf was het levendig genoeg. Voortdurend vertoon van militaire troepen, waaronder de Tsjecho-Slovaken domineerden, maar waarbij ook Serven en tal van andere nationaliteiten werden aangetroffen. Dagelijks werden nieuwe recruten van de gemobiliseerde bevolking geoefend. Even regelmatig passeerden transporten gevangenen de hoofdstraat. De gevangenissen waren dan ook tot berstens toe vol en in een gebouw, dat tot tijdelijke gevangenis was ingericht zag men de ongelukkigen zich verdringen voor de vensters om licht en lucht. Duizenden waren gevangen gezet ( ) maar men vreesde terecht alles wat arbeider was. Het bleek ons al spoedig, dat al deze maatregelen de organisaties van de arbeiders niet konden onderdrukken. Vakverenigingen van mijnwerkers en andere arbeiders bleven bestaan en daarin vonden de Bolsjewiki een uitstekend terrein voor hun ondergrondse propaganda. In enkele vakbladen werden zelfs, weliswaar bedekt maar toch vrij duidelijk, communistische beginselen verkondigd.
Terwijl wij ter plaatse waren verscheen bijvoorbeeld een manifest van de mijnwerkers, waarin openlijk tegen het nieuwe bestuur werd opgeroepen. De regering zond daarop troepen naar het mijngebied en liet de leiders
| |
| |
arresteren, maar een werkstaking dwong de regering hen weder in vrijheid te stellen. Een neef van Michelson bracht ons in verbinding met de secretaris en voorzitter van de vakorganisatie en zo maakten we kennis met enkele Bolsjewiki en hun ondergrondse arbeid. We vernamen nu ook een en ander over Moskou, van iemand, die daar niet lang geleden was geweest en over Samara, waar de zogenaamde ‘Internationalisten’ destijds een eigen republiek hadden. Onzerzijds konden we natuurlijk een en ander meedelen over de Europese en Amerikaanse arbeidersbeweging en zo vonden enkele vruchtdragende besprekingen op onze kamer plaats. Verder kon onze tijd nog enigszins nuttig worden besteed door journalistiek werk voor de plaatselijke pers.
Onze pogingen om vergunning te krijgen tot verder reizen hadden intussen geen succes. Daarbij kwam nog, dat de spoorweg tussen Tseljabinsk en Oefa werd vernield door een Bolsjewistische Partisanen-afdeling, die zich in dit gebied had weten te handhaven en nu zuidwaarts trok. Bovendien was het moeilijk uit te vinden welke autoriteit eigenlijk voldoende bevoegdheid bezat. Het civiele bestuur verwees ons naar de militaire commandant, en omgekeerd, en onder de talrijke aanwezige missies van de Entente scheen geen orgaan te bestaan, dat een beslissende leiding gaf.
Bij één van onze bezoeken aan de militaire commandant maakten we nog een merkwaardig voorval mee. Toen we de tijdelijke gevangenis passeerden, die met éne zijde aan een groot plein grensde en schuin tegenover het militaire hoofdkwartier was gelezen, trachtte één der gevangenen door gebaren en kreten onze aandacht te trekken. Hoewel er een schildwacht langs de ramen heen en weer liep, ging Michelson naar de man toe, en tot onze grote verwondering liet de schildwacht, een Tsjecho-Slovakisch soldaat, niet alleen toe, dat enige woorden werden gewisseld, maar toen een gesprek uit het hooggelegen raam vrijwel onmogelijk bleek, veroorloofde hij Michelson in de gevangenis te gaan en daar een kort onderhoud te hebben. De gevangene, die van Joodse afkomst was, verzocht uit naam van enkele mede-gevangenen een verzoek te willen overbrengen om althans met de aanstaande Joodse feestdagen enige extra voedingsmiddelen te doen verstrekken. Het verzoek was bij Michelson in zoverre aan het goede adres, omdat zijn broer voorzitter was van een Joods hulpcomité, dat dan ook dadelijk de nodige maatregelen
| |
| |
nam. Maar nu kwam een grote verrassing: de Joodse gevangenen als geheel weigerden deze gaven te ontvangen, tenzij ook alle andere gevangenen dezelfde gunsten zouden deelachtig worden.
Bij de familie Michelson werden we een paar maal op de thee genodigd, en we bezochten ook familie van familie, zodat we enigszins met de, in deze kring heersende, patriarchale verhoudingen bekend werden. De broer was reeds een vijftiger en had verscheidene kinderen, van zeer uiteenlopende levensomstandigheden. Maar allen vormden toch met een aantal neven en aangetrouwde familie een vast geheel waarvan het huis van de broer het middelpunt was. Dit was een ruim huis, vrij staande op een binnenplaats, aan een der hoofdstraten gelegen en met de nodige bij- en nevengebouwen. Het was eerst door de Bolsjewiki en thans door de Witten voor woonruimte gerequireerd. Het woninggebrek was namelijk zeer nijpend, daar de bevolking meer dan verdubbeld was. De broer van Michelson was de autoriteiten echter vóór geweest, door een gedeelte van zijn huis te verhuren en overigens zoveel familieleden en kennissen bij zich in te nemen, dat al heel weinig requireerbare woningruimte meer overbleef. Toen de Bolsjewiki de macht veroverden had hij bovendien zijn paarden verkocht, waarvan hij thans weer een span had aangeschaft. In alles wist hij zich onmiddellijk aan te passen, maar vooral slaagde hij er steeds in, de hartstocht van zijn leven ‘geld verdienen’ onder alle omstandigheden te bevredigen. Grote leveranties van voedingsmiddelen, onder andere aan de gevangenissen, had hij evengoed weten af te sluiten met het Bolsjewistisch bestuur als met de tegenwoordige regering, en altijd was hij enigszins op een persoonlijk vertrouwelijke voet met de machthebbers. Het was eigenaardig hem te horen vertellen, hoe bijvoorbeeld het beambtenpersoneel in de gevangenissen onder beide bestuursvormen in hoofdzaak hetzelfde was gebleven, als destijds onder de Tsaar, en hoe deze mensen steeds tevreden gesteld moesten worden door kleinere of grotere omkoperijen. Maar toch was er een groot verschil geweest in hun uiterlijk optreden. Terwijl ze onder de Tsaar zeer onderdanig en
kruiperig waren, hadden deze zelfde mensen gedurende de korte Bolsjewistische periode een houding aangenomen van vrijheid en gelijkheid. Hun gehele optreden was opvallend gewijzigd en zij hadden zich een soort familiariteit eigen gemaakt met de gevangenen, zowel als met de autoriteiten. Na het vestigen van de mensjewistische
| |
| |
‘Siberische Republiek’ waren de oude gewoonten weer dadelijk teruggekeerd. Een dergelijke verandering tweemaal in een zo korte periode, is wel merkwaardig, vooral omdat zij zeker meer onbewust dan opzettelijk plaats vond.
In de grote huiskamer van de familie Michelson, waar op een lange tafel een geweldige ‘samovar’ prijkte, was het in de regel een komen en gaan. Het vaste punt vormde daarbij de moeder des huizes, aan het hoofd van de tafel naast haar samovar. De zoons en dochters of schoondochters, het nieuwere geslacht dus, dat nooit materiële zorgen had gekend, vertoonde de boudst denkbare schakering van karakters en opvattingen. Daar was onze reisgenoot, een volbloed Bolsjewiek, en één van de jongere zoons, die in stilte met de revolutionaire arbeiders samenwerkte; een ander, die zich socialist noemde, maar reeds lang alle illusies en alle hoop had opgegeven; daar waren een paar Zionisten, waarvan één in Palestina was geweest en met een Hollander een tocht te voet door Arabië en Egypte had ondernomen, waarvan de kosten uit de verkoop van prentbriefkaarten en de steun van geloofsgenoten werden bestreden; een andere dochter was nog in Palestina om voor het Zionisme te ijveren; daar was een echtpaar, dat bij de familie inwoonde zonder zich om eigen inkomsten druk te maken, daar waren jongere leden van het patriarchale gezin, die maar één streven hadden om zoveel mogelijk kennis te verzamelen; daar was tenslotte de vader, de succesvolle zakenman, die geheel Rusland en Siberië op zijn duimpje kende, die niets van het Bolsjewisme moest hebben, maar voor wie familiebelangen en de Joodse zaak boven al deze dingen uitgingen, een man met geweldige energie, grote mensenkennis en een onuitputtelijk geduld en aanpassings-vermogen. Men kan zulke figuren alleen beoordelen in de Russische omgeving, waar de Joden in alle opzichten vervolgd en gekweld werden. Onder het Tsaristisch regiem werden zij van de ene plaats naar de andere gedreven, zonder zich wettelijk ergens anders te kunnen vestigen, dan in daarvoor aangewezen plaatsen en wijken, waar het natuurlijk al heel ongunstig was om zaken te doen. Om onder zulke
omstandigheden een fortuin te verzamelen vereist heel wat eigenschappen en het zou niet billijk zijn zo iemand een verwijt te willen maken over de te grote plooibaarheid, die tenslotte het karakter moet aantasten, of over het feit, dat het geld verdienen een ware hartstocht wordt. Het was voor mij bepaald
| |
| |
een genoegen in dit bonte, veelzijdige milieu te verkeren, en een verrassing te zien, hoe dit sterke familieleven zoveel heterogene elementen wist te verbinden.
De heer des huizes kon er maar niet over uit, dat hij niet geweten had, dat zijn jongere broer in Irkoetsk was en dat deze niet van daar had getelegrafeerd. Er zouden op dat moment ‘prachtige zaken’ te doen zijn geweest, maar het was voor hem uiterst moeilijk de reis te ondernemen.
Wat hem echter nog meer prikkelde, was te weten, wat eigenlijk het doel van onze reis naar Moskou was. Voor alle zekerheid deelden we niet mede, dat we Bolsjewiki waren, hoewel onze sympathieën in die richting wel bleken. Maar in ieder geval kon de oude Michelson zich niet voorstellen, dat een ingenieur onder deze omstandigheden naar Rusland zou gaan, zonder daarbij minstens ook een ‘zakelijk’ doel na te streven.
Hij deed dus alle moeite achter dit doel te komen en het was hem een zichtbare kwelling, dat hij daarin niet slaagde. Nog op het allerlaatste ogenblik, toen we afscheid van de familie genomen hadden, hield hij mij op de binnenplaats terug, en deed toen onomwonden een voorstel gezamenlijk zaken te doen in Rusland, waartoe hij zijn financiële medewerking aanbood.
Gedurende ons verblijf in Tseljabinsk wist deze broer van Michelson zich nog een groot contract te verzekeren voor de levering van brood gedurende een geheel jaar aan de te verwachten Japanse en Gealliëerde troepen.
Het ging over een enorm bedrag en er zouden een aantal nieuwe ovens worden gebouwd. Voor ons was dit een aanwijzing dat we onze pogingen om deze plaats te verlaten moesten verdubbelen en ons hart kromp ineen, als we dachten aan hetgeen Rusland van deze zijde door die nieuwe troepenzendingen zou bedreigen.
Erger was dat ons hier het bericht bereikte van de aanslag op Lenin, welk bericht ook door onze vrienden uit de arbeidersbeweging werd bevestigd. We wisten zelfs niet of de zo onmisbare leider nog leefde en een spoedig herstel scheen in ieder geval uitgesloten. Op dit moment waren Samara en Kazan in handen van de witten, het gehele zuiden was aan de vijanden verloren en vanuit het noorden dreigden de Engelse troepen, terwijl in Jaroslav en elders binnenlandse moeilijkheden tot een strijd hadden gevoerd. De actie van de sociaal-revolutionairen, waarvan de aanslag op Lenin een uiting was, scheen nu de moeilijkheden wel bijna onoverkomelijk
| |
| |
te maken. In ieder geval bleek het voor ons uiterst noodzakelijk geen dag te verliezen.
Bijna dagelijks begaven we ons naar het station, vanwaar nu weer treinen in de richting Samara vertrokken. Een paar Russen uit Amerika, die hier inmiddels aangekomen waren hadden door omkoperij een vergunning voor de reis veroverd, en deelden ons bereidwillig de weg daartoe mede. Toen wij echter dezelfde beambte wilden benaderen, bleek deze juist benoemd tot commissaris van politie. Eerst na een aanwezigheid van in totaal tien dagen slaagden we er eindelijk in de medewerking te verkrijgen van de militaire commandant van het station, nadat we betoogd hadden, dat we noodzakelijk met een Europese consul overleg moesten plegen, die zijn hoofdkwartier in Samara had. De vergunning werd tenslotte dan toch bekrachtigd en zo zaten we weer met onze bagage in een overvolle wagon. Bij ons vertrek speelde zich nog het volgende typische voorvalletje af. Toen de trein juist zou vertrekken, kwamen een paar soldaten nogmaals inspecteren. Zij maakten formele bezwaren tegen de bagage van verschillende passagiers, die naar hun mening eerst geopend moest worden. Daar er echter geen tijd meer was voor een dergelijk onderzoek, openden zij het vensterraampje van onze wagon en smeten stuk voor stuk de bagage naar buiten, waar ze door een paar collega's onmiddellijk in ontvangst werd genomen en weggevoerd. Inmiddels was de trein reeds in beweging en de wanhopige protesten van de reizigers waren natuurlijk vruchteloos.
Wij zaten in één afdeling met een aantal passagiers, die ook heel wat bagage bij zich hadden en tot ons geluk lag die dichter bij het venster. Daar de trein al spoedig te veel vaart had, kwam men aan onze bagage niet meer toe. De beroofde reizigers huilden van woede, en telefoneerden vanaf het volgende station over het geval, maar voorlopig zonder resultaat.
| |
in Samara
Samara leverde voor ons een grote verrassing. Voor het eerst sinds lange tijd voelden we ons weer in een werkelijk Europese stad, met een eigen stadsbeeld, goed verzorgde huizen en straten en heerlijk gelegen aan de oever van de Wolga. Met een tram, o luxe, reden we van het station naar
| |
| |
het centrum, en wandelden allereerst naar en door het park, dat op de hoge oever van de Wolga ligt en vanwaar men een verrukkelijk uitzicht heeft op deze grootste en indrukwekkendste onder alle Europese rivieren. De rivier maakt bij Samara een geweldige bocht, terwijl zich op de achtergrond aan de verre horizont bergen verheffen. Tussen deze bergen en de hoge oever, waarop Samara ligt, strekt zich een grote vlakte uit.
Op de rivier lagen vrij veel schepen en stoomboten, waarvan sommige stoom op hadden, zodat blijkbaar verkeer op de Wolga plaats had.
Enkele grote graanelevators herinnerden ons dadelijk aan de belangrijkheid van deze plaats voor de graanvoorziening van Rusland. Wat verder op zag men een aantal petroleumtanks en enige fabrieken en langs de oever een gehele reeks aanlegsteigers, waar allerlei goederen in de open lucht opgestapeld waren.
We kwamen zeer vroeg aan en genoten nog in de morgenuren van deze eerste indruk, die alleen werd gestoord, door dat in het park verscheidene nieuwe groepen rekruten werden geoefend, die het tegen de Roden zouden moeten opnemen.
Zonder bepaald doel wandelden we door enkele hoofdstraten en verheugden ons kinderlijk over de grote winkels, de vele café's, de geasfalteerde straat, de grote huizen en het drukke verkeer van voorbijgangers. We kochten hier een paar Russische leesboekjes, zoals die in de eerste klasse van de lagere school gebruikt worden, daar we tot nog alleen enkele mondelinge lessen van onze reisgenoten hadden gehad. Samara was destijds de hoofdstad van het rijk der ‘Internationalisten’, die in een soort broederlijke onenigheid leefden met de Mensjewiki van Tseljabinsk. In verschillende opzichten rekenden zij zich meer links dan hun bondgenoten en zij hadden hoop, dat een congres van leden van de, door de Bolsjewiki uiteengejaagde ‘Constituante’ zich ten hunnen gunste zou uitspreken. In Tseljabinsk had men ons gezegd, dat de vervolgingen hier minder hevig waren en dat de vakverenigingen een grotere en meer open invloed uitoefenden. Ook de misleidende naam ‘Internationalisten’ gaf ons een onbestemde hoop, dat we hier weinig moeilijkheden zouden ondervinden. We besloten daarom allereerst deze ‘Internationalisten’ eens op te zoeken en begaven ons naar hun hoofdkwartier.
Onze Russische vrienden hadden daar een langdurig onderhoud met een
| |
| |
paar vooraanstaande leiders dezer politieke groep, waaronder ook enkele arbeiders, die zeer verlangend waren een en ander omtrent de situatie in Europa en Amerika te vernemen.
Een van onze Russische vrienden maakte ook kennis met de redacteur van het plaatselijk orgaan, en men vroeg hem reeds dadelijk daarvoor artikelen te schrijven. Hoewel de gesprekken natuurlijk uiterst voorzichtig werden gevoerd, voelden we toch al spoedig dat dit bezoek niet zonder gevaar was. Vooral toen er een paar Tsjecho-Slovakische officieren binnenkwamen en dadelijk tegenover de ‘Internationalistische’ arbeiders een arrogante toon aansloegen, begrepen we dat hier de militaire dictatuur niet minder oppermachtig was, dan binnen het grondgebied der Mensjewistische ‘Republiek’. De officieren namen ons met achterdochtige blikken op en informeerden blijkbaar wie en wat we waren. We vonden het dan ook geraden ons snel uit de voeten te maken met de verzekering, dat we spoedig wel eens terug zouden komen, en allerminst gerust over onze onvoorzichtigheid.
Een paar uur later, toen we in een van de hoofdstraten liepen, kwam ons een militaire automobiel achterop, waarvan de inzittenden zich blijkens hun blikken en gebaren met ons bezighielden. Op enige afstand liet men de auto stoppen en één van de inzittenden stapte uit, nam ons op en pleegde overleg met de anderen. We voelden ons begrijpelijkerwijze (niet) op ons gemak, maar konden niet anders doen dan zo onverschillig mogelijk doorlopen. Toen we dicht bij de auto kwamen, steeg men weer in en reed verder. We herademden, maar hadden het gevoel, dat de aangelegenheid hiermede nog niet was afgedaan, wat dan ook spoedig bevestigd werd. Ons hoofdkwartier hadden we voorlopig opgeslagen in de stationswachtkamer maar nadat gebleken was, dat verder reizen heel wat formaliteiten zou vereisen, zochten we een kamer en slaagden daarin ergens in een achteraf gelegen hotelletje. De bagage, die aan het station in depot was gegeven, moest daarheen worden getransporteerd, en Michelson en ik waren daarover met koetsiers aan het onderhandelen, toen we plotseling omringd werden door een patrouille Tsjecho-Slovakische soldaten. Terwijl zes man de gevelde bajonetten op ons gericht hielden, deelde de commandant van de patrouille in het Russisch mede, dat hij bevel had ons te arresteren. We bleven gelukkig kalm, slaagden er zelfs in hartelijk te lachen en toonden onze papieren, onder mededeling
| |
| |
dat hier blijkbaar een vergissing in het spel was. Onze passen en enkele andere papieren, maakten niet de minste indruk, maar toen we de brief van de Hollandse consul uit Wladiwostok aan de commandant van het Tsjecho-Slovakische leger te voorschijn brachten, en de leider der patrouille zich overtuigde, dat daarop inderdaad het stempel van het hoofd-commando van de Tsjecho-Slovakische troepen voorkwam, geraakte hij toch in verwarring en bood ten slotte zijn excuses aan. We waarschuwden voorzichtig Bartha en onze Russische reisgenoot, die beiden in de wachtkamer van het station gebleven waren, en gingen elk afzonderlijk langs een omweg naar ons hotel terug, nadat we onze bagage nog op een handkar hadden geladen, waarbij we niet verder werden lastig gevallen. Deze gunstige afloop hadden we waarschijnlijk mede te danken aan het feit, dat de autoriteiten inmiddels aan ernstiger dingen hadden te denken. Reeds de volgende dag kon men in de stad een grote spanning waarnemen. Er gingen allerlei geruchten en de dagbladen schreven geheimzinnige en verdachte dementies. We hoorden hoe een kleine straatjongen met stralende ogen tegen een collega riep: ‘De Roden komen’ en overal vormden zich groepjes om de nieuwe ontwikkeling te bespreken. Bulletins, die eerst nog geruststellend luidden, moesten al spoedig de hoofdzaak toegeven: Kazan was in handen der Roden gevallen. Dit kwam voor ons volkomen onverwachts en betekende vrijwel het eerste belangrijke succes van het Rode Leger na een reeks van tegenslagen. Later heb ik Kazan bezocht en de heuvel gezien tegenover deze stad, die de Wolga in beide richtingen beheerst en in deze strijd de beslissende rol heeft gespeeld. Deze heuvel was destijds door sterke artillerie der Witten bezet en scheen een onoverkomelijke hindernis voor de Rode Wolga-vloot, die de Bolsjewiki met grote moeite en volharding vanuit Petrograd langs het ingewikkelde systeem van kanalen en sluizen naar de Wolga hadden weten over te brengen.
In een nachtelijke aanval was het enkele dezer schepen gelukt onder en voorbij deze duchtig versterkte heuvel tegenover Kazan te komen. Dit was uit een militair oogpunt zeker een vrij onverantwoordelijk waagstuk, maar zoals het wel meer gaat, veroorzaakte dit bij de vijand verwarring en misverstand en leidde tenslotte tot de val van Kazan. Nu lag echter ook de weg naar Samara open, daar de Witten geen vloot van betekenis bezaten en de Rode troepen, gesteund door het vuur van hun schepen een uiterst
| |
| |
gevaarlijke tegenstander werden. In allerijl werden dan ook in Samara militaire maatregelen getroffen; in alle richtingen marcheerden troepen van verschillende formaties, sommige afdelingen tot onze niet geringe ergernis onder het zingen van internationale strijdliederen.
Voor ons werd het nu meer dan ooit zaak, deze stad snel te verlaten. Niet alleen omdat de zenuwachtigheid van de machthebbers voor ons gemakkelijk funest kon worden, maar ook omdat een bombardement door de Roden en de daarop volgende algemene verwarring weinig aantrekkelijks had. Men scheen echter vast besloten tot verdediging van de stad tegen de onvermijdelijke aanval. Militaire afdelingen bewogen zich voortdurend in de richting van het station, blijkbaar om de vijand tegemoet te trekken. Maar daardoor verbeterde de kans voor ons om per spoor de stad te kunnen verlaten allerminst. Met gemengde gevoelens zagen we hoe de enorme goudvoorraad uit de Samarase banken op grote vrachtwagens in een eindeloze optocht onder militair geleide werd weggevoerd. Beter dan iets anders bewees ons dit de vrees van de machthebbers, maar het was toch niet aangenaam, dit alles voor onze Rode vrienden verloren te zien gaan. En het zou inderdaad nog vrij lang duren, eer het overschot van deze schatten in het hartje van Siberië kon worden achterhaald.
| |
door niemandsland
Naarmate we verder gingen, werden de heuvels wat hoger, met in toenemende mate bos op de heuvels en bij de dorpen. Opvallend was het zeer grote aantal nieuwe huizen van het gebruikelijke schilderachtige type uit op elkaar gestapelde afgevlakte boomstammen. Deze stammen zijn dan aan de uiteinden zwaluwstaartvormig ingekeept en steken vaak nog wat door, waarmede een zeer gunstig uiterlijk effect door schaduwwerking wordt verkregen. Het geheel wordt verlevendigd door de zich scherp aftekenende, versierde kozijnen en de vaak kunstig gesneden brede houten lijsten langs de dakgoten.
Het geheim van de algemene bouw-woede bleek daarin te bestaan, dat de Sowjets de bossen aan de boerengemeenten ter beschikking had gegeven. Deze haastten zich daarvan een nuttig gebruik te maken. Onze weg voerde ons meermalen door uitgestrekte bossen en het was een
| |
| |
bijzondere sensatie deze trajecten bij avond of nacht af te leggen. Het ondoordringbare donker en de omstandigheid, dat men zich in ‘niemandsland’ bevond, waar ieder ogenblik een patrouille op kon duiken en nu en dan enkele verwijderde schoten vielen, gepaard met de vele geheimzinnige geluiden van 'n zomernacht, dat alles werkte sterk op ons in, en veroorzaakte een spanning, waarvan de herinnering ook nu nog levendig is.
Eindelijk, omstreeks middernacht, reden we op een dorp toe, om daar wat uit te rusten. We verheugden er ons al in, onze moede leden te kunnen uitstrekken en ik maakte Bartha, die ingedommeld was, juist wakker, toen uit de duisternis een ruiter op ons toesprong, en ons staande hield, vlak bij de ingang van het dorp. We hadden natuurlijk geen enkel papier, dat onze aanwezigheid daar kon rechtvaardigen en onze bagage kon al heel licht een zeer begrijpelijke hebzucht prikkelen, zodat we reeds meenden dicht bij de haven nog hopeloos gestrand te zijn. De militair bleek een Tsjecho-Slovaak te zijn, wat voor ons in ieder geval beter was dan in handen te vallen van een Tsaristische Witgardist. We brachten natuurlijk eerst ons paspoort te voorschijn, dat bij het gebrekkige lichtschijnsel van een lantaarn slechts zeer onvoldoende kon worden onderzocht. Tenslotte moest natuurlijk de brief van de Tsjecho-Slovakische leger-commandant uit Wladiwostok weer dienst doen. Wij zaten in de tweede wagen en konden alleen zien, dat Michelson zijn beste krachten inspande om de Tsjecho-Slovaak te overtuigen, maar konden onze ogen toch nauwelijks geloven, toen de wagen eindelijk doorreed en de ruiter ook aan ons verder geen aandacht besteedde. Het bleek, dat de militair had besloten, dat onze papieren de volgende morgen aan een nader onderzoek zouden worden onderworpen. Tot dit besluit had vermoedelijk niet weinig bijgedragen de omstandigheid, dat de militaire wachtpost in een nabijgelegen boerenwoning een groot feest had aangericht, en men niet gaarne gestoord wilde worden. Gezang van vrouwen en soldaten drong tot ons door en onze Tsjecho-Slovaak haastte zich terug naar de gezelligheid. Onnodig te zeggen, dat we de volgende morgen al heel vroeg op stap waren en zeker lang voordat de soldaten van de patrouille hun roes hadden uitgeslapen.
Tegen de morgen van de volgende dag bereikten we eindelijk de woning
| |
| |
van onze voerman, waar we gastvrij werden opgenomen. Men achtte het veiliger in het nu komende gebied niet overdag te reizen, en we moesten dus hier een hele dag ophouden. Een ontbijt met eieren, warme melk, thee en champignons bracht ons weer tot ons zelf, en we kregen gelegenheid met een Russische boerenfamilie wat nader kennis te maken. Het huisje was, evenals zoveel andere nieuw gebouwd, maar niet groot. In de enige woonkamer werd een belangrijk gedeelte van de ruimte ingenomen door de enorme gemetselde kachel, waarin ook het brood wordt gebakken. De grote horizontale ovenruimte wordt daarbij eerst verwarmd door het branden van hout en takkebossen, totdat de gehele stenen massa warm is, die dan nog geruime tijd warm blijft. Nadat de as in een hoek is geveegd, wordt dan in dezelfde ruimte gebakken of gekookt, waarbij gelijktijdig allerlei spijzen kunnen worden toebereid of verwarmd. Daartoe worden de potten (en) pannen met een lang gesteelde houten schep in- en uitgeschoven. De warmte is natuurlijk tamelijk gelijkmatig en wanneer de hitte te veel afneemt, wordt alles uit de kachel verwijderd en stookt men daarin opnieuw takkebossen. Gewoonlijk wordt eerst brood gebakken en is daarna de warmte nog voldoende voor het bereiden van de maaltijd. De meest geliefde plaats 's winters in zo'n woning is boven op deze kachel of oven waar plaats is voor meerdere personen, waarbij ouden en zieken de voorrang hebben. Toen onze voerman zich na zijn vermoeiende tocht gewassen had werden dan ook enige kinderen van de kachel gejaagd om plaats te maken voor hun vader terwijl Bartha en ik later na voldoende kennismaking met de familie eveneens tot dit heiligste heiligdom werden uitgenodigd. We lagen daar zeer welgemoed, hoewel alles begrijpelijkerwijze met een laag stof en vuil bedekt was en al het kleinere gedierte zich tot warmte aangetrokken voelde. Het was raadselachtig, hoe in een nieuw huis zo'n geweldig aantal kakkerlakken zich kon hebben verzameld.
De kinderen zagen er gezond en gevoed uit. Uit het gesprek bleek, dat de jongens op school gingen, maar toen we de meisjes vroegen, kregen we ten antwoord, dat ze bang waren uitgelachen te worden en daarom de school niet bezochten. Blijkbaar was het leren voor meisjes in deze omgeving toen nog een uitzondering. In de loop van de dag kwamen verschillende familieleden en kennissen eens een kijkje nemen en een praatje maken met de vreemdelingen. Daaronder was allereerst de
| |
| |
onmisbare grootmoeder, waar(op) de jongsten onmiddellijk van de kachel, die ze weer heroverd hadden, verhuisden. Grootmoeder kon zich maar niet begrijpen, dat Bartha niet in staat was haar vele vragen in vloeiend Russisch te beantwoorden. Het was voor ons prettig in deze gezellige gastvrije omgeving een gehele dag tot rust te komen en weer eens behoorlijk gevoed te worden. Onze voerman besteedde de middag om 'n Russisch bad te nemen daarin gevolgd door zijn vrouw en het jongste kind. Later werden we uitgenodigd de badinrichting te bezichtigen. We waren niet weinig verbaasd te bemerken dat in dit kleine dorpje een aantal badinrichtingen te vinden was. Over het algemeen had iedere groep bij elkaar staande huizen een badinrichting bestaande uit een voorruimte waar men zich uit- en aankleedt en zich met heet water en zeep afwast en een tweede ruimte voor het eigenlijke stoombad. In ons geval was de badinrichting bestemd voor vier gezinnen, ook de vrouwen maakten daarvan geregeld gebruik. Het gebouwtje was nog geheel nieuw, had weliswaar geen behoorlijk dak, maar werd toch reeds geregeld gebruikt. We dachten niet zonder ootmoed aan onze Hollandse zindelijkheid, die zich vaak niet verder uitstrekt dan de huizen en straten. Alle deelnemende gezinnen moesten om de beurt voor het aanvoeren van water, het stoken van het vuur en het schoonhouden zorgen. Onze gastheer kwam geheel verjongd en gesterkt uit zijn bad tevoorschijn en onderwierp daarna thuis zijn haren en zijn lange baard aan een intensief kamproces. Een knappend geluid bewees, dat zijn werk niet zonder succes was.
| |
in het rode Rusland
Zonder ook maar een enkele wachtpost te passeren reden we het rode stadje Koeznetz binnen en spanden uit op een binnenplaats, waar ook een aantal andere bezoekers van buiten hun wagens hadden gedeponeerd. Bartha bleef hier te midden van een modderpoel, waarin men tot over de knieën kon wegzakken, om op de bagage te passen, en wij gingen in het plaatsje een onderdak zoeken. We vonden spoedig een klein hotelletje en onze voerman transporteerde de bagage daarheen, waarna we afscheid van hem namen.
We hadden nu gelegenheid een warm maal te eten, ons te wassen en onze geradbraakte leden op een werkelijk bed uit te strekken. Na een paar
| |
| |
uur rust gingen we echter alweer op stap, teneinde een bezoek te brengen aan de plaatselijke Sowjet, waar we heel vriendelijk werden ontvangen, hoewel we natuurlijk volstrekt geen papieren bezaten, die onze loyaliteit ten opzichte van het Rode bewind konden bewijzen. Men gaf ons in overweging per spoor naar Pensa te gaan, waar onze reis dan nader zou kunnen worden geregeld. In Koesnetz vernamen we nog, dat er een nieuwe regeling bestond, waardoor het geoorloofd was, dat reizigers voor Moskou, per hoofd 1½ poed (1 poed = 40 pond) brood of meel meenamen. Dit was een concessie van 't Sowjet-bestuur om tegemoet te komen aan de geringe broodrantsoenen, die in het centrum van Rusland werden verstrekt. Verschillende fabrieken, coöperaties en dergelijke in Moskou en Petrograd konden nu op grond van deze bepaling delegaties naar de zuidelijke, graanverbouwende streken zenden, om meel te halen, dat dan onder de betreffende groepen werd verdeeld. De Sowjet van Koesnetz gaf ons de nodige papieren, die de vergunning tot het vervoer van zes poed meel of brood inhielden. We slaagden er die middag nog in op de markt ongeveer zes poed brood te kopen, hetgeen verdeeld over drie zakken, onze bagage niet weinig vermeerderde, maar terwijl we ons afzwoegden onder de zware lasten, dachten we aan de verheugde gezichten van onze vrienden in Moskou, als we daar met zulke kostbare gaven zouden aankomen.
Hier kregen we ook voor het eerst de Prawda in handen, waaruit we wat naders omtrent de inwendige aangelegenheden der Sowjet-Unie te weten kwamen. Het gaf ons een geweldige emotie, nu alles wat zo veraf en sprookjesachtig onreëel had geleken, vaste vormen te zien aannemen.
Telkens werden in de krant nieuwe namen ontdekt van vrienden en kennissen, die een rol in het nieuwe Rusland speelden. Niet weinigen daarvan waren ons of onze vrienden nog uit Amerika bekend. Bartha en mij deed het vooral genoegen onze vriend Rosin uit Boston vermeld te zien als lid van het presidium van de Centrale Sowjet en het was ook een verrassing reeds in dit eerste nummer van de Prawda een feuilleton van onze landgenote Roland Holst te ontdekken.
Zo ging deze dag onder een reeks van indrukken voorbij en we brandden van ongeduld, om nu ook werkelijk het middelpunt van deze nieuwe wereld, Moskou te bereiken. Nog diezelfde avond zaten we dan ook in de trein naar Pensa. Daarbij reisden we weer in vrachtwagens, die zo mogelijk
| |
| |
nog meer volgepropt waren met mensen en bagage, dan die in Siberië.
Kort vóór Pensa vond een inspectie plaats door soldaten van het Rode Leger. Deze maakten bezwaar tegen het door ons meegevoerde brood, en wilden de geschreven vergunning, die wij daarvoor van de Sowjet van Koesnetz hadden gekregen, niet erkennen. Zij eisten in de eerste plaats een vergunning uit Moskou. Maar blijkbaar bestond er geen volle overeenstemming tussen de lokale autoriteiten, en bood (men) ons aan een schriftelijke verklaring te geven, dat ons brood officiëel in beslag was genomen. Toen echter bleek, dat we zouden moeten uitstappen om dit in orde te maken en de trein op het punt stond te vertrekken, zagen we van deze formaliteit af. Zo verloren we het grootste gedeelte van ons brood, dat nog slechts weinige uren in ons bezit was, nadat we onze overige veertien stuks bagage door alle lotswisselingen hadden kunnen meevoeren. Een eerste aanwijzing, dat we in het land waren aangekomen, waar de geheiligdheid van de eigendom niet meer van kracht was.
Na een gehele nacht in staande en zittende houding te hebben doorgebracht, kwamen we 's morgens in Pensa aan, waar we ons bij de Gepeoe beklaagden over het verlies van ons brood en men ons beloofde de zaak te zullen onderzoeken. Onze bagage lieten we in het depot van het station en we slaagden ergens onderdak te bekomen in 'n klein hotelletje, waarna we de Sowjet-autoriteiten bezochten.
Pensa bleek een stadje van middelmatige grootte, met goed geplaveid en goed onderhouden straten, verschillende grote winkels en een uitgestrekte markt in het midden van de stad. Een gedeelte van deze stad is gebouwd op een heuvel, zodat enige straten vrij sterk hellen. Op het hoge gedeelte en wel in het grote fraaie gebouw, dat vroeger het clubgebouw was van de Russische adel, zetelde de Sowjet.
Hier in Pensa maakten we kennis met de organisatie van buitenlandse communisten, waardoor we nu ook zonder hulp van derden, rechtstreeks werden ingelicht. Zelfs konden we in Rusland gedrukte Duitse kranten lezen, want de Duitse communistische groep, die voornamelijk onder de voormalige Duitse en Oostenrijkse krijgsgevangenen haar leden telde, gaf een eigen orgaan uit. In het clublokaal van de buitenlandse communisten lazen we een aantal nieuwe en oude nummers van deze krant en ontvingen de nieuwste brochures, zodat we al enigszins beter op de hoogte kwamen. Ook bezochten we het clubgebouw van de Russische
| |
| |
communisten en werden overal kameraadschappelijk ontvangen. Er bleek grote belangstelling te bestaan voor informaties omtrent het buitenland, terwijl men omgekeerd gaarne bereid was onze vele vragen omtrent het tegenwoordige Rusland te beantwoorden.
Het enige militaire vertoon, dat we in deze stad opmerkten, was een eenzame schildwacht voor het gebouw van de Sowjet, en die bleek nog bereid zijn post te verlaten om voor ons toegang te vragen, nadat we op een briefje het doel van onze komst hadden neergeschreven. Spoedig daarop bewogen we ons door de reusachtige zalen van dit voormalige adelspaleis en maakten we kennis met de secretaris en enkele leden van de plaatselijke Sowjet. Uit Koesnetz hadden we reeds telegrammen verzonden naar ons bekende communisten in Moskou, met het verzoek aan de Sowjet in Pensa te willen antwoorden.
Daar er echter nog geen bericht was binnengekomen, verzochten we aan de secretaris in Pensa zijnerzijds ook nog eens te telegraferen, want daar ter plaatse hadden we niemand, die voor onze identiteit kon instaan. De secretaris nodigde ons uit in het restaurant voor de Sowjet-beambten een eenvoudige maaltijd te gebruiken, waarbij we kennis maakten met enige zeer actieve en sympathieke partijgenoten. Het was zaterdag toen we in Pensa aankwamen en de daaropvolgende zondagmiddag hoorden we toevallig dat één van onze Russische kennissen uit New-York in Pensa een belangrijke functie bekleedde en juist die dag uit Moskou was teruggekomen. We haastten ons dus hem op te zoeken, en nadat van weerszijden het nodige was bijgepraat meende onze vriend, dat het volstrekt niet nodig was te wachten op een telegram uit Moskou. Hij kon ons gemakkelijk de nodige papieren verschaffen om naar Moskou door te reizen en zelfs een compartiment voor ons en onze bagage te reserveren voor de trein, die 's avonds naar Moskou zou vertrekken. We namen dit met beide handen aan en maakten in allerijl alles voor ons vertrek gereed. Inderdaad kregen we een coupé in de trein, waar Bartha zich installeerde om de bagage in ontvangst te nemen, die we aan het depot moesten afhalen. Bij deze gelegenheid spraken we echter Engels en Hollands en dit, gepaard met ons buitenlandse voorkomen en onze uitgebreide bagage wekte achterdocht. Men begon toen onze bagage te onderzoeken en hoewel daarin niets bepaald verdachts werd gevonden lag toch de verdenking van ongeoorloofde speculatie voor de hand en eindigde (men)
| |
| |
met ons te arresteren. We werden daarbij heel beleefd behandeld en in het kantoortje van de buitengewone commissie (Gepeoe) gebracht.
Daar deelde de voorzitter ons mede, dat er twijfel gerezen was aan de echtheid van de papieren, die door onze Penzase vriend waren ondertekend. Want volgens de gegevens van de voorzitter moest de ondertekenaar nog in Moskou zijn en kon dus onmogelijk die dag een stuk in Pensa hebben ondertekend. Na onze vertogen van het tegendeel werd besloten dat één onzer Russische vrienden met de voorzitter der buitengewone commissie naar het huis van de ondertekenaar van onze papieren zou gaan, om te onderzoeken of deze inderdaad terug was gekomen. De voorzitter verzocht ons in zijn kantoor onder bewaking van een schildwacht te blijven en het ons daar zo aangenaam mogelijk te maken. Hij stond ons zelfs toe thee te zetten met de daar aanwezige samovar. Terwijl de anderen waren vertrokken en Bartha en ik alleen achterbleven, kwam een tweede lid van de buitengewone commissie het kantoor binnen, met een van smokkelen verdachte vrouw. Hij begreep volstrekt niet, wat wij daar uitvoerden en hoe Bartha daar op de grond bezig was met de samovar en het toebereiden van een maaltijd. De man was erg opgewonden en zenuwachtig en trok een grote revolver, die hij op ons richtte. Daarbij sprak hij enige Russische woorden, waarvan we niets begrepen. Mijn eerste indruk was, dat we te doen hadden met wat in Amerika ‘hold up’ genoemd wordt, dwz een doogewone beroving. Bartha bemerkte de revolver eerst niet en stamelde, met haar bezigheden voortgaande, enige Russische woorden, die moesten beduiden, dat we die taal niet machtig waren. Gelukkig begreep ze nog intijds, dat het ernst was en leidden we uit een opgevangen woord af, dat men verlangde, dat we onbewegelijk op onze plaatsen zouden blijven. We gingen dus op een stoel zitten, steeds met het pistool op ons gericht, en wachtten zo de terugkomst van de anderen af, die gelukkig niet al te lang op zich lieten wachten. Onze schrikaanjager bleek een lid van de buitengewone commissie te zijn, maar ook nadat de
aangelegenheid was opgehelderd en onze papieren in de beste orde waren bevonden, bleef hij ons nog met blijkbare achterdocht beschouwen.
De voorzitter bood zijn verontschuldigingen aan, hoewel we hem hoogstens overmaat van voorzichtigheid konden verwijten en we bleven nog enige tijd vriendschappelijk bijeen, daar onze trein inmiddels was vertrokken.
| |
| |
Men toonde ons allerlei voorwerpen, die bij het smokkelen van wodka werden gebruikt, en die in beslag waren genomen, onder andere een buikgordel, een theeketel met dubbele bodem, enz. Ook beloofde de voorzitter ons nog het op de reis in beslag genomen brood later naar Moskou te zullen opzenden.
We hadden nu de keus om òf een gehele dag te wachten en dan een gereserveerd compartiment te krijgen, òf nog diezelfde nacht met een goederentrein te vertrekken. We kozen het laatste, ook al ging deze trein wat langzamer en al moesten we daarbij tweemaal overstappen, en zo verlieten we toch nog diezelfde nacht Pensa, en wel nog steeds met al onze bagage. Langzaam maar zeker rolden we nu in de richting van Moskou, slechts éénmaal werd onze reis door een tamelijk lang oponthoud onderbroken. Behalve onze suiker, die nog ergens werd in beslag genomen, nadat we die vanaf Japan hadden meegesleept, kwam onze bagage veilig over. Aan het station te Moskou moesten we nog een paar uur in de rij staan, omdat iedere passagier met zijn bagage een beambte ter controlering moest passeren. Deze schatte het gewicht daarvan en naar die maatstaf werd een kleine belasting geheven, een maatregel, die kort daarop is afgeschaft. Nadat we onze bagage aan het station in dépot hadden achtergelaten, stonden we eindelijk met een verlicht hart op het Stationsplein. Zo kwamen wij eindelijk de drieëntwintigste september in Moskou aan en hadden geen ogen genoeg om alle indrukken op te nemen.
Overal op onze weg door de stad wapperden de rode vlaggen van de grote gebouwen en wezen de talrijke in der haast aangebrachte opschriften op de veelzijdigheid van de bemoeiïngen van de Sowjets. Onze Russische begeleiders hadden er heel wat mee te doen voor ons de opschriften te ontcijferen en de tegenwoordige, zowel als de vroegere bestemming van de gebouwen toe te lichten. Op straat was een grote drukte van voetgangers en huurrijtuigjes en alle trams waren meer dan stampvol. We passeerden een markt, waar onder andere groente en vlees volop verkrijgbaar bleken, en we kregen wel allerminst de indruk, dat Moskou de uitgestorven stad was, als hoedanig in de buitenlandse pers werd beschreven. Na enige omzwervingen bereikten we het bureau van de Prawda, waar we Boecharin hoopten te vinden, die echter niet aanwezig was. Ook bezochten we het gebouw van de plaatselijke Sowjet van
| |
| |
Moskou, en stonden ten slotte op het plein voor het voormalige Hotel Metropole, dat nog duidelijk de sporen vertoonde van de beschieting uit de tijd, toen zich daar de vijanden van de revolutie hadden verschanst. Thans was het omgedoopt tot tweede Sowjet-Huis en herbergde een gehele reeks leidende functionarissen van de arbeiders-republiek. In een van de vleugels was het Volkscommissariaat van Buitenlandse Zaken ondergebracht, waarheen we ons begaven.
Daar hadden we een lange bespreking met Tsjitsjerin en Karachan, waarna nog vele ontmoetingen met oude en nieuwe kennissen volgden.
Verscheidene van onze Amerikaanse vrienden vonden we hier in allerlei belangrijke posten terug. Bijzonder hartelijk was ons weerzien met Rosin en zijn vrouw, met wie we ook in Amerika hadden samengewerkt, en die ons nu rondleidden in de oude verblijfplaats der opeenvolgende Tsaren, het Kremlin, waar nu bureaus van de Rode Sowjet-Republiek waren gevestigd. Hier leerden we ook de spoedig daarop overleden partijgenoot Sverdlov kennen, een man met een ongelofelijke werkkracht, die behalve het voorzitterschap van het Centraal Comité der Alrussische Sowjet, nog een dozijn andere functies bekleedde, waartoe ook behoorde het regelen van de arbeids-verdeling voor de verschillende leidende functies.
In overleg met hem werd besloten, dat ik m'n ingenieurskrachten zou wijden aan het veelbelovende net van waterwegen voor de binnenscheepvaart. Reeds de volgende dag werd ik door de toenmalige leider van de afdeling voor openbare bouwwerken, partijgenoot Pavlowitz, geïnstalleerd als hoofd-inspecteur voor de waterwerken. Mij werd een tolk toegevoegd, die mij bovendien op de hoogte hield van de inhoud der voornaamste kranten en tijdschriften. In mijn nieuwe capaciteit had ik nog gelegenheid verschillende reizen door Rusland te maken, die mij van de toestanden een vrij algemeen beeld gaven.
We waren inmiddels ingekwartierd in het Sowjethuis, waar we ons spoedig te midden van een aantal nieuwe vrienden geheel thuis gevoelden.
Trotsky, die we uit Amerika kenden, zagen we voor het eerst terug op een vergadering van het Centraal Comité der Alrussische Sowjet, waar men mij verzocht had een korte beschouwing te houden over de toestanden in Amerika en Japan. Met Lenin hadden we een bespreking in het Kremlin, nadat hij zich van de gevolgen van de aanslag gedeeltelijk had hersteld.
| |
| |
Hij stelde belang in onze indrukken omtrent de toestand in Siberië, zowel als die in Japan en Amerika en wist door zijn scherpzinnige en heldere vragen dadelijk het voornaamste naar voren te brengen. En zo waren we dan opgenomen in het geweldige leger van actief meewerkenden aan de grote opbouw.
Al de verschrikkelijke verhalen over Moskou en zijn bewoners, over ontvolking en onveiligheid, wanorde en chaos bleken slechts een gevolg van de overspannen fantasie van de verschrikte vijanden. Wij bevonden ons in de veiligste hoofdstad van de wereld en konden ons bij dag en bij nacht ongestoord op straat begeven ook (al) was de verlichting door tekort aan brandstof uiterst gebrekkig. Wel was de verzorging met levensmiddelen onvoldoende en werd er nog honger geleden. Maar de atmosfeer van opgewekt geestelijk leven en enthousiasme deed voor een groot deel de honger en zelfs de koude in de vaak onverwarmde woningen en bureaulokalen, vergeten. En toen we nog het voorrecht hadden het eerste jaarfeest van de jonge proletarische Republiek te mogen meemaken, dat een overweldigend beeld gaf van de kracht en georganiseerdheid van de Russische arbeiders, toen waren onze vermoeienissen en ontberingen alleen reeds daardoor ten volle beloond.
| |
Verantwoording.
S.J. en B.E. Rutgers - ‘Van Japan naar Sovjet-Rusland door drie fronten’ in De Tribune van 20 september tot en met 19 oktober 1929, in vijfentwintig afleveringen. Uit dit feuilleton is slechts een keus gepubliceerd, waarbij de weglatingen werden aangegeven door een regel wit. De spelling is overgezet in de thans gangbare. Kennelijke zetfouten werden verbeterd, op plaatsen waar een of meer woorden zijn uitgevallen werd het ontbrekende tussen haakjes aangevuld. Een enkele passage die door de slechte kwaliteit van het drukwerk niet te ontcijferen viel is door een witruimte tussen haakjes aangegeven. In een enkel geval bleek het moeilijk onderscheid te maken tussen stijl- of zetfouten; stijlfouten zijn in principe niet gecorrigeerd.
|
|