Als voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen heeft hij bewezen hoezeer hij op de bres stond voor de materiële rechten en belangen van de schrijvers. Zo goed als voor de vrijheid van meningsuiting. Wat dit laatste betreft heeft hij met heel zijn onverzettelijke kracht ook in internationaal verband zijn gezag weten te gebruiken. Als tweede voorzitter en permanent gedelegeerde van het P.E.N.-Centrum voor Nederland heeft Nico Donkersloot alles wat in zijn vermogen lag gedaan om auteurs, die onder welk regime ook leven en bedreigd worden, te helpen beschermen, te bevrijden als zij in gevangenschap vertoefden. Hij schuwde het compromis, maar de mate van zijn tolerantie was zo groot, dat misverstanden begrijpelijk werden. Tot het laatst mogelijke heeft hij bij politieke controversen de mogelijkheid tot verstandhouding open gelaten.
Maar hij wist zeer nauwgezet waar de grens lag, die hij nimmer zou overschrijden. Buiten die grens was geen verstandhouding meer denkbaar. Wie hem zijn humanistische, ethische levenshouding als zwakte aanrekende kende hem niet.
Al heeft hij pas na de tweede wereldoorlog politiek partij gekozen omdat de politicus zonder partij een drogbeeld was geworden, toch is hij zozeer individualist gebleven, dat hij geen gedwee partijganger kon zijn.
Wel een overtuigd pacifist. Met dat pacifisme als levensovertuiging een moedig, zeer strijdbaar man.
Daarbij een uiterst gevoelig mens. Een ingekapselde, die de buitenwereld uitsloot, die in zelf verkozen eenzaamheid spranken van geluk wilde grijpen. Hetzij als droombeelden, hetzij als flitsen van werkelijkheid. Als de bomen had hij willen leven, want ‘als de gedachten loof en de lippen schors zijn geworden kan pas het diepst geloof als de bomen worden’. Immers:
De bomen zijn meer léven dan de mensen,
toch zo stil dat geen stilte daarbij haalt.
Anthonie Donkers verzen kennen de grondtoon, die een samenklank is van huivering voor de dood, een verlangen ook naar het ‘eindelijk met rust gelaten in het niet zijn als voordien’.