Diagram I/4, februari 1964, waar u het volledig lezen kan.
Wat kwam vnl. aan het licht? Ik had mijn testvragen over namen opgesteld, uitgaande van volstrekt onbekende figuren (hier toch) als Vaandrager tot topsterren als Hermans. Jan kende de namen niet eens van o.a. W.F. Hermans en Van het Reve; laat in zijn klassen (hoger middelbaar onderwijs) door de leerlingen Claes, Streuvels, Timmermans ‘en desnoods Roelants’ lezen; hoorde nooit wat van Pound, Butor etc.; kende uit GANS het nederlands taalgebied slechts twee tijdschriften (is er niet op geabonneerd); kocht nog nooit een boek van Boon of Claus. En toch is Jan een voorvechter voor de ‘Vlaamse’ zaak, een hardnekkige Vlaams-nationalist, een flamingant, straks in de federale deelstaat Vlaanderen een-man-die-het-weet.
Bij de publicatie van het interview onthield ik me echter van analytische commentaar; aanstonds meer hierover. Wél drukte ik als inleiding o.m. het volgende af: ‘De wijze lessen (janisme) trekt u zelf wel uit dit interview. U moet echter niet zeggen: “Jan is een uitzondering”. Want dat is niet waar. Jan is het prototype van de Vlaamse taalleraar; Jan is ook het prototype van de Vlaamse intellectueel - of wat ervoor doorgaat. JAN is vanaf dit interview een verzamelnaam; een symbool; een mentaliteit; een spotnaam; een status; een sintez; een instelling; een begrip. - JAN moet bestreden worden’.
Dit interview lokte (de verhoopte) reacties uit. JAN is in Vlaanderen inderdaad een begrip geworden. Maar of JAN ook nog bestreden wordt?
De reacties waren van drieërlei aard: mondelinge, per brief en gepubliceerde.
De ‘geschreven’ reacties, in brief, tijdschrift en krant ga ik voorbij; een analyse ervan leidt naar andere problemen dan dit van inbreuk op de privacy. Ik verwijs naar het nawoord ‘Janisme’ van Herman J. Claeys bij mijn roman-in-pamflet vorm (dat eveneens op schooltoestanden betrekking heeft) een dag als een ander (De Galge, Brugge. Voor Nederland: Polak en van Gennep, najaar 1965).
De ‘mondelinge’ reacties zijn ook weer van tweeërlei aard: discussies in het openbaar (Celbeton, Dendermonde, 9 mei 1964; Kunst en poëzie, Brussel, 21 mei 1965; Gentse studenten, Gent, 7 oktober 1965) én de discussies met men-