Roode Trap van zijn paleis een onheilsbode met zijn speer vastnagelde aan de roode treden. Ja, dat was tóch wel barbaarsch, maar toch wat moet het ook mooi geweest zijn..’ Hij vertelt van het volksfeest na de kroning met zijn ‘groteske en drollige’ tonelen, zoals van boeren, die hun pet in de bierfonteinen dopen om hem dan uit te zuigen en van het drama, waarin het eindigt: bij het uitreiken van keizerlijke pakjes versnaperingen ‘in een net doekje verpakt’ aan het volk, komt het tot een woest gedrang, waarin een 3000 mensen vertrapt worden. De lijken worden bij karrevrachten door de brandweer afgevoerd. En dan gaat Bauer voort: ‘Maar laat ik je wat melden over het feest, dat ondanks die slachtoffers toch met niet minder pret gevierd werd.’ Even verder in dezelfde brief: ‘Twee dingen zijn er die mij op de duur niet zouden bevallen, dat zijn de stof en de modder..’ En in een brief van 5 dagen later: ‘....het trof me, toen ik, nadat ik op het kerkhof de opgezwollen en misvormde lijken gezien had, dienzelfden avond het hof weer zag paradeeren. Maar: hony soit qui mal y pense!’
Onze eerste reactie op zulke uitspraken is: zo schrijven wij toch niet meer! De tweede een vraag: hoe niet meer? niet zo hardvochtig, zo onbezonnen, zo dom of misschien zo.... eerlijk. Want het schoonheidsenthousiasme van Bauer met zijn blinde vlek voor de menselijke ellende en zijn argeloze solidariteit-met-de-macht van de sightseer is niet hypocrieter dan de sociaal bewogen elite van de Morele Herbewapening of zelfs de gemiddelde bevoorrechte, fatsoenlijke mens van onze tijd. Hij en zijn medeverdedigers van het charisma van schoonheid en macht en bestrijders van de ‘grauwe nivellering der mensheid’, in gepaste mate de schone stoffelijkheid der aarde genietende verwerpers van het verdoemelijk materialisme zoals Diepenbrock en Van Deyssel, onderscheiden zich toch eigenlijk vooral van de huidige, beschaafde mensheid door een gezwollener èn argelozer woordgebruik. En niet toevallig vinden we in een andere toonaard datzelfde ‘hevige’ woordgebruik bij hun tegenstanders als Van Eeden en Van Collem. Alleen het stukje van Tak springt er uit door zijn nuchtere, reële toon en een kort stukje uit de Kroniek van V.d.G. (?), waarin summier de voor de kroningsoptocht genomen politieke maatregelen worden opgesomd en ze doen daardoor in deze hele polemiek het minst verouderd aan.
A.R.-V.