vrouw van omstreeks 1900 herinneren. Het laat zich niet afwegen in hoeverre het hier om een persoonlijke strijdbare en soms zelfs rancuneuze aanleg gaat of om een reactie op een typisch Franse achterlijkheid, maar die laatste speelt er zeker in mee; rancune is trouwens een echte secundaire, door tegendruk opgeroepen eigenschap. Doorlopend reageert ze kribbig op de in Frankrijk nog altijd gangbare reactie op de ‘geleerde’ vrouw, op anecdotes als zou Sartre haar pen besturen of zelfs haar boeken schrijven, als zou haar roem een aflegger van de zijne zijn, wat me, eerlijk gezegd voor een deel althans onvermijdelijk, onmiskenbaar en helemaal geen schande lijkt. Zij is kennelijk bezeten van de vrije-vrouwengedachte haar leven zelf in de hand te houden en niet toevallig heten de beide laatste delen van haar autobiografie wat mistroostig: La Force de l'Age en La Force des Choses, zij is voortdurend bezig ergens tegen op te tornen, zich te handhaven, waarvoor de lezer na haar periode van verzet tegen haar milieu in haar jeugd niet zo heel veel reden meer kan zien.
Tekenend voor dat in-de-hand-houden is de passage op blz. 139 over de man-vrouw-verhouding. Daarom neem ik die in zijn geheel over:
Souvent prêchée, peu observée, l'intégrale fidélité est ressentie d'ordinaire par ceux qui se l'imposent comme une mutilation: ils s'en consolent par des sublimations, ou par le vin. Le mariage traditionel autorisait l'homme à quelques ‘coups de canif dans le contrat’, sans réciprocité; à présent beaucoup de femmes ont pris conscience de leurs droits et des conditions de leur bonheur: si rien dans leur propre vie ne compense l'inconstance masculine, la jalousie les rongera et l'ennui. Nombreux sont les couples, qui concluent le même pacte, à peu près, que Sartre et moi: maintenir à travers des écarts une ‘certaine fidélité’.
Ik ben zelden of nooit een zo menselijk-schraal beeld van het huwelijk tegen gekomen als dit en al weer: het doet zo 1900-achtig aan, dat heel dit menselijk tekort op het legitieme huwelijk wordt afgeschreven. Volgt nog een stukje casuistiek over de mogelijkheid, dat een van de contractanten het slachtoffer wordt van de te grote ernst, waarmee de ander een nieuwe verbintenis beleeft, over de vraag of de wederzijdse vrijheid werkelijk die naam verdient, wanneer men zich slechts ‘passades sexuelles’ veroorlooft en die andere vraag of zij en Sartre bij het zorgeloos elkaar toestaan van ‘amours contingentes’ te weinig bedacht waren geweest op de ‘schade aan derden’.
In haar inleiding zegt S.d.B., dat zij er met grote ernst