Kritiek en verweer
In de Nieuwe Stem van maart 1964 (afl. 3) critiseerde T. Haan op pag. 179 e.v., op m.i. zeer goede gronden, de inleiding van Pierre de Boisdeffre bij de Gide-omnibus in de Nobel-prijs-reeks van uitgeverij Heideland. Het is een typische Jesuïten inleiding en geeft het katholieke standpunt t.o.v. Gide, die niet voor niets op de index staat, zeer juist weer. Even terecht maakt Haan geen aanmerkingen op de vertaler van deze inleiding, de heer Daniel de Lange. De vertaling is correct.
De heer Haan beschouwt het echter wel als een soort verraad, dat op de 76 blz. inleiding van Boisdeffre een goede 300 blz. tekst van Gide zelf volgen, in een vertaling van mij. ‘Onze polyglot moet toch eens in gewoon Nederlands te kennen geven, wat hem van deze kwestie dunkt!’ Max Nord, die mij om dezelfde reden aanviel in Het Parool, schreef aan het einde van zijn critiek: ‘Het is een verkwikking de teksten van Gide te lezen, nadat men de zwaveldampen heeft opgesnoven van de hel, waarin hij (Gide), door de Boisdeffre is geworpen’.
Welnu, dit is mijn verdediging. Ik vind die 300 blz. nooit te voren vertaalde tekst belangrijk en goed gekozen. Ik neem aan dat behoorlijke lezers hun oordeel zullen vormen op grond van de teksten zelf, en niet op die van een inleider, die zijn taak te buiten gaat door behalve gegevens ook nog vermaningen te verstrekken. Ik ben zeer blij dat de Belgische uitgever, door rekening te houden met bepaalde wensen van katholieke zijde ter omzeiling der bepalingen van de Index, voor het eerst de mooglijkheid geschapen heeft, dat een boek van Gide opgenomen wordt in tal van Vlaamse bibliotheken en schoolbibilotheken, en ik hoop dat de lezers door de teksten die ik vertaald heb, geprikkeld zullen worden nog meer van Gide te gaan lezen. Ik ben bijzonder blij, dat de correspondentie van Gide met Claudel, en het excerpt over Wilde in dit boek zijn opgenomen. Zij alleen zijn dunkt mij reeds voldoende om Boisdeffre te weerleggen. Als een uitgever ook nog eens een uitgave van Corydon wil brengen, ben ik bereid die weer te vertalen, ook al zou er 100 pag. inleiding van Boisdeffre bij moeten komen!
In feite ben ik natuurlijk voor de inleiding van Boisdeffre even weinig verantwoordelijk, als de heren Haan en Nord,