soms haast visionaire beschrijvingen daarin ook voorkomen, als van de doodse omgeving van een kalkoven en van het martelen van een gevangen krab, het ‘verhaal’ blijft bestaan uit reeksen beschrijvingen, typeringen en waarnemingen. Met elkaar vormen die nog géén verhaal, als men als het voornaamste kenmerk van een verhaal toch de bouw, de compositie, de beweging ervan mag beschouwen. De kunst van het verhalen blijft toch in oude of nieuwe vormen het ontwikkelen van een gebeurlijkheid die vanuit een gesteld uitgangspunt zich als het ware uit zichzelf ontplooit, of weer inplooit, zich verwikkelt en tot een ongedachte, verrassende oplossing of ontknoping komt, of wel zich met een dwingende fataliteit meer obsederend dan verrassend tot in alle konsekwenties van het gestelde uitgangspunt voortzet naar een onontkoombaar einde waarnaar zich liefst toch vooreerst nog raden laat. Het eerste is hier bijv. het geval met het slachtofferlijk verhaal van Koolhaas over de kalkoenen, het tweede met het rapport over de verstening van de sergeant Massuro door Mulisch. Het verhaal van Beb Vuyk gaat vooral over folteringen van Indonesische krijgsgevangenen in Semarang en lijkt, als het relaas van de meidagen van 1940 bij Vroman, een verslag van belevenissen te zullen blijven maar onthult zich tenslotte toch als een verhaal, waarin alles tenslotte anders uitpakt dan het er eerst in de beschrijvingen uitzag. Echte verhalen zijn er hier, ook bij de Vlamingen, maar weinig, en het ontbreken ervan zouden we als een van de voornaamste karakteristieken van de gebundelde stalen van epiek naar voren gebracht willen zien, waarmee dan in dat opzicht meer overeenkomst dan verschil bestaat met de verhalen uit De korte baan van de jaren dertig.
Het blijft altijd een persoonlijke voorkeur van de samensteller de gekozen verhalen tot de beste van hun tijd te rekenen, en even persoonlijk is dan de voorkeur van de bespreker voor andere (bijv.: De verliefde gevangene van Cees Nooteboom), een verschil in smaak en opvatting dat in zoverre weinig interessant of voor discussie vatbaar kan zijn. Maar toch meen ik dat er in bovengenoemde zin van verhaalkunst uit de laatste tien jaar nogal wat verhalen bestaan die méér dan de meeste nier opgenomene de aanwijsbare kenmerken van een meesterstuk bevatten, in de bijzondere vondst van het gestelde uitgangspunt en de bijzondere, verrassende of beklemmende ontwikkeling daarvan binnen de, met het uitgangspunt, als uit het niet door de verbeelding opgeroepen en geschapen nieuwe werkelijk-