De Nieuwe Stem. Jaargang 19
(1964)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |
Fr. de Jong Edz.
| |
[pagina 158]
| |
denken veroordelen de linker pagina's innemen. Zo moest dan mgr. Bekkers links en ds. Buskes rechts te land komen.
Niet door de antennekruistocht alleen is Nederland opgeschrikt. Er zijn loon- en prijsverhogingen en er waren zowaar wat stakingen en andere uitingen van vakbondsaktiviteit. Dat een staking op de vissersvloot voorviel, terwijl het herdenkingsjaar voor Herman Heijermans werd ingezet met een vertoning van zijn ‘Op hoop van zegen’ is natuurlijk toeval. Méér toeval dan dat de sociale onrust met de t.v.-rel samenviel. Toch demonstreert het eerste samentreffen, dat van oud toneel en nieuwe werkelijkheid, dat de prinsipiële tegenstellingen, die aan het begin van deze eeuw inspirerend werkten, dat thans nog vermogen te doen - en niet alleen op het toneel! Is er een verband te leggen tussen de felheid, waarmee van rechts gereageerd werd op het roemruchte t.v.-programma en de ‘linkse’ onrust onder de arbeiders, die de vakbonden dwong tot het vragen van loonsverhogingen en die de vissers tot staken bewoog? Laten we het beeld voltooien alvorens ons spekulatieve denken over deze vraag uit te storten. Die voltooiing bestaat uit het feit, dat er in de t.v.-affaire een tegenslag van links kwam, toen rechts een keer losgebroken was - een antigolf, die de ministers dwong hun voorgenomen kwaadheid op de vara-omroep op te schorten en die zich uitte in de formatie van een vereniging, in ingezonden stukken in de grote liberale pers en in de hier aangekondigde Bezige Bij Pocket. Zo'n matigende golf is ook te zien in de strijd om lonen en prijzen. Zoals minister Bot ter rechter zijde inbond en het bij een vermaning aan de vara moest laten, zo bond ter linker nvv-voorzitter Roemers in. Eens had hij verklaard: als er prijsverhogingen komen zullen wij hogere looneisen stellen. Nu zingt hij, kamerlid voor de oppositie, mee in het ministeriële koor: ‘betracht de matigheid, o mens!’ En een fractiegenote van hem stelt de minister vragen waaruit blijkt, dat ze het onbegrijpelijk vindt, dat er wordt doorgestaakt bij de vissers, ondanks een rechterlijke uitspraak, ‘die dat verbiedt’. Het is zoiets als de verontschuldiging van het vara-bestuur, voor het onder zijn verantwoordelijkheid uitgezonden omstreden programma: ‘de bedoeling was goed’. In beide gevallen: een retireren der leidende linksen, nadat aanvankelijk onder hun eigen hoede wat opstandig gekrakeel gehoord was. Buiten de officiële organen en los van de mening van bestuurderen vormen zich echter de groepen, die het t.v.- | |
[pagina 159]
| |
programma steunen en die zich roeren als het om de looneisen gaat. En daarin zit, dacht ik, de wezenlijke overeenkomst tussen beide eigenlijk zo totaal verschillende zaken. Er blijkt een mate van publieke belangstelling te bestaan, die in intensiteit en effekt verre die der geïnstitutionaliseerde vergaderaars in partijen en bonden overtreft. Sinds partijen en bonden tot de establishment behoren, zijn zij immers alleen nog het terrein voor ‘deskundigen’ en voor liefhebbers in een openbare loopbaan. Hun interne democratie lijdt aan bloedarmoede - daar helpen geen democratische reglementen aan. En ook dát geldt voor links én voor rechts, voor het officiële links en het officiële rechts. Dragen zij niet samen de verzorgingsstaat? | |
Uitgesleten tegenstellingenEr wordt nog alwat gediscussieerd over de partijtegenstellingen in Nederland, de laatste tijd. Dat is op zichzelf al een teken, dat niet ieder met de toestand kontent is. Heeft het zin, zo mag men vragen, diverse partijen te handhaven wanneer hun wezenlijke verschillen slechts in de verscheiden rangorde der ‘prioriteiten’ ligt? Over het uit (of op) te delen pakket is men het wel eens - wie het eerst wat uitpakken mag, dáár zit hem het politieke verschil in. Daar komt meer de techniek van de besluitvorming dan die van het beleid aan te pas. Uitgangspunt is alsdan de betalingsbalans van de onderneming der Nederlanden. Is die gunstig, dan is het pakket verzekerd - dreigt die uit het evenwicht te slaan - welnu: beperk de bestedingen. De prioriteitenstrijd verscherpt dan even. Wat zullen we bouwen: huizen, fabrieken, scholen? Wat voor huizen: particuliere, uit verzekeringsfondsen bekostigde of door woningbouwverenigingen? Wat voor scholen: openbare, protestantse, katholieke? Wat voor fabrieken tenslotte - en dan kunt ge een gehele reeks industrieprodukten ter keuze voorleggen. Hier botst belang op belang. Neen, niet direct partij op partij. De partijen immers beroepen zich er alle op het gehele volk te representeren: speciale belangen horen bij hen niet thuis. Zelfs voor de vakbonden gaat dat ten dele op: ook zij ‘staan in de verantwoordelijkheid’ voor aller welzijn. De belangenbewegingen zoeken dus andere kanalen. Niet op het volk doen zij een beroep - op de volksvertegenwoordigers wel, en op de dragers van hoge ambten. Als pressiegroepen komen ze naar voren - of liever: blijven ze op de achtergrond. Want de gevel der partijparlementaire democratie staat nog steeds. | |
[pagina 160]
| |
Wie wél echt naar voren komen, ja soms schreeuwend uit de ramen hangen, zijn die bewogen onruststokers, die van rechts het omroepbestel, van links de loon- en prijspolitiek aanvallen. Dat zijn ten dele incidentele zaken, maar mogelijk zijn ze er een aanduiding van, dat de functies en structuren der verzorgingsstaat, bij alle ‘goede bedoelingen’ onbehagen bij u wekken. Onbehagen, omdat er bij, over en zonder u gesproken wordt door deskundigen en pressie-drukkers; onbehagen, nu de nu eenmaal aanwezige agressiviteit niet meer als vroeger dienstbaar gemaakt kan worden aan ‘het Rijke Roomse Leven’, ‘God, Nederland en Oranje’, ‘het Morgenrood der Zege’ en zelfs nauwelijks meer aan de bestrijding van de Russische dreiging. De tegenstellingen lijken uitgesleten. Het mag uit het voorgaande voldoende blijken, dat dat alleen opgaat voor de geïnstitutionaliseerde tegenstellingen. | |
Elite en PolitiekWie zijn degenen, die besluiten nemen, bestuurlijk-technische besluiten, en die zodoende zo onparlementair over, bij en zonder de burgerij regeren? Het is de ‘elite in de verzorgingsstaat’. Dr. P. ThoenesGa naar voetnoot2) heeft onder deze titel in 1962 een belangrijke studie in de discussie over de welvaartstaat geworpen. ‘Egalitair’ stelt hij tegenover ‘elitair’, en zo worden ook andere punten naast en tegen elkander over gesteld. Zo, tot onderscheiding makend, wat in de praktijk een accentuering was, moet hij wel wijdbeens door de historie treden, en zeker slaagt hij er in een pakkend betoog op te bouwen. Dat laatste is in deze doorgaans door statistieken en idioom alleen voor een elite toegankelijke branche van politieke sociologie een groot voordeel. Het gebruik van eigen ietwat badinerende en sterk veralgemeende woorden (‘elke elite heeft haar theemutsgroep’) is dat niet minder. Hoezeer echter het non-conformisme van een cabaret-matige benadering der vraagstukken te prijzen valt - het gaat om de vraagstukken zelf, in casu om het juist zo conformerende karakter van de elite. We kunnen ook zeggen om het vervagen van de tegenstellingen - dan vertalen we de gegevens van Thoenes in de termen van dit artikel, zoals hiervoor al eerder gedaan is. Het politiek leiderschap, zegt de schrijver, is nauwelijks meer interessant. ‘De strijd om de sleutelposities | |
[pagina 161]
| |
is een diadochenstrijd, een dynastieke twist, voor de betrokken partijgangers bijzonder opwindend, maar minder zinvol vanuit het gezichtpunt der historische vormgeving der samenleving’ (p. 179). In wezen draait het al om productie en planning, zo betoogt hij. En ik meen, dat hij hier bijna gelijk heeft. Bijna, want hij beperkt zich tot de institutionele groepen en organisaties. Toch ziet hij wel nieuwe tegenstellingen: de consumenten moeten zich verweren, waar de productie niet tot hun welzijn werkt, en de locale overheden waar de planning tezeer van een centraal punt uit geschiedt. Is dit politiek te vertalen? Mij dunkt, moeilijk. Een consumenten-partij is niet wel denkbaar - het verlangen naar vernieuwing van het districtenstelsel, dat zo nu en dan geventileerd wordt, lijkt reëler als aanknopingspunt bij het lokaal verzet, dat Thoenes constateert. Veel uitkomst biedt dit alles niet, niet veel meer dan de bestaande partijen.... Ik geloof, dat voor een werkelijk beleven van de democratie - en daartoe is een strijdpositie van node, waarbij men de tegenstander als minder democratisch mag afschilderen! - een blijvender tegenstelling vooralsnog opgeld kan doen. Ik geef toe, het is een schijnbaar ouderwetse tegenstelling maar let wel: ze heeft een nieuw accent. Het gaat mij om de onverenigbaarheid van een ideale productiewijze, die op een ‘egalitair’ en bewust als norm gesteld belang is ingesteld, en één als de thans heersende, welke voorgestaan wordt door bedrijfsleiders, partijen en vakbonden die thans gelijkelijk door de broederband der verzorgingsstaat worden omslingerd. De felle uitingen in de strijd om een groter deel van de winst - de looneisen - en de afroming van het aanvankelijk door de arbeiders behaalde succes - de prijsstijgingen - zijn echter uitingen van die ‘ouderwetse’ tegenstelling. Waarvan ze óók getuigen? Dat niet, als Thoenes veronderstelt, de maatschappij in haar sociaal-economische grondslagen veranderd is sedert de vrije ondernemer er door de plannende elite vervangen is. Die vervanging is wezenlijk, maar alleen voor zover het de functionering van het besturende apparaat betreft, in veel mindere mate voor zover het de richting betreft, waarin men de maatschappij wil stuwen. En zij is het in het geheel niet, voorzover niet binnen de nationale kaders over deze zaken beslist wordt. En het meeste wordt niet daarbinnen uitgemaakt! Brussel, Luxemburg, New York en Moskou zijn belangrijker dan Den Haag. Loopt politieke actie dood op de elite-muur en op de staatsgrenzen? Het heeft er veel van - en daarom deugen | |
[pagina 162]
| |
de bestaande partijen er nauwelijks voor. Voorzover ze een internationaal verband hebben en een ‘egalitaire’ politiek voorstaan, is er nog wat te proberen, wat mij betreft binnen de P.v.d.A. Maar als eerste stap is vooral nodig, dat op een vrij forum aan de linker zij de gedachten kunnen samenkomen. Daaruit kan wat groeien, dat los van gevestigde vormen staat, daarvandaan kunnen gevestigde vormen misschien een andere kant uit leren zien. Ik meen, dat de Nieuwe Stem zulk een forum is. |
|