wissen viel. Niet helemaal - hoever is een twistpunt, dat nog altijd opgeld doet onder hen, die zich nauwkeurig buigen over Van Hogendorps grondwetsontwerpen en de eerste grondwet zelf. Eén ding is echter voor ieder duidelijk: het bureaucratisch opgebouwde apparaat van ‘den tyran’ zou ook aan de verlichte despoot, die Willem I zou blijken te zijn van groot nut wezen - en zeker ook de bemanning van dat apparaat.
‘De prins is patriot geworden’ kon men zelfs horen uit de mond van wie gehoopt hadden hun stadhouderlijke trouw met koninklijke gunsten beloond te vinden. En voor een jongere van hun hout, voor Groen was het aan de ‘voort durende heerschappij der revolutie-begrippen’ te wijten, dat de verhoopte welvaart achter wege bleef. Zeker, die beginselen zouden gemitigeerd in practijk gebracht worden. ‘Drift’, schreef hij, ‘drift en onberadenheid zou door bedaard overleg worden vervangen: gematigdheid aan de orde van den dag zijn. Heerlijke werking zag men te gemoet van milde en vrijzinnige beginsels, waaraan onder de naam Liberalisme, hulde gebracht werd. Onmogelijk werd het Nederland te regeeren in Nederlandschen zin’.
Dat is het ene uiterste: de revolutie duurt voort - foei! Het andere uiterste is te vinden bij hen, die Napoleon trouw bleven: de revolutie ten einde - foei! Als in de eerste maanden de koophandel, die volgens de proclamatie herleven zou, dat niet doet, dan is dat mede omdat admiraal Verhuell Den Helder nog in handen heeft. Niet alleen het zand van Pampus, ook de kanonnen van Napoleon belemmeren Amsterdams wederopleven. En dan Gijsbert Karels broer, de zoveel radicalere Dirk: vluchten moest hij naar Frankrijk. Zou dan toch niet alles vergeven en vergeten worden?
Tussen die beide uitersten gaat het om de mate waarin na gindse bevrijding herstel en vernieuwing om de voorrang streden, of liever de overheersende kleur aan de inrichting van staat en maatschappij gaven - strijd toch was er niet veel. Het was duidelijk Van Hogendorps bedoeling geweest om bij deze wederinrichting aan te knopen bij hetgeen er voor 1795 geweest was. De provinciën blijven als de primair samenstellende