De Nieuwe Stem. Jaargang 18
(1963)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |||||||
P. Valkenburgh
| |||||||
[pagina 224]
| |||||||
Het Amerikaanse kapitalisme is - zou je zo zeggen - socialer dan het Europese. Nieuwe productiewijzen, nieuwe machines en instrumenten leiden niet tot prijsverhoging zoals in Europa vaak het geval is, maar juist tot prijsverlaging. Nieuwe productiemethoden bevorderen een ruimere omzet en dus een hogere winst die tot prijsverlaging leidt. Want dan wordt er nog meer gekocht, dus groter omzet dus... etc. Die grote omzet en die lage prijzen kunnen echter alleen gehandhaafd blijven als de producten van slechte kwaliteit zijn. En dat zijn ze dan ook meestal. Ook de menselijke factor (human factor) in het bedrijf wordt niet vergeten. Bedrijfssociologen en -psychologen zijn er om de mensen op hun gemak te stellen en het ze naar de zin te maken. Natuurlijk gebeurt dat niet omwille van de mens, maar, zoals een ondernemer mij vertelde, omdat het betaalt: ‘well, it pays!’ Betere menselijke verhoudingen in het bedrijf bevorderen de arbeidsrust en verhogen de productie. En de arbeiders weten dit ook. Ze zijn zakelijk genoeg om van de bedrijfsleiding geen humanitaire of charitatieve maatregelen te verwachten zonder dat er een economisch addertje onder dit humanitaire of sociale gras schuilt. Maar ze aanvaarden het omdat productieverhoging tot omzetvergroting, tot prijsverlaging en dus indirect tot loonsverhoging leidt.
*
Naarmate de mens ouder wordt, gaat de geschiedenis meer voor hem betekenen. Niet alleen z'n eigen levensgeschiedenis, maar ook de geschiedenis van de groep, de cultuur waartoe hij behoort en waarin hij is grootgebracht. De jonge mens is een mens zonder verleden doch mét een toekomst. De oude mens, heeft geen toekomst meer, doch alleen een verleden, een historie. Wat voor de individuele mens geldt, gaat dat ook op voor een gehele groep, een heel volk? Er liggen hier aanknopingspunten voor een phaenomenologie van de geschiedbeleving. In tijden van crisis tracht men vanuit de geschiede- | |||||||
[pagina 225]
| |||||||
nis tot klaarheid te komen. Bij de individuele mens vindt men de bronnen van zo'n crisis in zijn of haar levensgeschiedenis; bij een volk in de politieke of sociale geschiedenis. Kan men van hieruit misschien de grote belangstelling voor historische litteratuur verklaren die thans in Amerika is waar te nemen? *
Opvallend is het grote aantal politieke brochures dat te koop wordt aangeboden. Alleen vraag je je bij lezing af waarover men zich meer moet verwonderen: over de stompzinnigheid die in deze pamfletten wordt uitgekraaid of over de brutaliteit waarmee die gevaarlijke onbenulligheid wordt gepubliceerd. Enkele kernachtige titels: ‘Mijn Politiek’ (doet me denken aan ‘Mein Kampf’, dat overigens in een paperback-editie in grote stapels bij alle boekwinkels verkrijgbaar is!). ‘Hoe Het Anders Moet’, ‘Hoe Het Beter Kan’, ‘Mr. Galbraith Is Een Zwetser’, en nog meer van dit fraais. Wat ik ervan gelezen heb, komt uitsluitend van rechts, van extreem rechts zelfs. Alles wat verkeerd is - en als je deze brochures leest deugt er eigenlijk niets meer van Amerika - is de schuld van de Negers, de Joden, de communisten, de Kennedy's, de eihoofden uit de Kennedy Administration, enz. In de Veertiende Straat, vlak bij de Constitution Ave, heb ik een winkeltje van de John Birch Society ontdekt. Er hingen enkele interessante raambiljetten, o.a. met: ‘Pas op zwarte! Blijf weg!’ ‘Het internationale communisme wordt door het Jodendom geleid!’
| |||||||
[pagina 226]
| |||||||
Het zaakje leek als twee druppels water op een winkeltje in Den Haag dat ik mij van voor de oorlog herinner en waar een zekere majoor Kruijt zijn nazivuil spuide.
*
Uit Europa heb ik als lectuur meegebracht het tweede deel van Kantorowicz, ‘Deutsches Tagebuch’ en Gerhard Zwerens, ‘Wieder die deutschen Tabus’. Zwerens, een jonge Oostduitse vluchteling, schrijft ergens: ‘Ein Gespenst geht um in der Welt: die heimatlose Linke’. De linkse intellectueel die in het gunstigste geval met wantrouwen wordt bejegend - ook al tolereert men hem - en op z'n ongunstigst wordt verjaagd of moet vluchten. In het Oosten maakt men hem uit voor kapitalistenknecht of westers agent - kijk maar naar Kantorowicz, Bloch en Zwerens zelf. In het Westen verdenkt men hem van Bolsjewistische sympathieën, van uit idealistische motieven voortvloeiende meeloperij (d.w.z. meelopen met de groep boosdoeners, want uiteindelijk loopt iedereen met iets mee), van pacifisme of van revolutionaire gezindheid. De tragiek van mensen zoals Zwerens en Kantorowicz is naar mijn mening dat er nergens meer een duidelijk geografisch aanwijsbaar gebied is te vinden, waar zij nog eens kunnen hopen hun denkbeelden verwerkelijkt te zien. Tijdens de Hitlerjaren zijn ze uitgeweken - vaak naar Amerika, waar zij zich toch eigenlijk niet konden thuis voelen - om in hun ballingschap de verwachting levendig te houden - en uit die verwachting leefden zij ook! - dat na Hitler's nederlaag hun ideeën althans in Europa ruim weerklank zouden vinden. Aanvankelijk scheen Oost-Duitsland wel het meest geëigende land, zoals bij Kantorowicz valt te lezen. Maar de steeds onverdraaglijker wordende dictatuur van Spitzbart Ulbricht maakte het leven in de D.D.R. tenslotte tot een hel waaraan men slechts kon ontkomen door opnieuw vrijwillig in ballingschap te gaan. Ditmaal vluchtte men dan naar West-Duitsland, hoewel ook daar het geestelijk klimaat bepaald vij- | |||||||
[pagina 227]
| |||||||
andig gestemd was jegens de linkse gezindheid. Thans is er nergens meer plaats voor de linkse intellectueel, schrijft Zwerens ontmoedigd. De linkse intellectueel is onbehuisd geworden. Waarom?
Ik geloof dat we toch wel in de eerste plaats - voor zover het 't Westen betreft - de moderne, geïndustrialiseerde verzorgingsstaat ervoor aansprakelijk dienen te stellen. Want wat zegt in zo'n welvaartsmaatschappij nog een linkse gezindheid? Wat een linkse politieke filosofie? De ongunstige sociale en economische condities waarbij in de 19e eeuw links kon ontstaan en tot ontwikkeling komen, bestaan in feite niet meer, althans niet meer in die opvallende en de mens onterende mate. Wat zegt in een welvaartsstaat nog een revolutionair-speculatieve filosofie à la Bloch? In zo'n zelfvoldane welvaartssamenleving (N.B. de grenzen tussen staat en maatschappij zijn hier vervaagd!) kan men op z'n gemak empirisme en neopositivisme bedrijven en filosofen als Ayer, Carnap, Morris en Tarksi bepalen dan ook aard en structuur van de filosofie in de industriële welvaartsstaat. Het is een boeiend kennissociologisch probleem om na te gaan hoe de sociale structuur van een samenleving en het karakter van de wijsbegeerte in die maatschappij, met elkaar zijn verweven. Nog een stap verder: is de sociologie die bij de verzorgingsstaat past, het structureel-functionalisme? Welk verband bestaat er tussen type van sociologie en structuur van de samenleving? Om met de linkse intellectueel verder te gaan: wat zegt socialisme nog in een wereld waarin het kapitalisme, zij het ook uit zuivere eigenbaat, socialer is geworden? In een wereld waarin alle materiële begeerlijkheden in overvloed en voor vrijwel iedereen verkrijgbaar zijn? Het leven is net een super-markt geworden, terwijl de super-markt de hoogste bevrediging vormt van de levensbehoeften. Wat zegt sociale revolutie in een tijd, waarin over- | |||||||
[pagina 228]
| |||||||
heidsbeleid en bedrijfsmanagers alle kneepjes van de Keynesiaanse macro-economie beheersen? Wat zegt politiek élan nog in een tijd waarin de strategische plannenmakers met hun speltheorie en electronische computers de beste onderhandelingsposities uitrekenen? De onbehuisde intellectueel - zo lijkt het even vanuit Amerika - is bij zijn tijd ten achter. Hij past niet meer in deze wereld omdat hij een romanticus is uit een verleden tijd. Zij die eertijds zo bedreven waren in het ontmaskeren van ideologieën hebben thans zichzelf opgesloten in een wereldvreemde, een welvaartswereldvreemde, ideologie. Tussen hun verlangens en ideeën enerzijds en de planmatige verzorgingssamenleving anderzijds, is een luchtledig ontstaan. Is er toch nog plaats voor de linkse intellectueel?
*
Ronnie J. is baas van een bedrijf waar ongeveer 300 man werken. Hij krijgt opdrachten van het Pentagon, waar hij overigens niet eens erg blij mee is. Liever had hij vrije handel met het communistische blok, dan zou zijn omzet veel groter en zijn winst veel hoger zijn. ‘World Peace through World Trade’, is zijn leuze die hij van de IBM heeft afgekeken. Waarom er geen betere betrekkingen tussen Amerika en de Sowjet-Unie komen? Wel, de hoge militairen en de vakbonden houden de zaak tegen. Het Pentagon en de vakbonden zijn de grootste pressiegroepen volgens J. die de vrede belemmeren. De vakbonden doen het uit verkeerd begrepen eigenbelang: zij menen dat vrede en ontwapening een deuk in de Amerikaanse huishouding zullen geven en dat lusten de arbeiders niet. De militairen houden de ontwapening tegen omdat zij nu met hun grote budget veel macht en prestige hebben en anders de pet aan de kapstok moeten hangen. Ronnie zegt dat de industriëlen wèl vrede en ont- | |||||||
[pagina 229]
| |||||||
wapening willen, want (komt weer de IBM-leuze) handel bevordert de vrede en de vriendschap.
*
Free Competition haalt het beste uit ieder mens - dreunt het dagelijks door radio en TV. Free Competition en nogeens Free Competition. Tussen individuen, groepen en bedrijven. Gisteravond zag ik voor de TV een reklamefilmpje van een staalfabriek: free competition brengt de beste producten voort. Het haalt ook het beste uit ieder mens - en laat het slechtste erin achter, zou je er boosaardig aan kunnen toevoegen. Free Competition kweekt mensen die zich onophoudelijk bedreigd gevoelen en daardoor agressief worden. Free Competition is het eerste en grote gebod, en het tweede, daaraan gelijk, is: ‘be sociable!’ Be sociable, drink een cola, draag dat of dat overhemd, koop die en die auto, be sociable: wees lid van een kerk! Voornaamste instrument om de mensen ‘sociable’ te maken: de reklame. De mensen worden in bedwang gehouden niet door middel van bajonetten of met een geheim politie-apparaat, maar met een even doeltreffend doch veel plezieriger instrument: de reklame. Hét middel bij uitstek voor de sociale contrôle. Men leeft hier in een systeem dat enerzijds de agressiviteit verhoogt, terwijl het anderzijds de mensen tot een vrij strak en conformistisch levenspatroon dwingt waarin het niet is toegestaan de agressiviteit op de oorzaak ervan - het competitieve stelsel zelf - te richten. Gevolg: er zijn zondebokken nodig om de agressiviteit op af te reageren. Sociaal aanvaarde zondebokken zijn er genoeg: de negers, de Joden, de communisten, de Russen, zoek maar uit. Enkele sociologische onderzoekingen hebben aangetoond dat mensen met een conjunctuur-gevoelig beroep, of met een beroep waarin de free competition een zeer voorname rol speelt aanzienlijk agressiever jegens de negers en jegens Rusland zijn dan mensen met andere beroepen. Je zou | |||||||
[pagina 230]
| |||||||
hier ook nog aan de anti-Cuba hysterie kunnen denken. Free Competition en individuele bedreigdheid: is het zich onmiddellijk op advocaten beroepen hiervan ook een uiting? Ik geloof dat er over het verband tussen een free-competition systeem en individuele agressiviteit nog aardige dingen gevonden kunnen worden. Charles vraagt ergens in zijn ‘Kleine Koude Front’ naar de echte of voorgewende drijfveren die tot agressie leiden. De onderzoekingen van Dollard, Farber en Berkowitz zouden hem, meen ik, aardig op weg kunnen helpen.
*
De NBC Radio City Show begint 's avonds om kwart over negen en duurt onafgebroken tot ongeveer kwart voor één. In één ruk door en met een duizelinwekkende vaart, worden concertgedeelten en balletfragmenten opgevoerd, waarna de Show met een musical - The Music Man - besloten wordt. Is deze voorstelling typerend voor de Amerikaanse lichtere cultuur? Een gevaarlijke vraag, omdat je te gauw generaliseert. Er is nauwelijks of geen eenheid in het geheel te ontdekken. Weense operettefragmenten naast Spaans ballet plus een Amerikaanse film. Er is wel eenheid in de voortreffelijke regie, in de glans en praal van de costuums en in de regelmatig wisselende kleurenbelichting. 's Nachts om één uur worden op de Ave of the Americas nieuwe automodellen voorgereden. Duizenden mensen staan te kijken. 's Nachts twee uur: de restaurants en bars zitten nog tjokvol; veel bioscopen beginnen met een nieuwe voorstelling. Ander uiterste: Financial District lijkt 's avonds om 10 uur wel een uitgestorven maanlandschap. Er valt geen sterveling meer te bekennen. Spookachtig steken de hoge wolkenkrabbers af tegen de donkere hemel waar net enkele sterren zichtbaar zijn. Dat uitzicht op de hemel vormt wel een bizar contrast met | |||||||
[pagina 231]
| |||||||
de architectonische afgeslotenheid van deze omgeving. In de verte, hoog boven alles uit, zwaaien de lichtbundels van het Empire State Building. Het gerommel van de subway dat je af en toe hoort, voltooit het Kafka-achtige karakter van dit geheel.
*
In Harlem zie je hoe de negerfamilies op de stoep van hun huis en op de straat leven. Ergens was een groepje in Afrikaanse kleding - ik veronderstel tenminste dat het Afrikaanse kleding moest voorstellen - aan het dansen bij tam-tam muziek. Op tamelijk hondse wijze werd me te kennen gegeven dat ik moest doorlopen. Mijn antwoord dat ik als vreemdeling erg geïnteresseerd was in hun dansen, verhoogde het wantrouwen kennelijk, want de groep hield op en keek dreigend. In augustus en september schijnt men altijd wat prikkelbaarder te zijn omdat dan de inschrijvingen voor scholen en universiteiten weer beginnen en men weet nooit tot wat voor relletjes dit aanleiding kan geven. Zal er weer bloed vloeien of zal alles dit jaar rustig verlopen?Ga naar voetnoot*)
*
Eén van de dingen waarover iedere Amerikaan nu eenmaal met iedereen schijnt te moeten praten, is het loon dat hij verdient. Dat wil zeggen niet zozeer het loon dat hij werkelijk ontvangt, maar het loon dat hij zou willen hebben of zou kunnen verdienen als...
*
De vertechniseerde, industriële samenleving is een zelfgeschapen wereld die relaties met een ruimer verband mist. Je haalt eruit wat je er eerst hebt ingestopt. De techniek en de industriële wereld vormen een | |||||||
[pagina 232]
| |||||||
gesloten en logisch consistent geheel dat volmaakt doorzichtig is. Logisch consistent en gesloten zoals ook een neurose consistent en gesloten kan zijn. In zo'n technische wereld past een technische, functionele denkwijze. Je komt die dan ook tegen in de filosofie (logische taalanalyse en operationalisme) en in de sociologie. De wetenschap die wel het beste past bij een technische wereld, is de wiskunde: het meest exacte, maar ook het meest irreële vak. De mathematische axiomatiek is door de mens zelf geschapen; de mathematische entiteiten zijn man-made en elke verbinding met de realiteit ontbreekt. De navelstarende Boeddha zou een voortreffelijk mathematicus kunnen zijn, doch zeker geen historicus, socioloog of anthropoloog. Naarmate een wetenschap groter werkelijkheidswaarde wil bezitten, is zij moeilijker te mathematiseren. In een zelfgeschapen wereld kunnen technisch en mathematisch denken triomferen. Zij genieten daar dan ook een hoog aanzien en dienen tot voorbeeld voor minder gelukkige wetenschappen. Vloeit hieruit het minderwaardigheidscomplex voort dat zovele Amerikaanse sociologen blijken te hebben t.o.v. de exacte wetenschappen? De technisch-functionele denkwijze is wel het duidelijkst te vinden bij Parsons. Zijn werk doet dan ook erg wereldvreemd aan. Je zou in zijn boeken, net als bij detectives, voorin kunnen schrijven: ‘de in dit werk voorkomende situaties en gedragspatronen zijn geheel fictief. Iedere overeenkomst met de bestaande werkelijkheid, berust op louter toeval.’ Een gevaar in de technische wereld is, dat de techniek van middel, tot doel verheven wordt. (Chaplin's Modern Times!) Dit lijkt me een essentieel verschil tussen Europa en Amerika: dat wij nog een gevoel voor de juiste verhouding tussen doel en middelen hebben, terwijl in Amerika dit besef of dit gevoel ontbreekt. Voor ons is wetenschap een geestelijk avontuur; een streven om inzicht in de realiteit te verkrijgen. In Amerika is wetenschap een middel om de tech- | |||||||
[pagina 233]
| |||||||
niek te vervolmaken. Voor ons is techniek nog een hulpmiddel om het leven te vergemakkelijken. In Amerika spant men zich in en slooft men zich uit om het leven te vertechniseren. In deze wereld passen tragiek en leed natuurlijk niet, zij werken daar belemmerend.
*
In het Museum of Modern Art wordt net een indrukwekkende tentoonstelling gehouden naar aanleiding van Picasso's tachtigste verjaardag. Men kan hier de compositorische geschiedenis van zijn ‘Guernica’ zien, vanaf de eerste schetsen in april 1937 tot aan de voltooiing in november. Eerst schetst hij nog in gebogen lijnen, om pas later over te gaan op de scherp gebroken begrenzingen. Ook van de details: de moeder met het dode kind, de stier en het paardenhoofd, zijn hele reeksen voorstudies tentoongesteld. Er is veel belangstelling voor zijn werk, vooral van de kant van de jeugd. Zal de Spaanse burgeroorlog, de strijd tegen het fascisme, deze jonge Amerikanen iets zeggen? Gisteravond met H. naar een opvoering geweest van Brendan Behan's stuk ‘The Hostage’, in een klein en stoffig keldertje op het Sheridon Square, waar ten hoogste 150 zitplaatsen waren. Sheridon Square ligt vlak bij de artistenwijk Greenwich Village, de wijk met veel schildersateliers waar je zo kunt binnen lopen. Meisjes in spijkerbroeken en met paardestaarten ontvangen je vriendelijk in zo'n atelier en de kunstenaar zelf staat meestal wel ergens achterin te schilderen. Ze putten zich uit met het geven van toelichting op de uitgestalde schilderijen. Het heet de beatnikwijk te zijn, maar alles gaat hier even vriendelijk, rustig en gezellig. Je kunt zelfs koffie krijgen als je dat wilt. Behan's toneelstuk loopt hier al negen maanden en het is bewonderenswaardig met hoeveel vaart en tinteling de acteurs nog steeds hun rol spelen. Op het programma stond niet dat Rio Rita een ‘homosexual navvy’, Colette een ‘whore’, en Ropeen een ‘old | |||||||
[pagina 234]
| |||||||
whore’ is. Gewoon maar slordigheid of een uiting van preutsheid? Vermoedelijk het laatste, gezien het feit dat bij de overige spelers wel hun rol vermeld stond. Er waren tal van grapjes over Britten en Ieren ingelast, die niet in de oorspronkelijke tekst zijn te vinden.
*
‘Sir, hebt u al voor uw ziel gezorgd? Uw lichaam kunt u niet beschermen als de atoombom valt, maar uw ziel wel en het is nog tijd. Hier, voor een dime kunt u alles lezen wat u moet doen’. Deze woorden zei een oud vrouwtje met een paar vreselijk bezorgde ogen achter een klein brilletje tegen me, in de stad waar Bellamy zijn John West geboren liet worden - in Boston. ‘Hoe uw ziel te redden in een nucleaire oorlog’, stond boven het godsdienstige pamflet. Lichamelijke bescherming is niet mogelijk (volgt een uitval tegen de valse voorspiegelingen van de Civil Defense), redding van de ziel wel. De aanbevolen methode: ‘Bekeer u! Want de dag des onheils is nabij! De dag dat de Heer komt om te oordelen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.’ Een van de vele oude vrouwtjes die op straat vrome tractaatjes staan te verkopen.
*
Val, het oudste dochtertje van de familie waar ik logeer, gaat op de highschool. Ik moet onmiddellijk haar huiswerk nakijken, haar overhoren, naar een cocktailparty bij een van haar vriendinnetjes en op haar school over het Nederlandse onderwijs vertellen. De gastvrijheid waarmee je overal wordt ontvangen is ongekend en zelfs verbluffend. Ik vind de Amerikaanse kinderen veel vrijmoediger en ongedwongener tegenover een vreemde en ook wel zakelijker dan de Nederlandse. Of is dit te algemeen gesteld?
Aug./sept. 1962 |
|