De Nieuwe Stem. Jaargang 18
(1963)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |
B. Delfgaauw
| |
[pagina 107]
| |
dubbelzinnige houding van het Duitse Episcopaat, zoals de katholieke Amerikaanse socioloog Gordon Zahn duidelijk heeft laten zien in German Catholics and Hitler's Wars (New York 1962). In Italië hebben leidende kerkelijke kringen zich lange tijd verzet tegen een samengaan van de Democrazia Christiana en Nenni-socialisten, ofschoon dit de enige oplossing was om tot een verantwoorde sociale politiek te komen. Dezelfde kringen hebben echter geen bezwaar gehad tegen de samenwerking van de Democrazia Christiana met de neo-fascisten. Dat de Kerk wel pogingen doet voor goede relaties met fascistische regimes als die van Franco (al schijnen deze relaties de laatste tijd aanmerkelijk slechter te worden), maar geen pogingen doet voor goede relaties met communistische regimes, is een derde voorbeeld. Het is op zichzelf genomen een boeiend actueel vraagstuk, waarom leidende kringen in de Kerk en de doorsnee-katholiek, als het erop aan komt, toch gemakkelijker aan de fascistische dan aan de communistische kant gaan staan. In het fascisme ziet men een desnoods aanvaardbare oplossing, tegenover het communisme staat men met een nooit. Hangt dit samen met de hiërarchische structuur van de Kerk? Voelt de katholiek zich daardoor gemakkelijker in een totalitair regime thuis dan de protestant of humanist? Maar dit zegt niet alles, want de communistische regimes zijn ook totalitair. Speelt dan misschien een zekere naïviteit een rol, waardoor de katholiek spontaan afwijzend reageert op het communistische atheïsme, dat openlijk beleden wordt, maar de huichelachtigheid van de fascistische quasi-religiositeit niet doorschouwt? Het is uitstekend, dat Charles en Wertheim hierop wijzen. Maar zo belangrijk, als de aanwijzing van werkelijke symptomen is, zo gevaarlijk is een strijd tegen windmolens. Ziet Wertheim in genoemd artikel niet twee onschuldige windmolens voor gevaarlijke spoken aan: de Europa-politiek en de Mammoet-wet? ‘Daar is allereerst de Europa-politiek, die poogt het effect van de reformatie en wat daarop gevolgd is | |
[pagina 108]
| |
ongedaan te maken, door Nederland weer in te schakelen in een West-Europa onder Katholieke hegemonie - als erfgenaam van de Karolingische en Habsburgse traditie’ (blz. 452). Het is wel heel duidelijk, dat het Vaticaan de West-Europese eenheid toejuicht, maar er is geen enkele reden om aan te nemen, dat men daar liever ziet, dat Engeland en Scandinavië afzijdig blijven. Ik geloof integendeel, dat men daar van harte wenst, dat de West-Europese eenheid zo veel mogelijk landen zal omvatten. Men ziet daar West-Europa als een bolwerk tegenover het communisme. Men vindt de kracht van dit bolwerk belangrijker dan een eventuele overheersing van het katholieke element daarin. Wat de Mammoet-wet betreft, men heeft daar op alle mogelijke wijzen storm tegen gelopen. Maar ik vraag mij af, of dit niet voortkomt uit de Nederlandse hebbelijkheid om overal principiële zaken te zien, ook waar een nuchter beoordeelaar alleen technisch-administratieve zaken ziet. Ik kan in de Mammoetwet noch een agressie tegen het openbaar onderwijs zien, zoals Wertheim stelt, noch een aanval op het bijzonder onderwijs, zoals men dit van Protestants-Christelijke zijde gezien heeft. Zouden beide beschuldigingen juist zijn, dan zou de conclusie moeten zijn, dat minister Cals het onderwijs als zodanig op wil heffen, wat mij geen redelijke veronderstelling lijkt. In dit verband een kleine vraag: waarom wordt in deze passage (blz. 452) de term ‘de klerikalen’ gebruikt? Ik geloof, dat dit een verwarring stichtende aanduiding is van de aanhangers der confessionele partijen. Men kan spreken van ‘de confessionelen’, maar niet van ‘de klerikalen’, want de klerikale invloed op de confessionele partijen is uiterst gering. Om een voorbeeld te nemen, dat bij Wertheim's artikel aansluit: zowel de Synode als het Episcopaat hebben in herderlijke brieven duidelijk te kennen gegeven, dat de koers der confessionele partijen in de kwestie-Nieuw-Guinea hun ongelukkig leek. Maar wij weten allemaal, dat geen van deze partijen zich daar veel van aangetrokken hebben. Ik acht het instituut van de confessionele partij uit den boze, zowel op reli- | |
[pagina 109]
| |
gieuse als op politieke gronden, maar men moet het niet aanvallen met argumenten, die onwaar zijn. Wij hebben de plicht tot de waarheid en moeten niet meedoen aan legendenvorming. Bijzonder onaangenaam heeft mij de aanval getroffen van Rietdijk op mijn vriend Brongersma. Uiteraard moet in De Nieuwe Stem een gefundeerde aanval op wie dan ook mogelijk zijn. Maar ik acht het behoorlijk, dat men een dergelijke aanval vóór publicatie aan de aangevallene toezendt met het verzoek er desgewenst zijn kanttekeningen bij te maken. Dit klemt te meer, als de aangevallene medewerker aan De Nieuwe Stem is (men zie zijn artikel over Portugal in 12 op 1 Balcon). Dit klemt nog meer, wanneer de redactie zichzelf de moeite had kunnen geven te constateren, dat Rietdijk vals citeert. Dit is ook geconstateerd door de redactie van Socialisme en Democratie, zodat zij ‘niet de moeite nam erop in te gaan’, zoals Rietdijk zegt (blz. 482). Ik wil dit aan enkele voorbeelden laten zien. Rietdijk schrijft: ‘nog in 1960 betuigde hij (Brongersma) zijn instemming met het feit dat alle candidaten voor de Portugese Nationale Vergadering een verklaring moeten tekenen, waarin zij zich onderwerpen aan de (in Portugal!) gevestigde maatschappelijke orde’. In feite schreef Brongersma dit ‘niet onlogisch, maar wel onjuist’ te achten, en hij betuigde er dus zijn instemming niet mee. Wie het door Rietdijk gegeven citaat over kettervervolging uit ‘Rooms gevaar of katholiek recht’ in de contekst leest, ziet terstond, dat Brongersma hier geen eigen standpunt verdedigt, zoals Rietdijk voorgeeft, doch een historische situatie beschrijft. Brongersma begrijpt, hoe in een zeker stadium van de maatschappelijke ontwikkeling bepaalde misstanden kunnen voorkomen, maar dit doet niets af aan zijn verwerping ervan. Hij zegt uitdrukkelijk: ‘Ik voel niet de minste roeping de vroegere kettervervolgingen te verdedigen of goed te praten’ (blz. 125) en deze woorden volgen onmiddellijk op het door Rietdijk gegeven citaat. Maar Rietdijk onderdrukt ze. Brongersma zegt | |
[pagina 110]
| |
even verder nog, op blz. 127: ‘Ik verfoei wat er in Spanje gebeurt...’ Vervolgens citeert Rietdijk Brongersma's boekje ‘De bekrompenheid van het Katholicisme’, waarvan Rietdijk zelf in een noot moet vermelden, dat hij er afstand van genomen heeft (namelijk in G 3 van febr. 1962, B.D.). In de bedoelde passage gaf Brongersma een redenering van Chesterton weer, waarin deze betoogt, dat de wijsgerige ontwikkeling, begonnen met de proclamatie van de vrijheid van denken, tenslotte bij de volgelingen van Kant is uitgelopen op een verloochening daarvan, waarbij aan ons denken alle objectieve waarde wordt ontzegt. In dit verband schreef Brongersma: ‘Het begon met de Reformatie, toen men het vrije onderzoek verheerlijkte, maar ook de leer van de praedestinatie verkondigde, de vrijheid van de menselijke wil ontkende en de mogelijkheid van het verrichten van goede werken verwierp. Men zal bezwaarlijk kunnen volhouden, dat deze leringen nu bepaald een sfeer van vrijheid ademden’. Rietdijk vervalst dit citaat door de komma achter ‘Reformatie’ door een punt te vervangen en zo de indruk te wekken, dat de zin daarmee uit is, terwijl het volgende onontbeerlijk is voor goed begrip van de passage. Het bontst maakt Rietdijk het wel, waar hij Brongersma verwijt, in zijn ‘Voorproef in Spanje’ met instemming Goebbels' ‘Rotbuch über Spanien’ geciteerd te hebben. Dit is bepaald onbehoorlijk, want Rietdijk wil daarmee de suggestie opdringen, dat Brongersma hier met Goebbels sympathiseert. De lezer oordele echter zelf. Brongersma schreef zijn boek in 1943 tijdens de Duitse bezetting. Kan men zich voorstellen met hoeveel binnenpret hij Goebbels citeerde, wanneer deze sprak over de eerbied voor parlementsleden, zoals ‘ihre Kollegen in allen zivilisierten Ländern geniessen’ (blz. 160)? En wat waren de gevoelens van een Nederlander die in een tijd dat de Duitse bezetter links en rechts gijzelaars doodschoot, de woorden van Goebbels opdiepte: ‘Bei der sorgfältigen und objektiven Berichterstattung über die spanischen Vorgänge darf jene Erfindung der bolsjewistischen Machthaber | |
[pagina 111]
| |
nicht vergessen werden, welcher sie sich zur Durchführung des Terrors überall bedienen, wo sie um die Macht kämpfen: die Geiselmorde!’ (blz. 127). Elk illegaal blad zou dit citaat een ereplaats in zijn kolommen hebben gegeven! Wie de publicaties van Brongersma door de loop der jaren heeft gevolgd, ziet onmiddellijk, dat daarin bij alle ontwikkeling toch een vaste grondgedachte steekt, lijnrecht tegengesteld aan de mentaliteit, welke Rietdijk hem nu in de schoenen tracht te schuiven. In een tijd, dat velen aan de toekomst en de mogelijkheden van de democratie twijfelden, in 1940, stelde Brongersma in zijn proefschrift over de Portugese Grondwet tegenover de opvattingen van Salazar reeds een principiële verdediging der democratie, en zijn huidige politieke keuze is dus allerminst zo verwonderlijk als Rietdijk voorgeeft. De Nieuwe Stem behoort een integer blad te zijn. Dat is een eerste eis. Een tweede eis vind ik evenmin onbelangrijk: dat er geen artikelen worden opgenomen, die al te simplistisch zijn. Rietdijk's eerste artikel (aug.) lokt vanzelf een reactie op zijn tweede artikel (sept.) uit. Er staan in dit artikel enkele zaken, waarmee ik het volkomen eens ben, maar er staan ook simplismen in, waarop de redactie de auteur had moeten wijzen. 1) Uit de duistere zin aan het slot van § 2 (blz. 537) moet toch waarschijnlijk begrepen worden, dat volgens Rietdijk: ‘het goede of de waarheid doorgaans... even objectief.... zijn als de thermometer’. Men oordele zelf: ‘Wanneer je niet ergens naar tóé wil, niet iets objectiefs wil aantonen op zijn minst - en waarom zóú je dat willen als het goede of de waarheid doorgaans niet even objectief zouden zijn als de thermometer -, dan begin je vanzelf te leuteren.’ Deze passage betekent niets, of zij betekent wat ik erin lees. En dan vraagt men zich af, wat Rietdijk eigenlijk onder de objectiviteit van een thermometer verstaat. En verder, hoe volkomen probleemloos een dergelijk schrijven is, waarin de objectiviteit van het goede en de waarheid gelijk gesteld worden met die van de | |
[pagina 112]
| |
thermometer. Is er een zin te geven aan de uitdrukking de objectiviteit van de thermometer (wat niet zal kunnen zonder het subject en derhalve de subjectiviteit daarbij te betrekken), dan zal dit toch juist een andere vorm van objectiviteit moeten zijn dan die van de waarheid of goedheid. 2) ‘In mijn boek “Vooruitgang, cultuur en maatschappij” heb ik, naast vele andere zaken, voorgesteld om politici in het vervolg aan leugendetectortests te onderwerpen, en zo een einde te maken aan alle macht achter de schermen. Maar U voelt het al wel, het hier geschilderde klimaat is niet gunstig voor zoiets, en het voorstel ging tot nu toe verloren in de discussie over Nieuw-Guinea en oud-Wassenaar, in het spel van de haalbare kaarten’ (blz. 539). Het voorstel ging niet verloren in het politieke lawaai, maar aan zijn eigen onmogelijkheid. Rietdijk weet kennelijk niet wat een leugendetector is. Hij gaat af op de ongelukkige naam van het instrument, dat helemaal geen leugens aan kan tonen, maar alleen een quantificeerbaar aspect van emoties kan registreren. Daarbij wordt door mij nog gezwegen over de politiestaat-methoden, die Rietdijks suggesties (§ 73 van zijn boek) oproept. Zelf spreekt hij reeds over ‘een op te richten ‘politieke politie.’ (blz. 361).
Samenvattend zou ik dit willen zeggen. Met het artikel van Wertheim ben ik het in grote lijnen grondig eens. Ik betreur het alleen, dat er enkele opmerkingen in staan, die op de lezer gemakkelijk de indruk kunnen maken van een zeker gebrek aan nuance. Met de beide artikelen van Rietdijk ben ik het - ondanks instemming met sommige stellingen - grondig oneens, omdat ze te simplistisch zijn en er daarenboven, wat ik veel erger vind, onjuist geciteerd wordt. |
|