De Nieuwe Stem. Jaargang 18(1963)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Lucebert Gek ben je niet je wilt teveel maar je doet niets met een hele langzame vermoeide lome looppas er op af niemand weet het naast de krekels slapen in de huizen de varkens en de vlotte fotografen belichten onder en de spionnen kijken door hun brillen vol geronnen bloed er op af het verdwijnpunt ligt net onder de nok van het schedeldak want vlak onder de nok van het schedeldak worden de gedachten dik en gaaf en glad juist daar gaat iets dat mij verlaat maar dat ik graag draag en mij haast toebehoort het grote sterrenmasker van de dood wandelaars in bossen stoten daar op de sfinks in de zee neemt het met zich mee die op bergen wonen bewonen de oogleden die door dalen dwalen betreden de lippen en die thuisblijft martelt de ademtocht maar de gedachten geharnaste apen die het water hebben geopend en de lucht gevoerd zij slepen de bellen van het wensgezwel over het wasbord van het geweten en verwonderen zich over deuren die sluiten en over gewelven die naar de wetenschap der muggen zijn ontworpen [pagina 3] [p. 3] en zo wie de benige druppel die uit het oog van het denkbeeld rolt over het platgetreden pad van steeds hetzelfde dier vergelijkt met de tranen die zeldzaam begaafden of dronkaards in de ogen schieten bij het aanschouwen van alle grenzen schennende schoonheid die onderkent onmiddellijk de onderkant van het allesbedervende sluitstuk de randen der helderheid berijkt bezwijkt terstond het juweel het verdoofde voorhoofd van een te grote sprong raakt nauwelijks de geur van de arriverende vreugde Vorige Volgende