Het lijkt dan ook mede aan het gezag van Romein te danken, dat de studenten in de geschiedenis aan de literaire faculteit en de juridische studenten van de Universitas Indonesia door alle afgelopen jaren heen in de gelegenheid zijn gebleven lessen in het Nederlands te volgen. Hoezeer de taal en de figuur van Romein hem een Indonesisch publiek bezorgden bleek duidelijk enige jaren later toen de door hem zo bewonderde Toynbee in dezelfde aula van de Universiteit van Indonesië, waarin Romein gesproken had, in hoofdzaak Europeanen onder zijn gehoor trok waar de brenger van zijn wereldhistorische boodschap in het Nederlands een meer Indonesische schare geboeid had.
De hier wat ouderwets aandoende begrippen van ‘boodschap’ en ‘schare’, bekend uit de theologie, waarin Romein eerst gestudeerd heeft, leiden naar een vierde Romein, en wel naar de leraar, de guru, die inderdaad een leer te brengen had met een zeer gesloten perspectief van laatste doeleinden, waaruit niet alleen een aards hiernamaals opblonk voor de misdeelden in deze wereld, maar waaruit zelfs de verlossing wenkte uit de problematiek van de historische objectiviteit, waar voor wie, zoals ik, afvallig werd ook aan dit geloof slechts de plezierige berusting openstaat in verschillende toekomst- en verledensperspectieven te moeten en te kunnen leven. Die Romein nu, die zelf erkend heeft, dat de grootste eerzucht welke een wetenschapsman bezielen kan de vorming van een Nachwuchs is, heeft die eerzucht bevredigd gezien in de groei van een school, een gemeente, zo niet een sekte, waarop geen ander Nederlands historicus van deze eeuw tot nog toe heeft kunnen bogen, al was het slechts omdat Romein ook in Indonesië zijn ilmu heeft kunnen uitdragen en studenten in Jogja heeft kunnen inwijden, terwijl Beerling en ik, als zijn overigens wat ketterse predikers in Djakarta enkele geroepenen tot initiandi konden uitverkiezen, zij het na wat pijnlijker rites de passage dan door de milde meester zelf zouden zijn opgelegd.
Deze viervoudige Romein - in de wisselende vlees-