De Nieuwe Stem. Jaargang 17
(1962)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
B.V.A. Röling
| |
[pagina 67]
| |
van de oorlog, betekent niet, dat er niets meer zou veranderen, dat de stand van zaken zou blijven als hij nu is. Afwezigheid van het gebruik van militair geweld betekent niet het verstarren van alle verhoudingen en het handhaven daarvan naar de stand van nu. Dat zou een onmogelijk vredesbegrip zijn. Want waar leven is, is verandering en moet er mogelijkheid van verandering zijn. Handhaving van het bestaande wordt begrijpelijkerwijs vaak geëist door degenen, die het goed hebben bij een bepaalde stand van zaken. ‘Vrede op aarde’ is vaak gezongen door degenen die de macht hadden, en alles graag wilden laten zoals het was. We hebben dat gezien in het eigen land in de tijd van de opkomst van de arbeidersklasse. Er zat toen bepaald een valse klank in ‘vrede op aarde’, als dat betekende, dat er geen verandering zou komen in de bestaande toestanden van arm en rijk, van economisch machtigen en economisch hulpelozen. In die tegenstelling is grote verandering gebracht, bij ons niet door geweld en revolutie, maar geleidelijk, door begrip en aanpassing. Het resultaat blijkt in het tegenwoordig arbeidsrecht en de sociale voorzieningen. Dat proces van geleidelijke verandering is bepaaldelijk nog niet afgesloten, maar de scherpste en meest onverdragelijke kanten van de vroegere tegenstelling, die tot een klassenstrijd hadden kunnen leiden, zijn voorkomen. Vreedzame verandering bleek mogelijk, in het belang van allen. In de wereld als geheel is de tegenstelling tussen arm en rijk nog steeds een bittere en een onverdragelijke tegenstelling. De welvarende wereld van Europa en Amerika vormt een schrille tegenstelling met de doodarme wereld der vroegere koloniën. Als wij zeggen: vrede op aarde, als we ons voorstellen een wereld zonder oorlog, een wereld waar de noodzakelijke veranderingen niet door militaire geweldpleging tot stand komen, dan kan dat niet betekenen een wereld waarin die tegenstellingen van grote welvaart enerzijds en onmenselijke armoede anderzijds zouden blijven bestaan. Vrede op onze aarde - een wereld dus waarin de | |
[pagina 68]
| |
oorlog feitelijk zou zijn uitgebannen - is alleen mogelijk en denkbaar als de bereidheid aanwezig is vrijwillig mee te werken aan ‘vreedzame verandering’. Daar zit het knelpunt. Vrede wil iedereen. De vraag is wat men er voor over heeft, welke prijs men voor de vrede wil betalen, welke veranderingen men bereid is te aanvaarden. Juist omdat we spreken over een levende mensheid, dat is dus een steeds veranderende mensheid, is het pal staan voor de bestaande toestand niet zonder meer een vredelievende en een tot vrede bijdragende houding. Noodzakelijke veranderingen tegenhouden kan even weinig vredelievend zijn, als het streven naar verandering. Men zal steeds naar alle aspecten van een bepaalde conflict-situatie moeten zien, om te kunnen beoordelen wie het gelijk aan zijn zijde heeft: hij die de verandering wil, of hij die de verandering wil tegenhouden. Vrede op onze wereld? Dat leidt tot de vraag: wat is dat voor een wereld, waarin de oorlog moet worden voorkomen. Wat zijn de meest opvallende en belangrijke aspecten van de wereld waarin wij nu leven? Wat zijn de belangrijkste bestaande problemen als we het hebben over de vredesmogelijkheden op onze aarde? Het eerste, allesoverheersende probleem op het punt van oorlog en vrede levert de stand van de bewapening. Ik wil in enkele stellingen die wapensituatie tekenen. 1. Door de technische ontwikkeling werd het wapen onbruikbaar. En daarom werd de oorlog onbruikbaar, want op den duur zullen in een wereldoorlog ook de grootste wapens worden gebruikt. Daarbij komt, dat door de militaire wapens niet alleen het leven van de strijdende volken op het spel staat, maar ook van de niet bij de strijd betrokkenen, die door de radioactieve straling worden bedreigd. En, nog erger, het gaat niet alleen om de nu levende mensheid, maar ook over de komende generaties. Het moderne wapen bedreigt de mensheid in haar soort. 2. De wapensituatie is zelf het grootste gevaar ge- | |
[pagina 69]
| |
worden dat de mensheid bedreigt. De volken maakten wapens ter beveiliging tegen gevaar. Op het ogenblik vormt de bewapening als zodanig een gevaar dat de mensheid als geheel bedreigt, het grootste gevaar dat de mensheid bedreigt. 3. De wapensituatie bedreigt niet alleen ons bestaan, maar ook onze moraliteit. Voor de laatste wereldoorlog zouden wapenen, zoals de atoom- en waterstofbommen, zonder twijfel beschouwd zijn als verboden wapens en zou het gebruik veroordeeld zijn als oorlogsmisdrijf. Ze zijn in hun werking méér verwerpelijk dan het verboden gifgas, méér stuitend voor het publieke geweten dan de verboden bacteriologische wapenen. We zijn al afgezakt naar een moreel lager niveau. Wij aanvaarden het massaal vernietigend wapen, en de theorie van het vergeldende ‘zwaard’, dat zal neerkomen op de grote steden, op vrouwen en kinderen, dat tevens ongelukkige buitenstaanders treft en dat de mensheid in haar wezen aantast. 4. Naar veler mening is algemene en volledige ontwapening onder internationaal toezicht de enige uitweg. Dat werd unaniem aanvaard door de V.N. in 1959. De Nederlandse regering verklaarde bij die gelegenheid, dat algemene ontwapening ‘het centrale probleem van onze tijd is’. Zo'n ontwapening is natuurlijk niet zonder risico's. Maar, zoals president Kennedy verklaarde voor de V.N.: ‘De risico's van ontwapening verbleken in vergelijking met de risico's van een onbeperkte wapenwedloop’. 5. De bundeling van de Westerse militaire kracht in de NAVO stamt van vóór de Russische atoombom. Een tijdlang kon de NAVO veiligheid suggereren. Die veiligheid kan de NAVO niet meer geven. Immers de wapens zelf vormen het grootste gevaar. De NAVO-krachtbundeling kreeg daardoor andere functie: het Westen te maken tot een gelijkwaardige onderhandelingspartij, om tot algemene ontwapening te komen. 6. Die algemene ontwapening is dwingende eis, vitale noodzaak, levensvoorwaarde. Maar zij moet worden verwerkelijkt in de tijd van de Koude Oorlog, waarbij de Atlantische Gemeenschap en het Sovjet-blok, de | |
[pagina 70]
| |
twee helften van de blanke wereld, tegenover elkaar staan in volstrekt wantrouwen en grote vijandschap.
* * *
Het is niet zo gemakkelijk deze ‘Koude Oorlog’ in het kort te beschrijven, en duidelijk te maken hoe deze tegenstelling groeien kon, nadat men eerst gezamenlijk het misdadige Nazi-Duitsland had verslagen. Eén ding dient vooropgesteld te worden: toen in 1945 een Amerikaanse en een Russische generaal aan het hoofd van hun legers, elkaar op een noodbrug over de Elbe ontmoetten om verder over het lot van Europa te beslissen, tekende dat de situatie. Uit de Tweede Wereldoorlog waren twee super-machten overgebleven: Amerika en Sovjet Rusland. En zij gedroegen zich zoals gemeenlijk ook vroeger twee super-machten dat gedaan hadden: argwanend tegenover elkaar, waarbij zij trachtten de gewonnen machtspositie zo voordelig mogelijk uit te buiten. Met andere woorden: het gedrag van Rusland kan gedeeltelijk verklaard worden als het gedrag van een plotseling machtig geworden nationale staat, die eindelijk de kans ziet te verwerkelijken wat reeds eeuwen werd verlangd. Vele van de Russische stappen na de wereldoorlog moeten ook verklaard worden uit een in Rusland bestaande hevige angst voor het Westen. Vanuit dat Westen werd menige inval gedaan tot diep in het Russische land, door Polen, door Zweden, door Frankrijk onder Napoleon, door Duitsland in de Eerste Wereldoorlog, door de Westerse machten na de Eerste Wereldoorlog, door Duitsland in de Tweede Wereldoorlog.Ga naar eind2 Rusland kent een diepzittende historische angst voor het Westen. Churchill's telegram aan Montgomery tegen het eind van de oorlog - dat de aan de Duitse legers ontnomen wapens zó moesten worden opgeslagen, dat ze aan de Duitsers konden worden teruggegeven, als Rusland zich niet aan de afspraken zou houden - toonde het wantrouwen tussen de bondgenoten, maar het bevorderde de Russische angst. Enige tijd later volgde het beruchte telegram van Churchill | |
[pagina 71]
| |
aan de Amerikaanse president - het telegram waarin voor het eerst de term ‘ijzeren gordijn’ werd genoemd - waarin werd gewaarschuwd tegen Russische overmacht in Europa. Kort daarna vielen de atoombommen op Japan, het machtsevenwicht was daarmede weer hersteld. Maar Rusland beschouwde die bommen niet als de laatste bommen uit de Tweede Wereldoorlog, maar als de eerste grote gebeurtenis in de machtsstrijd tussen Oost en West: als demonstratie van de Amerikaanse macht, aanschouwelijk onderwijs over die macht met honderdduizend dode Japanners als leermiddel. Rusland kwam des te gemakkelijker tot die overtuiging, daar het beter dan wie ook op de hoogte was van de Japanse vredespogingen. De Russen wisten dat de bommen niet nodig waren om Japan tot capitulatie te brengen. En ze trokken gemakkelijk de conclusie, dat dus die nieuwe wapens tegen hen gedemonstreerd werden. De latere Amerikaanse weigering om het atoomgeheim te delen, versterkte hen in de opvatting, dat Amerika zich opmaakte voor een militaire machtsstrijd. De historische angst, gegroeid in de loop der eeuwen, versterkt door wat men zou kunnen noemen, de existentiële angst, ontstaan uit een bepaalde uitlegging van Westerse stappen, werd nog verhevigd door wat men zou kunnen noemen de ideologische angst. Marx en Lenin hadden immers geleerd, dat het kapitalisme met de wapenen de zekere zegepraal van het communisme zou trachten tegen te gaan. Uit de communistische theorie vloeide voort, dat de kapitalistische landen Rusland zouden aanvallen. Dat versterkte de angst. Veel van wat Rusland deed kan uit die angst worden verklaard. Rusland trad na de Tweede Wereldoorlog niet alleen op als eindelijk-machtige nationale staat, maar ook als het centrum van een revolutionaire beweging, als het land waarin het communisme een tehuis gevonden had, en dat zich in dienst had gesteld van de communistische wereldrevolutie. Dat verhevigde de angst aan de Westerse kant. Het communisme streeft immers naar wereld-revolutie. Er waren genoeg Russische uitlatin- | |
[pagina 72]
| |
gen, bijvoorbeeld over de rechtvaardigheid van bevrijdingsoorlogen,Ga naar eind3 om het Westen te doen vrezen, dat Rusland streefde naar de wereldheerschappij, daarbij gebruik makend van het communisme en van communistische ‘vijfde colonnes’. Men geraakte in het Westen overtuigd, dat de Sovjet-Unie uit was op verovering van de wereldmacht met de wapenen, door oorlog. Angst daar, en angst hier. De Westerse houding werd bepaald door de overtuiging dat de Sovjet-Unie tot oorlog zou overgaan, zodra het daartoe machtig genoeg zijn zou. Daarom werd militaire verdediging nodig geacht. Daartoe ging het Westen zijn militaire macht bundelen, eerst in het Verdrag van Brussel, in 1949 in de Noord-Atlantische Verdrags-Organisatie. Maar Rusland zag deze defensieve machtsbundeling als een voorbereiding voor een agressieve oorlog. En werd in die mening versterkt, door de weigering van het Westen de Oder-Neisse linie te erkennen, en de weigering om te berusten in de Russische satellietengordel. Zo ontstond de breuk, die in 1947 in volle openbaarheid kwam.Ga naar eind4 Sindsdien is er een wapenwedloop aan de gang, zoals nog nooit in de wereld vertoond. De technische ontwikkeling maakte wederzijdse verdelgingsmiddelen mogelijk van zodanige kracht, dat men in staat is elkaar desgewenst enige malen totaal te vernietigen. De vraag, die gesteld moet worden is deze: is het ooit de bedoeling geweest van Rusland om de communistische zegepraal en de Russische wereldheerschappij te bevorderen door oorlog. Velen zijn daarvan overtuigd, en de Westerse politiek berust op de gedachte dat de Sovjet-Unie zal gaan oorlog voeren als zij de kans schoon ziet. Als bewijs voor die stelling beroept men zich op de Russische satellieten-politiek, de bouw onder militaire dwang van een gordel van satellieten tussen de Sovjet-Unie en het Westen. Was dit de eerste schrede op het pad van de wereldheerschappij, of was het angst? Na de Eerste Wereldoorlog was ook een gordel om Rusland gelegd: het ‘cordon sanitaire’ van Clemenceau. Nu was het Rusland, dat als overwinnaar in de buurlanden de lakens ging uitdelen. Men kan de | |
[pagina 73]
| |
satellieten-politiek van Rusland na de Tweede Wereldoorlog ook zien als uiting van angst, als een maatregel van staatsbeveiliging tegen het Westen. De geheel andere houding van Rusland tegenover Finland, dat betrekkelijk vrij werd gelaten en dat men zonder enige moeilijkheid had kunnen inlijven, pleit voor de opvatting, dat de satellieten-politiek angstpolitiek was. In die opvatting is het recente optreden tegen Finland ook verklaarbaar: de Russische pressie neemt toe als er weer Duitse duikboten en een Duitse vloot in de Oostzee verschijnen. Vlak na de oorlog was Rusland vooral bang voor Amerika. Die vrees verminderde ná de Hongaarse opstand: Amerika greep toen niet naar de wapenen, zelfs toen niet. De laatste jaren groeit in Rusland de angst voor Duitsland. En ik moet U eerlijk zeggen: die angst is begrijpelijk. Begrijpelijker dan onze onverklaarbare korte memorie en vergoelijking van de tegenwoordige arrogante Duitse politiek en van de verontrustende Duitse eisen. Het blijft een moeilijke vraag: wat zijn de drijfveren van de Russische buitenlandse politiek: staatsbeveiliging of het streven naar de communistische wereldheerschappij?Ga naar eind5 Meer en meer zijn er velen overtuigd geraakt, dat de Sovjet-Unie nooit van plan was het Westen militair te gaan veroveren. George Kennan, de vroegere Amerikaanse ambassadeur in Moskou, nu ambassadeur in Belgrado, heeft dat met klem van redenen betoogd. Volgens hem is het onjuist te stellen: de atoombom heeft ons de Russische militaire bezetting bespaard. Kennan concludeert op grond van zijn ervaring gedurende die jaren als ambassadeur, dat de Sovjet-Unie nooit het plan had om het Westen aan te vallen.Ga naar eind6 En die opinie wint terrein onder de deskundigen. Velen zijn geleidelijk overtuigd geraakt, dat men moet onderscheiden tussen de Sovjet-Unie als nationale staat en de Sovjet-Unie als centrum van het communisme. De Sovjet-Unie als staat streeft in grote achterdocht en hevig wantrouwen naar nationale veiligheid, is beheerst door een groeiende angst voor Duitsland, dat immers de oude grenzen terug wil en voortdurend aandringt op eigen atoomwapens, en wil bepaaldelijk | |
[pagina 74]
| |
geen oorlog. De Russische regering weet te goed, dat daar de Sovjet-Unie aan zou ten onder gaan. De Sovjet-Unie als centrum van het wereldcommunisme streeft naar het verbreiden van het communisme met alle middelen, behalve de militaire oorlog. Het is daarbij veel meer geïnteresseerd in de Afro-Aziatische en Zuid-Amerikaanse landen, dan in West-Europa dat voor het communisme, blijkens de na-oorlogse verkiezingen, verloren ging. In de jonge, doodarme landen, daar ziet men zijn kansen.Ga naar eind7 Maar als dat waar is, rijst de vraag of de Amerikaans-Westerse politiek na de oorlog een erg verstandige politiek was. Die politiek ging ervan uit, dat de Sovjet-Unie op oorlog uit was, en dat gestreefd werd naar de communistische wereldheerschappij door de oorlog. Vandaar de enorme Westerse bewapening, vandaar de poging om de communistische uitbreiding in de Afro-Aziatische wereld door de wapens tegen te houden. Dat zou fatale politiek kunnen zijn. Want de er uit ontstane wapenwedloop kan niet anders dan op oorlog uitlopen. En de ware maatregelen tegen uitbreiding van het communisme worden verwaarloosd. De Koude Oorlog, het conflict met de Sovjet-Unie in zijn twee gedaantes, bergt duidelijk twee gevaren: de oorlog, waaraan de beide tegenstanders zouden ten onder gaan, en de communistische zegepraal, waarbij het Westen zijn wijze van leven op grove manier zou verstoord zien. Wij zijn het in het Westen eens, dat we geen oorlog willen, en geen communisme. Het meningsverschil dat zich geleidelijk in het Westen ontwikkelt, betreft de vraag of wij wel een politiek voeren, die de oorlog zal voorkomen, en die de communistische zegepraal via de jonge landen zal kunnen verhinderen. De heersende opvatting is, dat het al een soort landverraad is, die vraag te stellen. Steeds meer wapens, steeds betere wapens, dat is het geldende patroon. Twijfel omtrent onze politiek wordt gezien als ondermijning van de Westerse kracht. Geleidelijk is men erin geslaagd de opvatting te verbreiden dat communistisch Rusland het volstrekte kwaad vertegenwoordigt. De Russische regering wordt door velen beschouwd erger | |
[pagina 75]
| |
te zijn dan Nazi-Duitsland, de duivel in mensengedaante, waarmede geen overeenstemming mogelijk is. Het is niet mijn bedoeling om Rusland te verdedigen, om een goed woord te zeggen voor de vele gruwelen die het beging. De wreedheden die in Stalin's tijd begaan werden, blijven ten hemel schreiend. De Russische dictatuur blijft voor ons even verwerpelijk als welke andere dictatuur. Maar een geheel andere kwestie is: hoe moet onze politiek zijn ten aanzien van dit Sovjetblok, dat er nu eenmaal is, waarmede we op één aardbol wonen, en dat ons voor de keuze stelt: samen op die aardbol te leren leven, of samen er te gronde te gaan. Om die politiek te bepalen moeten we zo objectief mogelijk de feiten, de werkelijkheid bestuderen. De volstrekte zwart-wit tekening die in het Westen gebruikelijk is, is zinvol en begrijpelijk als we ons voorbereiden het met de wapens te gaan uitvechten. In zo'n geval kan men de tegenstander niet zwart genoeg schilderen, dat bevordert de vechtlust en vergemakkelijkt het doden. Maar oorlog met de Sovjet-Unie is het einde van de blanke wereld. Zoals de Amerikaanse minister van Defensie in 1958 op grond van een Pentagon-rapport mededeelde, zou een nucleaire oorlog met de Sovjet-Unie naar schatting ertoe leiden dat 160 miljoen Amerikanen zouden sterven, 200 miljoen Russen, en iedereen in West-Europa en Engeland. Dat was in 1958. Sindsdien nam de wederzijdse verdelgingskracht toe. Dergelijke oorlog moet dus voorkomen worden. Dat is voor de Sovjet-Unie even grote noodzaak als voor de Westelijke wereld. Maar als het dus volstrekt noodzakelijk is om met Rusland tot een vergelijk te komen om die alles vernietigende oorlog onmogelijk te maken, dan is het niet meer verantwoord om domweg te blijven staan bij de zwart-wit tekening, en in het wilde weg, zonder enige nuance, de Sovjet-Unie te beschuldigen van alles, wat kwaad en verachtelijk is. Als een overeenstemming nodig is, dan is het nodig zo scherp mogelijk te zien naar de werkelijkheid. Dan wordt het van belang te constateren, dat sinds 1956 herhaaldelijk in de Prawda | |
[pagina 76]
| |
werd betoogd, dat aan een nucleaire oorlog ook de Sovjet-Unie zou ten gronde gaan. Dan wordt het van belang nauwkeurig de Russische acties en reacties te analyseren, om vast te stellen wat de doeleinden zijn van de Sovjet-Unie en met welke middelen zij die doeleinden wil bereiken. Het is mijn stellige overtuiging, dat de Sovjet-Unie geen oorlog wil. Het is ook mijn stellige overtuiging, dat de Sovjet-Unie het ernstig meent als zij zegt de algehele en volledige ontwapening te willen. Het wordt hier in Nederland vaak in twijfel getrokken. Ambassadeur Wadsworth, die jaren met de Russen onderhandelde, sprak uitdrukkelijk als zijn overtuiging uit, dat de Russen ernstig gemeend streven naar algehele ontwapening.Ga naar eind8 Het is evenzeer mijn stellige overtuiging, dat de Sovjet-Unie streeft naar de wereldrevolutie en dat zij die wereldrevolutie wil bereiken via de onderontwikkelde gebieden, door economische en ideologische agressie, gekuip, geknoei, gewroet. Maar niet door oorlog. Noch de geschiedenis van Korea, noch die van Laos, bewijzen het tegendeel.
* * *
Daarmede zijn we gekomen op het derde aspect van onze wereld: de jonge, technisch laag ontwikkelde landen, die na de Tweede Wereldoorlog onafhankelijk werden. De oorlog zet nu eenmaal dergelijke ontwikkelingen in beweging. Na de Napoleontische oorlogen werd Zuid-Amerika onafhankelijk, na de Tweede Wereldoorlog kwam een einde aan de koloniale periode in Azië en Afrika. Het gebeurde allemaal niet zonder pijn en moeite. Engeland slaagde het beste erin om gratielijk het empire te likwideren. Maar het kon bogen op langere ervaring, en lessen trekken uit de vrijwording van Noord-Amerika, Canada, Australië en Nieuw Zeeland. In de meeste gevallen voltrok zich die emancipatie in bloed en tranen. Men denke aan onze politieacties, de Franse strijd in Indo China, het drama van Kongo. De volken van Europa waren eenvoudig niet in | |
[pagina 77]
| |
staat in te zien wat er gedurende de oorlog in hun koloniën was geschied. En nadat de zwaarste klappen gevallen waren, bleven vaak restant-problemen over, zoals bij ons over Nieuw-Guinea, waarop zich alle spijt en wrevel richtte om de verloren posities. Die restant-problemen waren mede oorzaak, dat Europa het niet opbracht volledig de bakens te verzetten, de nieuwe verhoudingen te aanvaarden, en de politiek te voeren ten aanzien van de nieuwe onafhankelijke staten, die geboden werd door de wereldsituatie. De statistieken van de V.N. over de vroegere koloniale gebieden onthulden een ontstellende achterstand in het onderwijs, en een beschamende honger en armoede. Simpele overwegingen van sociale rechtvaardigheid eisten massale steunverlening. Wat tot nu toe daaraan gedaan werd is volstrekt ontoereikend. Hulp is niet alleen morele plicht, maar ook politieke noodzaak. Immers door die hulp kon voorkomen worden dat de jonge landen, gegrepen door het voorbeeld van de Sovjet-Unie, naar communistische dwangmethodes zouden grijpen om op die wijze zo snel mogelijk tot iets meer welstand te komen. Het is op het ogenblik zo, dat de Atlantische Gemeenschap en het Sovjetblok werven om de gunst en de goodwill van de Afro-Aziatische en Zuid-Amerikaanse wereld. Maar wij worden in een opbouwende politiek belemmerd door de laatste koloniale kwesties. Onze Nieuw-Guinea-politiek was kortzichtig en rampzalig, slechts geschikt om ons van Azië te vervreemden en het communisme in de kaart te spelen. Deze drie elementen, de wapensituatie, de koude oorlog en de jonge landen bepalen de wereldsituatie, waarin de kwestie van oorlog en vrede speelt. Zij zijn nauw met elkaar verweven. De atoomkracht, die via de koude oorlog het einde van ons allen zou kunnen betekenen als er een oorlog zou komen tussen de Atlantische Gemeenschap en het Sovjetblok, zou de energiebron kunnen zijn waardoor een menswaardig bestaan voor ieder op deze wereld zou zijn verzekerd. De mensheid staat voor een keuze. Er is slechts nodig, de moed om de werkelijkheid onder ogen te zien, en | |
[pagina 78]
| |
het vertrouwen in de Westers-democratische levenswijze. Vrede op onze aarde? Het is een vraag, waarvan het antwoord van onszelf afhankelijk is. |
|