lijking vertoont de demografische evolutie in Japan vele trekken, die dit land gemeen heeft met het Westen - allereerst een snelle bevolkingsgroei. Tussen de twee wereldoorlogen gaat het geboortecijfer, na een aanvankelijke stijging, weer dalen; ook het sterftecijfer daalt. De groeiende industrie absorbeert een belangrijk deel van de natuurlijke bevolkingsaanwas. Maar de agrarische structuur van het land blijft stationair, en wordt nog steeds beheerst door een keuterbedrijf, waarin de arbeid weinig productief is. De aandacht van de politici is meer gericht op imperiale en militaire expansie, die bestemd is om niet alleen de rijkdommen van de omringende Aziatische landen te exploiteren, maar ook om emplooi te zoeken voor overtollige arbeidskrachten.
En dan, na de nederlaag, bevindt Japan zich weer in een situatie, die enigszins doet denken aan die van de Tokugawa-periode. Afgesloten van zijn vroegere wingewesten, moest het land bovendien de vijf of zes miljoen gerepatrieerden verwerken. Ondanks alle pessimistische voorspellingen slaagt het land er in, door uitbreiding van de industrie, het nationale inkomen per hoofd zelfs nog te doen stijgen. Daarnaast grijpt het volk, zonder dat de regeringspolitiek dit heeft aangemoedigd, terug naar de oude tradities van geboortebeperking, vooral door middel van abortus. De wetgeving laat deze toe, evenals sterilisatie.
En toch eindigt het boek van Irene Taeuber in mineur. De sterfte is even hard gedaald als de geboorte. De schrijfster ziet niet, hoe in een voldoende snel tempo werkgelegenheid kan worden geschapen, om de te verwachten verdere bevolkingsgroei op te vangen. En zij ziet ook niet, hoe Japan, dat aan andere Aziatische volken door zijn vroege industrialisatie een voorbeeld gaf, ook verder als voorbeeld voor een hoopgevende ontwikkeling zal kunnen fungeren.
Ik geloof echter, dat de schrijfster verzuimt, uit haar betoog een voor de hand liggende conclusie te trekken. Het voorbeeld van Japan bewijst, dat de zogenaamde ‘demografische’, dat wil zeggen neo-Malthusiaanse oplossing voor het Aziatische overbevolkingsvraagstuk helemaal geen oplossing is. Zij is een uiting van pessimisme, van een gebrek aan geloof in het technische en intellectuele potentieel van het eigen volk. Aleen door een aanzienlijk versnelde economische opbouw binnenslands, die ook de landbouw dynamiseert, zal Japan, evenals andere Aziatische volken, zijn problemen kunnen oplossen. Dit vereist echter een alomvattende planning, en sociale hervormingen op grote schaal.
De kans is daarom groot, dat tenslotte niet het Japanse, maar het Chinese voorbeeld beslissend zal worden voor de verdere ontwikkeling in Azië. Japan is bezig zijn uitzonderingspositie in Azië kwijt te raken.
W.F.W.