De Nieuwe Stem. Jaargang 15
(1960)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 557]
| |
Anthonie Donker
| |
VerslagIk ben bij de dood op bezoek geweest
aan gene zij van het bestaan.
Ik was op een klein familiefeest.
Ik ben nog van mijn stem ontdaan.
Zodra ik probeer te spreken
breekt in mijn keel het woord.
Ik loop of mijn voeten breken
van de luchtdruk in dit oord.
Maar als ooit mijn woorden weer zouden
thuis raken in de taal,
zal ik zeggen wat ik aanschouwde -
zij waren er allemaal
| |
[pagina 558]
| |
Veiling van een bibliotheekNu wordt hij honderdmaal begraven,
verlaat in honderd kisten 't huis.
Zij die hem altijd bijstand gaven,
met hem in alle denken thuis,
gaan heen, en zijn gedachten staven
alleen in bovenaards geruis
de bomen die berichten gaven,
door hem ontcijferd in zijn kluis.
Al wordt hij duizendmaal begraven,
één werden hemel, lied en huis.
| |
Uit een volgrijtuigEen leven verlaat het leven.
Het neemt voor de laatste keer
zijn weg dwars door het verkeer,
en het verwerft zelfs voorrang
door het rusteloos heen en weer,
doodbedaard naar het heen noch weer
het nooit en te nimmer meer.
| |
[pagina 559]
| |
Wakker geworden in een onbekende hotelkamerNu goed, overdag een dagloner blijven
die bukt onder plichten, en graaft en slaaft.
Maar wee wie bij nacht weer komt bovendrijven
uit het verdronken land van de slaap.
❇
Nu (welk nu?) zijn de nachtgeluiden
van geen ochtendgerucht te onderscheiden.
Kan dit een bestaan inluiden
buiten de wereld der tijden?
❇
Kokhalzend uit de cafés
begint de nacht luidkeels te braken
in het uur van de autodafés
der zichzelf te niet doende vermaken.
❇
Schuift in het sterfuur de hand,
de voet nog het laatst heen en weer?
God geve stelt aan die uiterste rand
de taal zich het langst teweer.
❇
Ik ben nog niet lang verleden,
geboorte en dood nabij,
in dit samengestelde heden
tenachter, mijzelf voorbij?
❇
In de nacht aan het raam, klaarwakker,
een wereld ontheemd in de sneeuw,
voor mij uit ligt de blinde akker,
een schelle doodstille schreeuw.
❇
De krimpende voetstappen kraken
afzonderlijk in de kou.
De winterweerwolven maken
de sneeuwvlakte grimmig blauw.
| |
[pagina 560]
| |
AfzonderlijkWacht u dat gij van iemand iets verwacht.
Vriendschap bij dag? verlatenheid bij nacht.
Zij gaan al in de schemering, gast na gast.
Bitter de stem dan die het laatste lacht.
❇
Alleen zodra men in de wereld trad.
En onderweg alleen bij alles wat
ondeelbaar is en eindelijk - alleen
op 't onontkoombaar doodlopende pad.
❇
Wij worden weer als dieren in de slaap.
Alle rivieren monden in de slaap.
De spieren en de denkspiraal ontbonden,
worden wij weer als dieren in de slaap.
❇
Te zijn en niet te zijn, dat is de vraag.
De tijd is bliksemsnel en schildpadtraag.
De Puri-Indianen hebben maar
één woord voor gister, morgen en vandaag.
❇
Leven, een daaglijks raadselachtig: zijn.
Vrienden maar hun getal beklemmend klein.
En van de liefste het lieflijk medezijn.
En de vergankelijkheid, gestage pijn -
❇
De ogen dimmen als zij te veel zien?
Ze sluiten om de pijn van het doorzien?
Liever nog blinde dan geleidehond,
dan elkeen ieder ogenblik ontzien.
❇
Wie te veel ziet, slaat liefst de ogen neer.
Wie te veel weet, hij weet zich meer en meer
de paria der medeplichtigheid
van ieders wrok en afgunst en oud zeer.
❇
Het voorland dat voorbij de einder ligt:
zien zonder ogen, zijn zonder te zijn
en ver uit zicht het heerlijk vergezicht:
de groene wandeling, het warme licht.
|
|