De Nieuwe Stem. Jaargang 15(1960)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 529] [p. 529] [Nummer 9] Wim Gijsen Vrede, onverstaanbare fabel europa, europa, ziet gij nog niets komen? ja liefje, wolf en krijgsman gaan voorop! Met maar nauwelijks een handbreedte voorsprong op de schaduw der doden, met opnieuw zoveel kinderen in de verse randen der steden, leven wij alweer als een noodweer zo geweldig des daags boven de stranden, het is bedroevend, zo zorgeloos. Diplomaten, als zetters hardnekkig verwisselden namen van vijand en vriend en weinigen zien het aan. 's Nachts; een boze maan rijdt hoog te paard de landen af, hij legt een groot oor te luisteren boven onze nieuwe huizen, hij spreekt de goeden te na. In het gras houden verrukte moordenaars zich weer schuil. Zijn wij dan nog niet groot? [pagina 530] [p. 530] Frontverkorting Nergens is voldoende sterven voorhanden voor een uiteindelijke dood, dit leven het is te lang om af te zien, overal wordt onbedaarlijk geademd zelfs het gras groeit onweerstaanbaar. Er is niemand mee gebaat. Vader zeg ik, dit is een betekenis, een poging tot spreken. Zie toch, ik heb ruimschoots en omstandig geleefd ik ben moe als nooit tevoren en ik leef maar. Laat mij toch de dood teisteren tot hij zwicht, hij zal als een glimlach, als de zon zo koninklijk over mijn lichaam uitbreken. Ik zal sterven aan een ongeneeslijke ziekte, dit leven, deze dood. Vorige Volgende