| |
| |
| |
Jacques Dewaele
Uit de Amerikaanse sfeer
Ze schiepen hun scholen naar hun evenbeeld
Amerika, land van overvloed en verkwisting! In de scholen wordt electrisch licht verkwist, papier in de bureau's, boeken die alle vijf jaar vernieuwd worden, woordenboeken en encyclopedies die regelmatig eveneens moeten vernietigd worden, voedsel dat door de leerlingen maar half opgegeten en dus weggeworpen wordt. En eindelijk een macht aan machines van allerlei soort, aan bureaucratisch personeel en een reeks gebouwen waarvan de luxe alle verbeelding te boven gaat.
In een woord, materieel is er niets dat in gebreke blijft, uitgenomen misschien dat er teveel van alles is, maar als ze 't kunnen betalen, is alles O.K.
Wat spijtig is, is dat het essentiële, zoals kleine klassen, dus meer leraars, en vooral ernstiger studie, eerder in de wind geslagen wordt. Niet dat de ouders of de universiteit de scholen als iets minderwaardigs beschouwen, ver van daar, maar zelfs integendeel, omdat ze zich met de scholen teveel bezig houden. In een paar woorden uitgedrukt, heeft men de impressie dat de school ontsnapt is aan de opvoeders, aan de leraars, t.t.z. aan de mensen die weten wat en hoe; in plaats daarvan hebben de ouders en de universiteitsprofessoren, en zelfs de kinderen zich meester gemaakt van de scholen. Dat is een gevaarlijk speelgoed in handen van amateurs, zoals dynamiet eveneens in onbevoegde handen een gevaarlijk goedje is.
Het Amerikaanse onderwijs, dat is tegenwoordig een soort Sputnik die aan het gezag van zijn uitvinders en bouwers ontsnapt is, een soort Sputnik die geen zwaartekracht meer gevoelt, en zalig zweeft in de interplanetaire ruimten, in de eindeloosheid van tijd en ijlte. Als de Sputnik ergens toevallig langs een planeet voorbij- | |
| |
vliegt, wijkt hij even af van zijn koers, onder invloed van de aantrekkingskracht van die planeet. Wel zo is het ook met de scholen: geen principes, geen standvastige waarden, geen basiswetten, geen ervaring houden de ongedisciplineerde vluchteling nog vast. Hij wordt voortgestuwd door allerlei kleine groepjes die hun doel willen bereiken door middel van de school. De psychologen en sociologen en opvoedingsspecialisten moeten absoluut een onderwerp vinden voor hun thesis, en beginnen dus dadelijk te experimenteren, met tests, hervormingen, de gekste proeven, die natuurlijk altijd slagen. De school is hun terrein, waar ze op de experimenteringsratten, de leerlingen namelijk, straffeloos alles mogen proberen. De mensen die in de Faculteit of, om de juiste term te gebruiken, in de ‘College’ van Opvoeding zitten, op de Universiteit, zijn hier in Amerika dikwijls mensen die in iets anders niet erg schitteren. Deze ‘College’ is dus de gemakkelijkste om zich te onderscheiden en om doctoraten te bekomen. Het ergste is dat die professionele opvoeders in feite nooit opgevoed hebben, en dolgaarne spelen met statistieken, cijfertjes, curven, standardisering. Ze staan niet zeer hoog in aanzien bij de andere faculteiten, maar in de scholen is hun invloed echt. Waarom hebben ze zich zo'n prestige verworven? Waarschijnlijk omdat ze een zeer ontwikkeld idee hebben hoe ze de ‘Public Relations’ moeten gebruiken, en ten slotte op psychologisch terrein de argumenten kunnen vinden die op buitenstaander een effect maken. Zo zullen ze, om hun standpunten te verdedigen gebruik maken van hun gespecialiseerde
tijdschriften, maar nog meer van de algemene tijdschriften zoals ‘Look’, ‘Post’, ‘Good Housekeeping’ en nog veel andere. Iedereen leest die bladen die op millioenen exemplaren gedrukt worden en overal binnendringen in de huizen. Vervolgens gebruiken ze met veel verstand van zaken bepaalde termen die geladen zijn met emotionele waarde: de school is een basis voor het aanleren van ‘democratie’; in de school leert men de kinderen ‘gelukkig’ zijn; weg met ‘autoritaire’ handelswijzen; de school moet het grootste belang hechten aan het ‘samenwerken’ van de
| |
| |
leerlingen, aan een goede geest; de vakken op zichzelf zijn van geen belang. Daarbij houden ze heel behendig de gek met karikaturen van professoren uit de oude tijd die verboden aan de leerlingen van te bewegen, te spreken, te antwoorden, die enggeestig waren en stupied optraden. Zo sijpelden die principes binnen. Van ‘initiatief’ voor de leerlingen komt het tot een toestand waar de leerling in al zijn onwetendheid zélf zijn programma opstelt en het zichzelf gemakkelijk maakt. De ouders vinden het over 't algemeen goed dat het kind zoveel verantwoordelijkheid kan en wil opnemen. Daar het lekenpubliek in de ‘schoolboards’, of directiecomité's der scholen, onder de invloed staan van de nieuwe opvoedingstheorieën, duurt het niet lang vooraleer de theorie der universitaire opvoeders practisch toegang gevonden heeft in alle scholen, uitgenomen, eigenaardig genoeg, in de vrije of katholieke scholen, waar het systeem helemaal gelijk het Europeaanse is en het onderwijs waardevol schijnt te zijn.
| |
Spartelend in een business-wereld
De psychologen en de ‘geleerden’ zijn echter niet de enigen die een rechtstreekse invloed uitoefenen op de scholen. De handelaars, bankiers, publiciteitsagenten, kortom de ‘Big Business’, heeft misschien nog het meest van al in de pap te brokken. Men moet eerst goed begrijpen in hoever (en 't gaat ver!) Amerika een handelsmogendheid is. Deze beschaving is er een in het leven geroepen en gehouden door fabricatie van producten, opdrijven van de consumptie, beïnvloeden van de verbruiker door alle moderne middelen. De mensen zijn in de ogen van deze bedrijfsleiders geen mensen meer, maar verbruikers. De kinderen zijn geen kinderen, maar interessante elementen die de zingende ‘commercials’ van radio en televisie herhalen en herzingen in bijzijn van hun ouders, en bijgevolg rechtstreeks hun invloed laten voelen op de regeling van het familiebudget. Eindelijk zijn de ‘kids’ potentiële verbruikers die men nu al moet trainen opdat ze, wanneer ze financieel onafhankelijk zullen zijn, zich als flink verterende, onverzadigbare verbruikers zouden ge- | |
| |
dragen.
Als deze publiciteitsagenten en adverteringsspecialisten meesters zijn in het beïnvloeden van de mensen als verbruikers, zijn ze bekleed met alle kwaliteiten om op schoolgebied ook hun stempel te drukken. Lang zal het dus niet duren vooraleer gans het schoolsysteem doordrenkt is van business-principes: zo moeten de jongens en meisjes op school zaken leren die onmiddellijk van nut moeten zijn. Hun lessen in Engels zijn dus alleen maar verdedigbaar voor zover ze behoorlijke handelsbrieven leren schrijven. En vooruit, alle boeken zullen over handel, over handelsbrieven en dergelijke handelen, zelfs voor kinderen van 12 jaar. Literatuur is het laatste waarom men zich bekommert. Later zullen dan tal van cursussen als ‘Advertentie’, ‘Publiciteit’, ‘Distributie van marktproducten’, ‘Televisie en handel’ en allerlei specialiteiten van dien aard gegeven worden. Reden: men wil dat de jongeren ‘marketable competences’ hebben, t.t.z. kwaliteiten die op de markt kunnen verkocht worden. Een bredere achtergrond, een culturele basis, een verwerven van een gevoel voor waarden en schoonheid, een aanleren van iets dat eens niet ‘nuttig’ is op staanden voet, ziedaar allemaal zaken die men in Amerika niet doet. De business-wereld is immers haastig en wil geen tijd verliezen met prutswerk. En ze herhalen dag in dag uit dat de handel het ding is dat Amerika groot en machtig gemaakt heeft, en het bijgevolg de traditie, de grote Amerikaanse traditie moet voortgezet worden wil men morgen in een nog sterker en dynamischer Amerika staan.
Met anderen woorden, de beschaving in de Verenigde Staten is uitsluitend economisch, en zal zo blijven omdat ze practisch geen gelegenheid heeft om anders te worden. De jeugd immers wordt te vroeg geëndoctrineerd in deze materialistische waarden om zelfs te weten wat ze mist. Geld is alles; geld is zelfs geluk; en als zoveel mensen voelen dat ze niet gelukkig zijn, vragen ze zich af waarom, hoe, waar. Maar hoe zouden ze 't kunnen weten?
| |
| |
| |
De gulden eeuw der comité's
Een gestandardiseerde maatschappij zoals de Amerikaanse heeft als grootste vijand het individu. Men houdt hier niet van mensen die veel lezen, veel naar muziek luisteren, persoonlijk denken en onafhankelijk zijn. O neen. Zo'n mensen zijn verdacht, en kennen in Amerika geen succes. Integendeel, men moet dociel, gewillig, meegaande, gemakkelijk zijn in de omgang. Men moet in groep denken, in groep reizen, in groep beslissen. Dat is ‘democratie’. Velen voelen dat aan als een zware tyrannie, en vinden dat het comité-systeem vermoeiend is, vervlakkend, een gevaar vertegenwoordigt voor het creatief denken. Maar ze kunnen er niets tegen doen, of ze spelen hun plaats, of tenminste hun promotie kwijt: ze zouden als ‘autoritair’, gevaarlijk, ondemocratisch, intellectueel beschouwd worden, en er bestaat geen ergere ramp dan deze. Welnu, ook op dit gebied moet de school een actieve rol spelen. De school moet ‘ajusteren’, moet maken dat de kinderen onderling en de kinderen met het leraarskorps goed over de baan kunnen. Vandaar het reusachtig belang in de school gehecht aan discussie, comitè's, ‘group dynamics’, wederzijdse kritiek en analyse. In deze sessies is het kind een deel van de groep. Zo wordt het gewoon gemaakt aan samenwerking in groepsverband. Hier wederom is de invloed van de handelswereld en de commercieel-gerichte maatschappij decisief in de oriëntatie van de Amerikaanse scholen.
| |
Propaganda voor democratie
Maar er is nog een groep die hier veel te zeggen heeft: de militairen namelijk en de patriotten. Voordien, t.t.z. vóór Wereldoorlog II hadden ze niet al te veel crediet in Amerika. Maar sindsdien is alles wederom veranderd. De Universiteiten werken mee aan opzoekingen ten voordele van het leger of de luchtmacht, en gaan ermee akkoord hun laboratoria met geheime projecten door het leger te laten bewaken, en de uitvindingen voor zichzelf te houden, in contradictie met de oude idealen der universiteiten die alleen nog bestaan in hun lijfspreuken en blasoenmotto's zoals ‘Lux
| |
| |
et Veritas’ en andere. Deze militaire milieus zullen dus eisen dat betrouwenswaardige staatsburgers geproduceerd worden in de scholen. En als het gebeurt zoals in Korea, dat de Chinezen ‘brainwashing’ toepassen op Amerikaanse gevangenen, en er inderdaad in slagen om van een hele massa soldaten overtuigde communisten te maken, dan is er paniek in de milieus der militairen. Ze denken dat de scholen verantwoordelijk zijn: de kinderen zijn niet voldoende ‘geëndoctrineerd’ geworden in de weldaden van de democratie. Vooruit dus, en daar komen op het programma een reeks verplichte vakken van de laatste jaren van High School, met als titel: ‘U.S. Government’, ‘U.S. History’, ‘How to be a Citizen’, enz...., en daarin wordt dikwijls met enig fanatisme en soms gebrek aan objectiviteit bewezen hoezeer men gelukkig, zalig, rijk is in Amerika dank zij het kapitalisme, de democratie, en hoezeer men ongelukkig, miserabel en hongerig is in Rusland door het communisme.
Er is echter meer dan dat wit en zwart afbeelden van iets dat in feite veel ingewikkelder is dan dat. Er is nog het feit dat men de kinderen ervan tracht te overtuigen dat Amerika de enige goede natie is, die de vrijheid verdedigt, die genereus is, in wie de wereld vertrouwt, die alleen in de wereld een practisch-perfecte grondwet en regeringvorm heeft. Dat Protestants moralisme, sermoenachtig en superieur, wordt eveneens vroeg aangekweekt en is een onaangenaam ding voor de vreemdelingen.
De patriottische groeperingen, zoals ‘American Legion’ (Oudstrijders der twee wereldoorlogen), ‘Daughters of the American Revolution’ (Dames die kunnen bewijzen dat hun familie teruggaat op een soldaat van de Amerikaanse Revolutie) denken de vaderlandsliefde, het welzijn van het vaderland, de redding van Amerika en de bewaring van de Amerikaanse deugden in pand te hebben. Zij zijn bijgevolgd super-patriottisch en extra-anti-communistisch. En menigmaal hebben leraars last van inmenging in hun zaken of in hun onderwijs vanwege deze dames en heren.
| |
| |
| |
Hoofddoelen: vervolmaking van de natuur, macht en nut.
Zover is het dus gekomen dat de scholen op alle niveau's een driedubbel doel verkondigen. Eerst gelooft men dat de scholen de enige weg zijn ter vervolmaking van de menselijke natuur, van de menselijke beschaving. Opvoeding kan veranderen, en daar de Amerikanen zeer optimistisch zijn van aard, geloven ze vast in dat principe. Maar ten tweede is de school een instrument van nationale machtspolitiek. Daarom zijn zowel op High-school als in de universiteiten de klassieken, de literatuur, de wijsbegeerte, de kunsten in de hoek geraakt. Daarom ook zijn de Universiteiten gedwongen onder de titel van ‘Engelse lessen’, meer cursussen in te spuiten van het genre ‘Jowinalism’, ‘Current Social Comment’, ‘Planning radio and TV-programs’ enz...., cursussen die op zichzelf misschien wel interessant zijn, maar in het geheel niet een vormende waarde hebben voor een beginnende student; maar steeds komt men terug met hetzelfde ‘marketable competences’, ‘Immediate use’, en een doekje over cultuur, hogere waarden, ideeën, elite en intellectualisme. Daarom eindelijk leveren de Universiteiten in hun eigen officierencursussen meer officieren dan al de militaire scholen in Amerika. Daarom ook werkt de Universiteit van California aan de projecten te Los Alamos, en de Universiteit te Chicago aan de atoomlaboratoria van Argonne. Het is niet voor niets dat de Federale Regering verleden jaar 350 millioen dollars gegeven heeft aan de Universiteiten voor wetenschappelijk onderzoek.
Ten derde is opvoeding ‘nut’, terwijl ‘vorming’ en ‘cultuur’ beschouwd worden als liefhebberijtjes voor aristocratische klassen. Daar deze onzedelijk zijn in een maatschappij en nooit bestaan hebben in Amerika, zijn de scholen leveranciers geworden voor de arbeidsmarkt. Hun product is een individu zonder individualiteit, maar met een hoge graad aanpassingsvermogen, met een instinct voor coöperatie en groepsleven, met een reeks democratische idealen en een wereldbeschouwing die een groeiend Amerika steeds gelukkig, expan- | |
| |
sief, dynamisch, vindingrijk, progressief en benieuwd naar iets revolutionairs zal behouden.
| |
Een school met voelhorens naar de publieke opinie
De school wil niet ‘schools’ doen, maar alleen mensenkinderen tot volwassenen opvoeden in een wereld van industrie en handel. Ze hecht weinig belang aan het verleden of aan iets doctrinairs of aan alles wat als ‘eeuwige waarde’ wordt bestempeld. Ze ontsnapt aan ieder gecentraliseerd of federaal bestuur, en wordt integendeel door de locale staat, een verkozen plaatselijke ‘Schoolboard’ en de ‘Parents-Teachers Association’ beheerd. In deze laatste zetelen de taksbetalende ouders die vol enthousiasme, practische geest en wil tot tussenkomst steken.
De druk van de maatschappij laat zich voelen. De school spitst haar voelhorens naar de minste stem van de buitenwereld. Of liever, voor een Amerikaanse school bestaat er geen buitenwereld. Een Amerikaanse school heeft niets van een ivoren torentje, maar is zeer diep geïntegreerd in het leven van haar district, met de voor- en nadelen. Voordelen zoals hervormingsgezindheid, initiatief en controle van de ouders op de school en de leraars. Nadelen, zoals verblinding op onmiddellijke belangen, ongepaste inmenging in schoolzaken waarover alleen specialisten zouden moeten oordelen, tendens tot het wegschuiven van algemeen-vormende vakken.
| |
Vrijheid en vertrouwen, en toch geen anarchie
Tot hiertoe bleven we op het plan van de diepere stromingen die de onderwijsvorm bepalen.
Nu een kijkje naar het positieve, het goede van dat onderwijs, kortom het levenskader van de Amerikaanse leerling.
Eerst en vooral is hij of zij geen ‘leerling’, maar een ‘jongen’ of een ‘meisje’, want op school doet men niet aan ‘onderwijs’, maar aan ‘opvoeding’. Deze verschillende stellingname is reeds op zichzelf een essentieel verschil bij onze opvattingen. De jongen of het
| |
| |
meisje voelt zich dus ongedwongen, gemakkelijk, vrij op school. Zelfs de poorten van de school blijven open, en wil hij onder de uren of de speeltijd door een Coca gaan drinken in de bar rechtover de poort, dan mag hij dat doen. Materieel ontbreekt er natuurlijk niets: hij heeft een individuele stoel met vastgehechte schrijfplank. Hij mag over 't algemeen zitten waar hij wil. Er bestaan noch rangen waar hij stilte moet bewaren, noch scheldende studiemeesters. Men vraagt hem bij de eerste gongslag zich naar zijn klas te begeven, zoals ook de leraar doet. Niemand zal in de klas, bij de intrede van deze leraar recht staan of zelfs zwijgen, maar bij de tweede gong, vijf minuten na de eerste, zwijgen allen en begint de les. De leraar moet niet eens een opmerking maken of zelfs om stilte verzoeken. Maar op het precieze moment dat de gong ‘einde-les’ luidt, klapt iedereen luid zijn boeken dicht, stoot met geweld zijn stoel achteruit en verlaat de klas, terwijl de leraar niet moet proberen om zijn zin te eindigen.
De klassen blijven open heel de dag, en er verdwijnen geen boeken uit de openstaande klasbibliotheken. En zelfs als er een boek verdwijnt, oordeelt men dat verkieslijk boven een stel onbereikbare dus ongebruikte boeken. Er wordt geen schade toegebracht aan het materiaal, aan de uithangborden, aan het tentoongestelde knutselwerk.
Formele beleefdheid bestaat niet. Men kleedt zich niet behoorlijk om naar school te gaan, of althans de jongens niet! Ze lopen in sporthemdjes en blue-jeans, allemaal gelijk. De nieuweling, uit het Oosten van de V.S. of uit het buitenland, die gewoon is met een kostuum naar school te gaan, krijgt rap onder zijn neus gewreven dat zulk een kledij niet past, en dat hij tegen 's anderendaags blue-jeans moet dragen zoals iedereen. Dit natuurlijk in de Midwest en de Far West. Ook het haar zal moeten gesneden worden ‘zoals het hoort’, t.t.z. zoals iedereen, op 2 cm. of nog korter. De jongen in kwestie zal natuurlijk lopen zo vlug als hij kan, nog dezelfde avond, naar de ‘shopping-center’ om een broek, en naar de coiffeur om een ‘behoorlijke’ haarsnit.
| |
| |
Het gebruik van bepaalde woorden, voortdurend vernieuwd en veranderend in betekenis, is een solidariteitsteken van de teenagersgroep. De ‘comics’ zien naar die nieuwe woorden uit, de TV-teenagersprogramma's ook. Zo wordt de nieuwe ‘slang’ ontzettend vlug gepopulariseerd. Maar tegen dat de filmsterren en het grote publiek zich de nieuwe uitdrukkingen toegeëigend hebben, zijn ze reeds totaal verouderd voor de teenagers, en door de spontane opwelling van nieuwe woorden overstroomd en vergeten. De Amerikanen zijn fier dat hun ‘kids’ de makers zijn van de taal, de vlugst evoluerende taal der wereld, een taal zonder eerbied voor spraakkunst of vorm, maar een taal die het dynamisme van de jeugd en de expressiviteit van de natie weerspiegelt.
| |
De klas is een soort familie.
De klas is een trouwe reproductie van het familiaal milieu. De leraar is bijna altijd een lerares en treedt humaan en moederlijk op. Er bestaat geen artificiële schoolatmosfeer. En ook nooit geen hostiliteit tegenover het gezag. Waarom immers? Daar is geen enkele reden toe. Maar men moet vanzelfsprekend geen verontwaardigd gezicht opzetten als een jongen met de handen in de zakken en kauwgom in de mond tot zijn leraar zegt ‘Hi teach!’ en met hem komt spreken als met een ouwe kameraad. Dezelfde jongen zou ongetwijfeld doodvallen moest men hem bevelen de handen uit de zakken te halen en zijn mond ledig te maken. Een leraar die autoritair met zijn leerlingen zou omgaan, zou zijn eigen ruiten inslaan, want niemand zou nog zijn vak kiezen. Hij zou daar dus staan zonder leerlingen. De ‘Schoolboard’ zou dat gauw te weten komen... en wat doet men met een ‘unadjusted teacher’ die bovendien nog zijn leerlingen op de vlucht jaagt?
Als midden in de les een kind de klas verlaat zonder aan zijn leraar een woord te zeggen, is dat het teken dat hij naar de W.C. moet. Waarom zou hij om toelating vragen? De leraar zou toch niet mogen weigeren! Als er tijdens een gewichtig moment van dezelfde les
| |
| |
iemand naar de voorste rechterhoek van de klas komt, om in de automatische scherper de punt van zijn potlood te herstellen, zal niemand verwonderd opzien. Indien er eindelijk een leerling naar het bord zou moeten komen voor een werkje, zal men hem eerst vragen ‘of hij wel wil komen’. Zegt hij dat hij niet zeker is van zijn stuk of liever nog wacht tot volgende keer, dan laat men hem met rust. Of als hij midden in zijn bewijsvoering het bord deserteert met de woorden: ‘I am sorry, but I don 't know’, dan zal geen mens dat curieus vinden.
De opgegeven taken zullen ook niet uniform zijn, maar aangepast aan de bekwaamheid van ieder individu. Eén leerling zal een studie maken over ‘De Prins’ van Machiavelli, op 20 bladzijden getypte tekst, en de andere zal een humoristisch fantasiewerkje maken van 30 lijnen. Waarom inderdaad iedereen dwingen hetzelfde onderwerp te behandelen? Aan degene die zijn vastgestelde taak niet gemaakt heeft, zal men begrijpend en vriendschappelijk zeggen: ‘Try to make it for to-morrow’.
| |
Niets verboden tenzij alcohol.
Open klaslokalen en open schoolpoorten, dus een atmosfeer van vertrouwen. Noch rang, noch stilte, noch dwang, dus een kader van vrijheid waaruit honderd redenen tot straffen wegvallen. Kinderen mogen bars binnen waar geen alcohol verkocht wordt, dus gelegenheid voor hen om in een behoorlijk milieu even te vergaderen en te praten met hun vrienden en vriendinnen. ‘Sweetheart-dances’ worden aangeplakt op school en regelmatig georganiseerd door de school, zelfs voor leerlingen vanaf de ouderdom van 10 à 12 jaar. Enkele moeders dienen als ‘chaperons’. En op de schoolbibliotheek is er een boekje beschikbaar dat onder de titel ‘Teen-Age Dance Etiquette’ met veel humoristische prenten en een minimum tekst vertelt hoe men zich met een meisje op een bal moet gedragen.
| |
‘Human Relations’ in plaats van boekengeleerdheid.
Bij het begin van het jaar stellen de leerlingen zich
| |
| |
aan elkander voor, met een individueel spreekbeurtje van drie minuten, in de les moedertaal. Ze kennen elkander ook dank zij de debatten, de paneeldiscussies, de talrijke gelegenheden waarin ze samenwerken in de technieken van het socio-drama. Ze zijn door een school van democratie gelopen, hebben deelgenomen aan de schoolcampagnes en -verkiezingen. Ze hebben geleerd met elkander om te gaan en naar mekaars opinie te luisteren ook. Ze hebben geleerd hun beurt af te wachten bij het spreken. Ze hebben geleerd hoe ze een boek, een tijdschrift, een bibliotheek moeten gebruiken.
Het meest merkwaardige evenwel is dat er geen zweem van hostiliteit heerst tussen de twee constitutieve delen van de school: geen partijen van leraars tegenover leerlingen, geen barrières, maar alleen een school met bevriende mensen die een soort tijdelijk pact hebben gesloten om in geluk en harmonie samen te werken.
| |
Dezelfde high-school voor allen.
Het niveau der klassen is ongelijk vermits een Amerikaanse high-school een ‘comprehensive high-school’ is, en dus technische met gewone afdelingen groepeert onder één dak. Zo komen zwakke ‘hout- of metaalbewerkers’ voor ‘Engels’ of ‘Social Studies’ op dezelfde banken zitten als elementen die schitterend zijn in theoretische vakken. De leraar is dus wel gedwongen zijn eisen aan te passen aan een eerder nederig peil. Zo laat de intellectuele vorming van zijn leerlingen wel vaak te wensen, en stelt zich het zeer acute probleem van de aanmoediging der begaafde kinderen en van de vorming van elites op wetenschappelijk en filosofisch gebied zeer dringend. Al te vaak laten de begaafden alle werklust varen: ‘No challenge’ (geen competitie), klagen ze.
| |
Een gevaar en een positieve bijdrage.
Daar stelt zich bepaald een ernstig probleem waarvan de oplossing voor de toekomst van de wetenschap, van het Westers denken, en van de techniek, doorslaggevend zal zijn. Want met scholen zoals ze thans zijn
| |
| |
op het peil van de middelbare school, riskeert men bloedarmoede bij de elites van de toekomst.
Maar wat de Amerikaanse school op gebied van cultuur, van algemene vorming, van bijbrengen van diepere waarden tekort schiet, haalt ze ruim in op sociaal terrein. Leren hoe gelukkig te zijn, hoe in een maatschappij te leven, hoe te spreken, te denken en zijn ideeën uit te drukken, hoe harmonisch en vriendschappelijk om te gaan met oversten en gelijken, hoe met zelftucht te handelen, wel, dat alles (en 't is niet weinig!) is de grote bijdrage van het Amerikaanse opvoedingssysteem aan het moderne educatieve denken.
|
|