| |
| |
| |
Kort bestek
Ultimi barbarorum
We willen het een ogenblik hebben over Spinoza en Voorburg. Nee, niet over Spinoza en Rijnsburg. Het gaat echt om Voorburg en ook niet over Achterburg, al lijkt dat soms even zo.
In Voorburg heeft n.l. het nieuw-bakken curatorium aanstoot genomen aan de naam Spinozalyceum voor het nieuwe openbare lyceum, waarvoor aan dit college de zorg is toevertrouwd.
‘De naam Spinoza wekt namelijk’, aldus deze zorgzame heren, ‘onvermijdelijk associaties met de levensbeschouwelijke richting, waarvan deze figuur als representant kan worden beschouwd.’ En kijk, bij een Openbare School hoort, altijd nog volgens dit hooggeschat college, een strikt neutrale naam. ‘Is die naam niet strikt neutraal, dan is zij niet op haar plaats en wellicht zelfs schadelijk.’
Wij kennen de samenstelling van het curatorium niet, maar krachtens zijn uitspraak wagen we de gissing, dat de dorpspastoor er voorzitter en een broeder van ds. Zandt er secretaris van is. In ieder geval suggereert hun uitspraak het vermoeden, dat de kennis van Spinoza dezer heren het niveau van de gemiddelde dorpspastoor of zwaar gereformeerde ouderling niet te boven gaat: een door de Joden zelf weggejaagde, atheïstische Jood.
What's in a name. Niet veel misschien, maar in deze poging tot naamsverandering die, gezien wat er al eerder in dit dorp op onderwijsgebied gebeurd is, bovendien nog alle kans heeft er door te komen, steekt het hele tegenwoordige Nederland. Achter de voorgestelde onschuldig neutrale naam Dalton-lyceum gaat een wereld schuil van bijgeloof, bekrompenheid en sectarisme, zoals die eerst-gekozen naam stond voor een van de hoogste uitingen waartoe de menselijke geest ooit in staat is gebleken.
J.R.
| |
| |
| |
Lach dan melpomene!
Dit smartelijk opschrift sluit aan bij het Kort Bestek in het kunstnummer dat met de initialen A.D. versierd was en menig lezer extra opgevrolijkt heeft die zich afvroeg welke stijlrevolutie schrijver wel kon hebben doorgemaakt? Hoewel voor de redactie de raadselachtige anonymiteit dezer bijdrage nog niet is opgeheven en ‘onze sentimentele rotjongens’ (is daarmee hetzelfde bedoeld wat Cees Noteboom onder supernozems verstaat?) hem in de schoenen geschoven blijven, heeft A.D. alle anozemiteit laten varen, mits men deze initialen voor ditmaal lezen wil als Anno Dei, wel te onderscheiden van
A.D.
Het studentenblad P.C. komt de eer toe het eerst de aandacht te hebben gevestigd op een artikeltje in de Observer van 6 september. In het kort hield dit in dat de Zuid-Afrikaan Rupert, stichter van de Rembrandt Tobacco Corporation, de Zuid-Afrikaanse apartheidspolitiek financiëel steunt. Het Afrikaanse Nationale Congres heeft aangedrongen op een boycot van de cigaretten van deze maatschappij, die onder andere de volgende merken uitbrengt: Rothmans King Size, Graven A, Peter Stuyvesant. De lezer zij dus gewaarschuwd, wij hopen dat Stuyvesant er bij hem gekleurd opstaat.
Een van de afgelopen dagen troffen wij een kleine parade op het Rembrandtsplein. Voor het lekeoog: een troepje militair geüniformeerde trompetters, met alleen de raadselachtige initialen B.V.D. als blikvanger op de schouders. Hun betraande oogopslag - van vaderlandsliefde, van het harde blazen? - wekte onze belangstelling. Rembrandt, schoot het door ons heen, je
| |
| |
kunt tegenwoordig je buurman niet meer vertrouwen ... Rembrandt zal omsingeld worden als medeplichtige aan een briefwisseling met behulp van klapkauwgum....
Een G.M. o h M. v P.? (Geheime Manoeuvre onder het Mom van Parade). Daar zijn van die krijgslisten waar een burgerbrein niet op zou komen... Of de Commissie! De Commissie is teruggekeerd uit Nieuw-Guinea met een welwillend rapport. De herstelde eenheid van het Imperium vereist een passend vreugdebetoon. Ditmaal naar analogie van de Dunkerque à Tamanrasset onder de leus: van Einthoven tot in Biak!
Het inmiddels nadergekomen vaandel van het troepje hielp ons uit de droom. Wij hadden te doen met een tamboertrompetterskorps van de Bond voor Vrijwillig Dienstbetoon, die zijn krijgshaftigheid die middag beperkte tot een hoogst onschuldige verkeersontwrichting in het moederland.
In de rubriek Kunstecho van de N.R.C. van 3 oktober lazen wij:
‘Strengholts uitgeversmaatschappij N.V. te Amsterdam heeft een prijsvraag uitgeschreven voor een oorspronkelijke Nederlandse roman van positieve strekking...’ enz. De wijsgerige steller van deze voorwaarden heeft kennelijk het artikel van Mevrouw Romein in ons Kunstnummer niet gelezen. Anders zou hij weten dat ‘oorspronkelijk’ gepaard aan ‘positief’ pleonastisch is in deze tijd waarin de roman zich graag voegt naar een conformistisch negativisme. Wel heeft de uitgeversmaatschappij hupse bedoelingen gehad. Behalve uit de nodige theologen in de aangezochte jury blijkt dat uit de aanwezigheid van een junior daarin. Het is dr P.H. Ritter. Ongetwijfeld zou in diens lange cyclus de derde jeugd juist moeten samenvallen met de opkomst van een nieuwe generatie die door de oorspronkelijke moed tot positief zijn zal uitblinken.
T.H.
| |
| |
| |
De grote prijs en het standbeeld
Niemand in den lande zal de dichter A. Roland Holst de grote prijs der Nederlandse letteren misgunnen, laat staan betwisten. Hij is de erkende ‘poet laureate’, des te duidelijker misschien terwijl men deze instelling hier niet kent, of niet kende, als wij de nieuwe tweelanden-prijs ermee gelijk mogen stellen, een prijs eenmaal in de zes jaren voor een Noord-Nederlander weggelegd.
Niemand overigens zal in spanning hebben verkeerd, wie de prijs wel zou worden toegekend. Zelfs de verwoedste supporter van Lucebert zal niet verwacht hebben dat de prijs in Bergen dáár zou neerdalen. En geen proza-fanaticus zal gewed hebben dat de prijs voor de eerste maal aan Bordewijk of Vestdijk zou toevallen. Spanning over de prijs heeft er niet geheerst, en daar is het ook niet om te doen.
Maar àls men eens een geheel andere redenering volgde, zonder de voordehand liggende gedachtengang daarom onjuist te verklaren, - zou men toch tot een geheel andere uitkomst kunnen geraken. Bijv. aannemende dat de prijs moest toekomen aan degene wiens productiviteit in de jaren waar het over gaat het rijkst is geweest, en dus niet perse aan degene wiens oeuvre over een geheel leven terugziend boven alle lijkt uit te steken. Met het heden als uitgangspunt en daarmee toch meer naar de toekomst gericht.
Niemand mag veroordeeld worden volgens een wet die nog niet bestond toen hij zijn vergrijp beging. Moet iemand bekroond worden met een prijs die er tijdens zijn voornaamste productiviteit nog niet was? Als er iets in deze parallel zit! Dàn moest men zich afvragen: wie heeft in de periode sinds de prijs is ingegaan of uitgereikt het méést voor de Nederlandse letteren gedaan? Zeker zou er dan spanning over de prijs ontstaan. Ook al zou het te verdedigen zijn dat de bekroonde dichter in die jaren niet slechts keutels van een leeuw heeft voortgebracht maar meer dan één gedicht, of al was het er maar één dat in hem wederom de koning der dieren onder de dichters herkennen deed,
| |
| |
toch zou bij zulk een gedachtengang een geduchte spanning de serene souvereiniteit van thans hebben vervangen. Laat men het waagstuk in de gedachten houden, ook al behoeft dan déze bekroning op zichzelf géén vraagstuk te zijn geweest - men kan als enig bezwaar opperen dat ze zo voortgaande altijd te weinig een vraagstuk zal zijn, waarbij men algemeen driemaal hoera zal roepen maar niemand ooit driemaal zal behoeven te raden. Zonder gissen en zonder gisting, zodat de grote prijs eigenlijk een vervroegd standbeeld wordt. Een prijs door hoge leeftijd en hoge lof altijd dubbel en dwars verantwoord, altijd onproblematisch en door iedereen te beamen. Zo safe als de bank die uitbetaalt. En zo voor iedereen bevattelijk dat de ministerraad zelf als jury zou kunnen optreden. Een ideale toestand.
A.D.
| |
Blamage Knokke en vrije volk
Het Vrije Volk van 12 september j.l. had een kwaadaardig stukje over de Biennale der poëzie in Knokke (van de kunstredactie van Vr. Volk was daar de heer Hans van Straten), dat begint met de constatering dat ‘Nederland heeft kans gezien zich in Knokke op overtuigende wijze te blameren.’ Allereerst door de samenstelling van de delegatie die schr. voorstelt als een ergerlijk geval van kliekgeest. De inlichtingen hierover die schr. later in zijn krant meedeelde rechtstreeks van het Ministerie te hebben gekregen, waren door hem onjuist weergegeven. Wat zijn wens betreft dat jongeren zouden worden afgevaardigd, kan men hem gedeeltelijk gelijk geven, voorzover het congres zich ook met experimenten op het gebied der poëzie en de combinatie ervan met andere kunsten inlaat. Overigens zijn andere landen er vanouds over het geheel weinig ‘jonger’ vertegenwoordigd geweest, en de blamage waar schr. sensatie van maakt is terug te brengen tot een partijdige privé-waarneming tijdens een der experimentele manifestaties waarbij de dele- | |
| |
gatie niet in functie was en die als zoveel particularia waar deze daarvan afgezien vaak wel stimulerende kunstredacteur zijn lezers nogal eens mee pleegt te vermaken, niet in de krant thuis hoort.
Voor het overige is er voor te zeggen, in delegaties op letterenconferenties waar men niet voornamelijk van zakelijke documentatie op lange ervaring berustend afhangt, ook het jongeren-element tijdig op te nemen, en er op toe te zien, dat van gedelegeerden - jongeren of ouderen - verwacht mag worden dat zij niet als non-combattanten figureren of tengevolge van overgrote ijver in de nachtploeg tijdens de dagzittingen buiten gevecht gesteld zijn en genoodzaakt of geneigd de referaten en discussies later wel uit het congresboek te vernemen, in welk geval de regering zou mogen volstaan met hun slechts de kosten van aanschaffing daarvan te vergoeden. Het gaat niet om jongeren of ouderen, want zoals de ouderen piepen 'em straks weer de jongeren, het gaat enkel er om dat zich geen Knokkeploegen van ledige boulevardiers vormen, waarbij vergeleken boulevardières tegen betaling altijd nog een eigensoortige prestatie leveren. Er staat in de congresdagen in Knokke nog wel iets meer op het spel dan het Casino er overigens in het badseizoen pleegt te bieden. De vraag is hoe wij daar voor de dag (of nacht) komen.
A.D.
| |
Waar twee ruilen...
De bevolking van Nieuw-Guinea is dezer dagen nogal druk in het nieuws geweest door het samenvallen van twee gebeurtenissen: de terugkeer van de expeditie en de tentoonstelling in Rotterdam van hetgeen de inkoper van het museum aldaar aan cultuurvoorwerpen heeft meegebracht.
Het hoofd van de expeditie, Dr. Brongersma heeft verklaard, dat de dragers werden bezoldigd met twee doosjes lucifers per dag of een bijl per 27 dagen. Men heeft dus zijn best gedaan de dragers te betalen met iets, dat voor hen, binnen hun economie, een waarde
| |
| |
vertegenwoordigt. Wat zouden zij, in de binnenlanden van Nieuw-Guinea, aan geld hebben...
Zending en missie hebben het anders aangepakt. Die zijn niet uitgegaan van de waarden, die binnen de Papoea-samenleving gelden, maar hebben waarden opgedrongen, die bij ons in tel zijn. Het gevolg is, dat de bevolking nu van haar godsdiensten en riten ‘afstapt’, zodat onze verzamelaars nu op ‘cultuurjacht’ moeten om voor ònze musea te redden wat er te redden valt.
Wie van deze ruil van lucifersdoosjes en bijlen tegen arbeidskrachten en cultuurschatten het meest profiteren, hoeven wij niet te vragen. Maar, nietwaar, de Papoea betaalt het waardeverschil dan ook voor het voorrecht, zich Nederlands onderdaan en Christen te mogen noemen.
Margrit de Sablonière
| |
Onze verliespost
Een ding moeten we onze regering nageven. Ze blijft aan Nieuw-Guinea niet vasthouden om materieel gewin. Ze steekt er jaarlijks tientallen millioenen in, als in een bodemloos vat. Wat krijgt ze er voor terug? Een bedankje van de tabakshandelaren uit Bremen en theeleuten uit Antwerpen.
‘Nog nooit is het in de wereldgeschiedenis voorgekomen’, zei onze vriend de historicus laatst, ‘dat twee landen elkaar te lijf gaan... om een verliespost.’
Wij worden er dus niet beter van... van Nieuw-Guinea. En niet wijzer. Maar dit laat onze regering koud. Zij heeft, onbaatzuchtig, alleen het belang van de Papoea's op het oog. Onze verantwoordelijkheid, U weet wel.
Maar als het nu waar is, zoals Dr. Brongersma bij aankomst op Schiphol heeft verklaard, dat de salariëring met een grote bijl per drie weken ‘een inflatoire werking’ heeft gehad, omdat... het gouvernement pleegt te betalen met slechts een grote bijl voor 35 werkdagen; en dat ‘het kwistig strooien van de
| |
| |
Nieuw-Guinea expeditie met spiegeltjes’ de ruilmarkt eveneens tijdelijk heeft ontwricht (Algemeen Dagblad van 12 october)? Kan men dan volhouden, dat althans de Papoea's van het Nederlands onderdaanschap beter worden?
Of moeten wij eenvoudig op gezag van Droogstoppel, die toevallig net in goede gezondheid zijn 100-jarig jubileum viert, geloven dat wie Christen wordt ook beter wordt?
W.F.W.
|
|