De Nieuwe Stem. Jaargang 14
(1959)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Margrit de Sablonière
| |
[pagina 176]
| |
Sartre noemt hun Négritude en dat stellig samenhangt met de cultus van de innerlijke kracht der Afrikaanse Negers -, met alle traditionele uitingen daarvan weten te handhaven en stimuleren (Zuid-Afrika, Bahia en Récife) en er zijn er die, in dezelfde levenssfeer vertoevend en op hetzelfde vlak levend als de westerse litteraire upper-ten zich daarmee wensen te assimileren, nl. wanneer zij zich niet meer bewust zijn van eigen Négritude of die verwerpen, of wel, met inachtneming van een zekere afstand - de bewust erkende of wel gecultiveerde Négritude - op basis van gelijkwaardigheid daar creatieve expansie vinden. (Senghor, Césaire, de Diop's). Tussen deze Negers bestaan sterk gevarieerde spanningen. Het zal in verband met de levensomstandigheden waarin zij zich bevinden veelal van de structuur van hun persoonlijkheid afhangen of in hun werk het litteraire element (ev. tijdelijk) kan blijven domineren. Boeken als Pagan Spain van Richard Wright over het in meerdere opzichten dictatoriale Spanje, of Facing Mount Kenya van Jomo Kenyatta hebben zeker in meerdere mate litteraire kwaliteiten maar overwegingen of impulsen van humanitaire aard voeren de boventoon. Gezien de bewegelijkheid, met de sterke sociale en economische spanningen, van de huidige levenssfeer der Negers beweegt ook hun litteraire activiteit zich in vele gevallen buiten het vrij scherp afgebakende gebied waaronder men in het westen ‘litteratuur’ verstaat. Veel van wat buiten dit strikt begrensde gebied ligt maakt een inherent deel uit van de litteratuur van de Neger en zal ook door de blanke als zodanig moeten worden aanvaard. En dan, in de derde plaats, doet zich het merkwaardig verschijnsel voor - en wat men dus de derde dimensie zou kunnen noemen - dat in de jaren waarin wij nu leven, met het toenemen en doordringen der communicatiemiddelen, tegelijkertijd op schrift gestelde uitingen tot ons komen van Negers die nog zeer weinig contact hebben met de beschaving van het westen en de publicaties van de meest geavanceerde litte- | |
[pagina 177]
| |
raire figuren. Heel het historisch perspectief ziet men op het ogenblik niet alleen in de diepte maar ook, naast elkaar in het heden. En tussen de uitersten van begin en einde (heden) vinden wij dan de meest uiteenlopende variaties, met o.a. de sterke onafhankelijke figuur van de Nigeriaan Amos Tutuola, de litterair veel zwakkere, in de greep van het leven worstelende Peter Abrahams, de uit de koloniale sfeer weer opverende Ferdinand Oyono en de na een gelukkige jeugd toch verwesterde Camara Laye. Ook komt het voor dat uitersten elkander weer raken. Zoals men weet hebben de Afrikaanse Negers een vooroudercultus. Deze werd opgebouwd op de logische ‘Negerse’ gedachtengang dat God (zij geloven van ouds her in een Schepper van alle dingen) zich wel op aarde kan vertonen maar dat de mens aan de aarde gebonden blijft, zodat zijn ziel dus na de dood op aarde blijft vertoeven, ergens, men weet niet waar... Een zeer oud - maar zich hoogstwaarschijnlijk nog (1958) hier en daar zich handhavend begrafenislied (opgetekend van de Akan) luidt: Jij snelle vogel, laat mijn vader weten
Laat mijn vader weten, waar hij mij achterliet.
Jij snelle vogel laat mijn vader weten
Dat hij mij aan de andere zijde liet
Van de Rivier. (in het leven dus)Ga naar eind2
Van de ‘moderne’ dichter Birage Diop, dierenarts in Haute-Volta, is in dit nummer opgenomen het corresponderende Souffles (Ademtochten). De Afrikaanse schrijvers. Niemand kan zeggen hoe degenen, die nu, en meestal hoogst poëtische, verhalen of gedichten in de oude traditionele levenssfeer schrijven, zich zullen ontwikkelen en of zij, zich wijzigend, zich toch als persoonlijkheden zullen kunnen handhaven. Dit geldt zowel voor deze schrijvers individueel als voor de bevolkingsgroepen waaruit zij afkomstig zijn. In het bijzonder de snelle industrialisatie maakt een contact met het westen en de westerse levensopvattingen in min of meer sterke mate onont- | |
[pagina 178]
| |
koombaar en de reactie daarop zal van uiteenlopende aar zijn. Zo zal bij stammen die tot dusverre het aannemen van ‘geld’ voor eerste levensbehoeften als beneden hun waardigheid beschouwen en het afstaan ervan iets vanzelfsprekends, of wel een onvoorstelbaar wrede breuk tussen de oudere en jongere generaties, of wel een mogelijke ontreddering ten opzichte van de felle op geldbeluste westerse concurrentie ontstaan. Het is daarom goed te begrijpen dat een Amerikaanse Neger als Richard Wright, voor wie de oude Afrikaanse cultuur abracadabra is, bang is, dat zij dupe zullen worden. Het is die bezorgdheid en angst - met wel een tekort aan kennis van het wezen en geestelijk niveau der oude culturen - welke, teveel, hun invloed hebben doen gelden op Wright's boek over de Goudkust Black Power (sindsdien Ghana, Wright was er in '53). Een figuur als Amos Tutuola bewijst het tegendeel. Hij is echter een op zichzelf staande figuur en het valt moeilijk te voorspellen in hoeverre hij voor een groep representatief zou kunnen zijn. De tot dusverre verschenen boeken van Amos Tutuola, The Palmwine Drinkard, My life in the bush of ghosts, Simbi and the satyr of the dark jungleGa naar eind3 en The brave African huntress ademen geheel de sfeer van Nigerië, 't gedeelte van Afrika waarin de krachten, variërend van zielskracht tot toverkracht, orakel en helderziendheid, in de somtijds gruwelijk machtige natuur een zo grote rol speelden. Het Negerverhaal, in de aloude overlevering, vervulde een eigen functie in het dagelijks leven, een functie, die een zekere praktische waarde kreeg in de mond van de meest in schelpengeld betaalde, met een formidabel geheugen begiftigde barden, de zg. ‘griot's’. In zijn eerste boek houdt Amos Tutuola zich geheel aan de Negerse verteltrant, eindeloos voortkabbelend, zij het dat zijn simpele proza van een obsederende kracht is. Maar hij is niet meer de man die in deze wereld is opgenomen. Het is zijn eigen levenssfeer maar hij leeft er in als een vrij mens, en een spelelement, tezamen met zijn ongewone humor, stempelen hem reeds op de eerste bladzijde van zijn eerste boek, waarin hij zijn palmwijndrinker op fantastische wijze aan die | |
[pagina 179]
| |
drank verslaafd doet zijn, tot een geboren ‘schrijver’. De beperking en de compositie van zijn tweede en derde boek bewijzen dat Amos Tutuola in zijn Nigerië heel goed op de hoogte is van de westerse litteratuur en dat hij ervan geleerd heeft. Maar dat is ook al. Schijnbaar onberoerd gaat hij zijn weg en vervolmaakt hij zijn werk. Hij is geen ‘dupe’. En hij zal het nooit worden. Hij weet wat er in de wereld te koop is, in de westerse wereld. En daar geeft hij dat westen blijk van met één enkel beeld. In My Life in the bush of ghosts laat een oude vrouw, de hoofdpersoon in de palm van haar hand kijken en deze ziet als door toverkracht zijn dorp, zijn vader en zijn moeder enz.; hij noemde haar: The television-handed lady. Voor wat Amerika betreft, kan men de schrijvende Negers (sommigen wonen, evenals een aantal Afrikanen te Parijs) indelen in drie stromingen. Zij zijn allen nakomelingen van de uit Afrika geïmporteerde slaven en hebben zich onder druk in een samenleving van blanken moeten handhaven. Het spreekt vanzelf dat zij daar psychisch verschillend op hebben gereageerd, temeer daar velen van hen kleurlingen (dat wil dus zeggen gekleurden met ergens in hun stamboom blank bloed), mulatten, zijn. De eerste groep bestaat uit schrijvers die, levens in het geestelijk klimaat van het westen en deel uitmakend van de hoogst ontwikkelde bevolkingsgroepen (in wereldverband) van mening zijn dat zij in voor hen vanzelfsprekende gelijkwaardigheid zich daarmee zullen assimileren en dat men dus op den duur niet meer zal kunnen spreken van Negerliteratuur. Een der voormannen van deze groep is Richard Wright - wonend te Parijs in de onmiddellijke omgeving van Sartre. Hij voert aan dat het werk van Alexandre Dumas, wiens grootmoeder een Negerin was, zich in niets heeft onderscheiden van de toemalige litteratuur van het westen, in het bijzonder wat de keuze van zijn onderwerpen betreft. Wright zelf assimileert zich echter bepaald niet, hoewel hij zich daarvan misschien niet bewust is. Een voorbeeld van een wel zich assimilerende Negerschrijver is de te Parijs verblijvende Amerikaan James Baldwin, bij wie dit | |
[pagina 180]
| |
echter meer een kwestie is van een individuele persoonlijkheidstructuur. De tweede groep is die van de Negers die zich trots en zelfbewust afkeren van de blanken en aandringen op gelijkwaardige apartheid. Deze groep is betrekkelijk klein en heeft als ongenoemde leidster de anthropologe-schrijfster Zora Neale Hurston. Zij is een leerlinge van Boas en doet veel om de oude Negercultuur - in Amerika - nieuw leven in te blazen. Dat zich dit bij bepaalde groepen in een soort natuurlijk proces kan voltrekken, bewijzen de Negers in Bahia en Récife die na een driehonderdjarige scheiding van het moederland Afrika de oude Afrkaanse cultuur - in hun enclave temidden van blanken - weer zeer intens beleven. Deze groep is echter onontwikkeld. Tot de derde, zeer kleine groep zou ik Langston Hughes willen rekenen. De minst actief strijdbare groep is dat, van mensen die het leven nemen zoals het komt, maar met een zekere onverzettelijkheid handhaven. Hughes kan men, geloof ik, het best vergelijken met de Afrikaanse Amos Tutuola. Hughes aanvaardt zijn Neger-zijn. Hij voelt er zich in thuis als een slak in zijn huis en is in staat de rasdiscriminatie bij tijden naast zich neer te leggen. Niet onberoerd: ‘When you see me laughing
I'm laughing tot keep from crying’,
maar gezegend met een lakonieke humor - daarvan getuigen zijn verhalen over ‘Simple’, die hem in staat stelt accenten te verleggen en gemakkelijker een evenwicht te hervinden. Hughes' kleine verhaal The sweet flypaper of life met de levensechte foto's van Roy de Carava, is een der roerendste getuigenissen van levensaanvaarding ooit geschreven. Maar de groepen van Langston Hughes en Tutuola zouden zich niet kunnen handhaven als er geen Negers waren als Richard Wright - om in dit kortbestek slechts enkele namen te noemen. De Negers hebben bewezen een zeer vitaal ras te zijn. Hoe hun litteratuur zich op den duur zal ontwikkelen valt niet te voorspellen want het hangt samen met de ontwikkelingen binnen het wereldbestel. | |
[pagina 181]
| |
De enorme verschillen tussen de ontelbare groepen op velerlei gebied vormen natuurlijk een der voornaamste redenen, waarom zij zo bewegelijk is en zo boeiend. Het krachtige en volstrekt eigen geluid van de voornaamste hedendaagse Neger-dichters waarborgt de stroom van vitaliteit, welke de Negers voor het heden en de toekomst in de wereldlitteratuur inbrengen. |
|