van onderwijs heden ten dage de vraag moest doen rijzen of hij het wel erop zou wagen, de brede, langzame, rustige en vruchtbare scholing in de klassieke kultuur die het gymnasium de jonge mens schenkt, te verkorten of te verminken en daarmee aan toekomstige generaties de kans te ontnemen, of op zijn minst ten zeerste te verkleinen, later zulke vruchten van de oudste kultuurgrond dezer Europese beschaving te zien rijpen. Een boek als dit is aan de ontvankelijkheid der jeugd en aan de rijkdom der klassieke kultuurscholing te danken, die de ontvangers ervan voor het verder leven niet meer loslaten.
De schrijver trok al twintig jaar geleden voor het eerst naar Griekenland. In een oude Baedeker van nu een halve eeuw geleden vond hij achter de mededelingen de zegsman en hij begreep dat deze ièmand moest zijn met niet alleen kennis van zaken maar ook met kennis des onderscheids, met oordeel. Zijn omvangrijke en als een roman - de roman van een land - voor de liefhebber zo boeiende beschrijving is opgebouwd uit ervaringen, uit waarneming en uit bewondering. De laatste jaren zijn wij in de Nederlandse taal verrijkt met enkele reisbeschrijvingen van Griekenland die tot onze literatuur zijn gaan behoren, het eveneens uit een ervaring van vele jaren ontstane, uit de worsteling met een vreemde wereld, uit een strijd om liefhebben of niet liefhebben zegevierend geboren getuigenis van Blijstra, Reiziger in Hellas, en het hartveroverend lyrische en elegische brievenboekje van Jan Engelman, Tweemaal Apollo. Daarnaast vinden wij nu als derde, meer dienstbare maar als dienst aan Griekenland even waardevolle, Henrik Scholte's gids.
Blijstra gaat te werk als een door het onderzoek bezeten opgraver, Engelman als een antieke offerdienaar, devoot en geestdriftig, Henrik Scholte als de zorgvuldige verzamelaar en reisgeleider.
Herhaaldelijk ontmoeten zij elkaar. Men wachte zich ervoor, zegt de gids, niet door de aankomst overzee aanvankelijk teleurgesteld te worden door de havenrommeligheid van Piraeus en een onvoordelig zicht op de Akropolis. Scholte brengt de reiziger die zich aan hem toevertrouwt daar wel van af door hem de Akropolis op de gunstigste wijze en de beste tijden te laten naderen, en een dertig bladzijden lang met hem allerzijds over 's werelds rijkste ruïne te dwalen. Blijstra constateert het risico van een verkeerd eerste gezicht zonder omwegen. Engelman legt de hand op onze schouder en fluistert ons de woorden in die voorkomen moeten dat een illusie van vele jaren zou worden verstoord en men niet bereid zou zijn Plutarchus na te zeggen dat de Akropolis is ‘van uitgelezen schoonheid en niet na te maken lieflijkheid’.
Scholte helpt ons op drie wijzen tegelijk te reizen. Bij Marathon staan wij bij de 34ste kilometerpaal uit Athene voor het uitzicht op de vlakte waarvan het heet ‘bergen zien neer op Marathon en Marathon ziet weer neer op de zee’. Zo is het nog. Maar van hieruit snelde de loper naar de stad, die er met de laatste adem de tijding van de ongedachte overwinning op de Perzen zou uithijgen, en de afstand die hij aflegde is nog de officiële van wat tot heden de Marathonloop heet. En ten derde roept hij de mythische gestalte van Theseus op die in die slag als halfgod zou hebben meegestreden.
Hij wijst de wandelaar de langza-