De Nieuwe Stem. Jaargang 13(1958)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] A. Marja De derde Emmaüsganger voor Nel Noordzij Nu goed dan ik was uit dat graf geklommen ik stonk nog van het hangen aan de balk al was het zweet opgedroogd en het bloed zwart geworden - bij die dingen staan we niet meer stil dat is voor barokschilders en dichters zonder de zindelijkheid van het plastic - het gaat niet om het doodgaan en daarna het gaat om het leven als de leliën des velds om het eten en drinken verdelen zodat ieder verzadigd wordt en er ruimte komt voor wat eigenlijk pas leven is: de bruiloft en het dansen en het vrijen het luisteren en luieren en leren en het meetellen van de timmermannetjes van de hoeren en hadjememaars en vissers tussen de witgekalkte graven tussen de speculanten in en om de tempels tussen de priesters en professoren en al die pilatussen die donders goed beter weten! nu goed dan ik liep de weg op in het donker het was koud maar toch nog niet moeilijk er weer aan te wennen terug te zijn en ik zag dat twee van de jongens die zich uit de voeten hadden gemaakt omdat het link was in jeruzalem te blijven het even goed koud hadden op de weg - ik wou echt wel eens horen of ze iets gesnapt hadden van waar het om ging of ze het vlammetje door zouden kunnen geven [pagina 322] [p. 322] van het bereikbare in het onbereikbare en bij voorbeeld hun kinderen wat minder zouden belasten en ook wat minder vatbaar maken voor de bacil van de angst en de leugen en het wie het eerst mept mept het best - ik was mager geworden die uren aan de balk eer ik de spelonk inging, ik zag er heel anders uit en het was donker zodat de jongens me niet herkenden toen ik plotseling naast hen liep en een praatje begon: jullie kijken wel sip zei ik en wachtte gespannen op het antwoord ze keken me niet aan maar één mompelde weet je dan niet wat er gebeurd is? we hebben ons blij gemaakt met een dooie mus het nieuwe rijk stond voor de deur en we waren klaar het zaakje over te nemen toen één de boel verried en er met de kas vandoor ging en de man die gezegd had dat het voor elkaar zou komen gepikt werd en op slag ter dood veroordeeld - zouden we dan niet sip kijken? zo ben je minister en zo ben je weer jan boezeroen! en in die trant praatten ze verder ze hadden ook echt wel met mij te doen maar veel meer bleek er toch niet bij te zitten - nu goed dan ik begon het hen opnieuw uit te leggen dat het niet om dit einde ging en dat het logisch was dat ik het loodje legde maar dat het nieuwe rijk er was voor wie ogen had om te zien en oren om te horen dat het niet ging om mij maar om de timmermannetjes en de hoertjes en de dichtertjes [pagina 323] [p. 323] om de joodjes en de germaantjes om de hongaartjes en de rusjes om de negertjes en de algerijntjes om de mensjes die gekke wezentjes die twintig of vijftig of tachtig jaar te leven hebben te leven dat is werken en wonen en eten en daarna vrijen en muziek maken en in het gras liggen en wat ze verder plezierig vinden en die ook lijden moeten o ja maar echt nooit meer dan onvermijdelijk is - ik legde het hen uit en ze luisterden en ze onderbraken me alleen om te vragen: zeg ga met ons mee een boterham eten! en toen in het licht keek de één mij aan en werd wit om zijn neus en keek weer en gaf de ander een duw en riep: jô kijk eens hij is het hij is opgestaan! en de ander keek en riep: jezus christus hij is het je hebt gelijk! een wonder! riepen ze: een wonder! alsof het daarom ging en in hun opwinding verdween ik maar stiekum weer in het donker omdat er toch niet meer met hen te praten was - nu ze liepen zich de benen uit het lijf om de andere kameraden dat wonder te gaan vertellen en te redden wat er te redden viel om een pausje te maken en patriarchjes om met constantijn te onderhandelen en met zoveel anderen om het calvinisme uit te vinden en weet ik wat nog meer tot het ethisch gehijg van de protestantenbond toe zodat de witgekalkte graven de pilatussen en de speidels die donders goed beter weten [pagina 324] [p. 324] het voor het zeggen hebben tot het einde der tijden tot het einde der tijden en de timmermannetjes en de negertjes en de rusjes zie boven - zie bòven? Vorige Volgende