Zien. Was dat zien, die minder duistere nacht? Was het zien die pijnlijke prikkel tussen mijn ogen?
‘Het doet pijn,’ zei ik. De dokter legde me een koele hand op het voorhoofd.
‘Er is toch iets veranderd?’ vroeg hij en ik merkte hoe zijn stem niet de gewone beroeps-kalmte in zich droeg.
Er was iets veranderd. Ik opende opnieuw en bevreesd voor de pijn de ogen... De vlekken werden lichter, minder duister. Ik hoorde moeders adem tot me naderen en stak de hand uit, een oud gebaar dat ik uit schaamte had afgewend, om haar over het aangezicht te strelen. Een aangezicht dat een lichte vlek was. Dat was dus zien, dacht ik. Dat is dus het geluk dat ik zo lang gemist heb. Ik sloot de ogen en liet opnieuw de hand glijden over moeders droge huid en ze kwam terug tot mij als vroeger.
‘Waar is Nini?’ vroeg ik.
‘Ze komt vanavond,’ zei moeder. Ik zou dus ook Nini zien. Een andere Nini dan ik tot nu toe kende. Ik was bang, bang alsof niet slechts haar beeld in mij anders worden zou, doch zij-zelf eveneens. Alsof wij weerom, als twee vreemden, tot elkaar komen moesten.
Nini kwam. Naast mij stond een lamp en in het zachte licht bleef ik haar lang aankijken. Ik streek haar over de handen en het was alsof twee vrouwen naast me stonden. Wanneer ik haar bleef fixeren vroeg ze tenslotte, lachend en een beetje onrustig:
‘Wat denk je nu van mij?’
‘Je bent mooi,’ zei ik, doch we wisten beiden dat het een leugen was. Dat het begrip ‘schoonheid’ niet langs deze onbekende weg tot mij komen kon. Slechts wanneer ik, door de ziekenhuisgeuren heen, haar parfum proefde, wanneer ik de zijïgheid van haar haar onder mijn handen voelde, wist ik dat ze werkelijk mooi was.
Ze gaf me de eerste kijk-les:
‘Mijn haar is blond,’ zei ze, ‘mijn mond rood, mijn kleed en mijn ogen lichtblauw.’ Het warrelde voor me heen. Vermoeid sloot ik de ogen en wanneer ze het zag wilde ze weggaan. Ik hield haar vast bij de hand.
‘Leg het verband over mijn ogen. Ze pikken.’ Toen werd alles weer als voorheen en konden we praten, net als vroeger. Wanneer ze me kuste tot afscheid, besefte ik niet dat haar mond rood was doch proefde de zoete smaak van haar lippen.