| |
| |
| |
W. van Elden
Carmina Burana
Sedert Carl Orff een aantal texten van vaganten-liederen onder de titel ‘Carmina Burana’ op muziek zette heeft deze middeleeuwse poesie ook in bredere kring bekendheid verkregen. Orff ontleende zijn rexten aan een van de belangrijkste verzamelingen dier liederen, een codex, die in de 13de eeuw werd samengesteld en kort na 1803 in het klooster Benediktbeuren in Beieren werd ontdekt. Vandaar de naam ‘Carmina Burana’.
De texten van de Codex Buranus luiden grotendeels in het middeleeuws latijn, deels ook in het middelhoogduits. Soms worden twee talen dooreen gebezigd: latijn en duits of latijn en provençaals. De onderderwerpen zijn van zeer uiteenlopende aard. Men kan twee groepen onderscheiden: moralistisch-satirische gedichten over het leven en de natuur enerzijds en anderzijds minneliederen, speel- en drinkliederen en dergelijke. Laatstgenoemde dragen vaak een populair karakter en zijn soms zo scabreus, dar de abten van het klooster de codex wijselijk achter slot en grendel hadden opgeborgen.
De moderne wetenschap is geneigd om aan te nemen, dat de hier bedoelde vaganten-poesie niet uitsluitend stamt uit de kring van de zwervende en min of meer verlopen studenten, clerici, liedjeszangers, muzikanten en potsenmakers, maar dat zij goeddeels ook afkomstig is van oudere geleerden en van de adel. Immers vele texten verraden een grote cultuur en geven blijk van een grote beheersing van het latijn. Een voorbeeld hiervan vormt de Biecht van den Aartspoëet, waarvan hieronder enkele strofen zijn vertaald en die wordt toegeschreven aan een van de ridders uit de omgeving van Barbarossa's kanselier Rainald von Dassel.
Een drietal specimina met vertaling volgen hier:
| |
| |
| |
| |
[Nederlands]
Lente brengt weer vreugd in 't land,
Sieren 't weiland te allen kant.
Alle droefheid is voorbij,
Winters strenge heerschappij.
Storm en hagel, sneeuw en vorst,
Lente zuigt aan Zomers borst.
Wil aan 't dartel voorjaarsfeest.
Laat ons op dit Meifestijn
Laat ons allen Paris zijn.
| |
| |
| |
Confessio archipoetae
[Latijn]
| |
[Nederlands]
Razend brengt de woede mijn
en met een verbitterd hart
't lichtste stof der aarde
als een blad, dat op de wind
Wie verstandig is en wijs
om zijn woning op een rots
Maar ik, dwaas, gelijk een beek
herwaarts, derwaarts, en vermag
Als een stuurloos vaartuig word
als een vogel in de lucht
met geen sleutel houdt ge mij,
houdt mij met geen banden;
mijns gelijken zoek ik op,
't uitschot aller landen.
's Levens loodzwaar plichtsbesef
biedt mijn hart geen woning;
zoet is mij de speelse scherts,
Wanneer Venus me iets beveelt
wijd ik mij daar graag aan,
Venus, nooit bewoonde zij
harten die slechts traag gaan.
't Brede pad op ga ik voort
als vanouds de jeugd deed;
zonden zijn mijn dag'lijks brood,
weet ik nog wat deugd heet?
Voor wat aardse vreugde laat
ik mijn zielsheil schieten;
geestelijk gestorven wil 'k
| |
| |
| |
In taberna
[Latijn]
non curamus quid sit humus,
hoc est opus ut quaeratur,
sic quid loquar audiatur.
Quidam ludunt, quidam bibunt,
quidam indiscrete vivunt,
sed in ludo qui morantur,
ex his quidam denudantur;
sed pro Baccho mittunt sortem.
semel bibunt pro captivis,
post haec bibunt ter pro vivis,
quater pro Christianis cunctis,
quinquies pro fidelibus defunctis,
sexties pro sororibus vanis,
septies pro militibus silvanis.
Octies pro fratribus perversis,
novies pro monachis dispersis,
undecies pro discordantibus,
duodecies pro paenitentibus,
tredecies pro iter agentibus;
tam pro papa quam pro rege
bibit miles, bibit clerus,
bibit servus cum ancilla,
bibit velox, bibit piger,
bibit albus, bibit niger,
bibit constans, bibit vagus,
bibit rudis, bibit magus.
| |
[Nederlands]
Als we in de taveerne toeven
kan de dood ons niet bedroeven,
neen het is om vreugd te scheppen
dat we steeds ons derwaarts reppen.
Hoe het op de kroeg gesteld is,
waar de opperschenker 't geld is,
dat moet nodig bestudeerd:
hoort dus wat mijn lied U leert.
Die hier drinken, die daar spelen,
ginder is 't een wild krakelen;
van wie aan het spel meededen
zijn er die zich naakt uitkleden,
zijn er die een pak aantrekken
of met zak en as zich dekken;
niemand vreest hier Magre Hein,
allen zweren bij de Wijn.
De eerste dronk geldt wie betalen,
alwie leeft de twede male,
dan drinkt al wat tof en taai is
op wie brommen in de bajus,
vierdens: alle Christenen ter ere,
vijfdens: op wie stierven in den Here,
zesdens: op de meisjes van de straat
en dronk zeven: de soldaat.
Acht: op de verlopen fraters,
negen: op de bedelende paters,
tien: op zwervers en nachtbrakers,
elf: op alle ruziemakers,
twaalf: op wie hun zonden boeten,
dertien: op wie varen moeten;
en als 't Paus en Keizer geldt
Aldus drinken de soldaten,
drinken burgers en prelaten,
drinken knechten met hun meiden,
drinken man- en vrouwvolk beiden,
drinkt wie trouw of wispelturig,
drinkt wie sloom is en wie vurig,
drinkt wie blondgelokt en grijs,
drinkt wie dom is en wie wijs.
| |
| |
| |
[Latijn]
Bibit pauper et aegrotus,
bibit praesul et decanus,
bibit soror, bibit frater,
bibunt centum, bibunt mille.
quamvis bibant mente leta.
Sic nos rodunt omnes gentes
qui nos rodunt confundantur
et cum iustis non scribantur.
| |
[Nederlands]
Drinkt de balling, de onbekende,
de arme en zieke in zijn ellende,
drinkt wie jong is en wie kaal is,
drinkt wie klerk en principaal is,
drinkt de zuster, drinkt de broeder,
drinkt ouwe opoe en drinkt moeder;
drinkers hier en drinkers daar,
honderd, duizend bij elkaar.
- Wel voor zevenhonderd gulden
maken ze vanavond schulden -
- In het drinken zijn ze onmatig,
van betalen hoogst nalatig -
Aldus gaan de mensen vitten
als we vrolijk samen zitten;
Wie zo oordeelt zij vervloekt
en niet als gerecht geboekt!
|
|