| |
| |
| |
B. Sluimers
De Suez-crisis als teken aan de wand
Niemand zal willen ontkennen, dat het besluit van de Egyptische regering om de Internationale Suez Kanaal Maatschappij te nationaliseren een schokkende gebeurtenis was. Engeland en Frankrijk, die een controling interest hadden in deze vennootschap, konden door hun vertegenwoordigers in de directie een beslissende invloed uitoefenen op de gang van zaken op 's werelds belangrijkste kunstmatige waterweg. Die beslissende invloed werd Londen en Parijs ontnomen door het nationalisatie-besluit. De regering te Cairo gaf door de nationalisatie te verstaan, dat zij niet langer genoegen kon nemen met het feit, dat buitenlanders de lakens uitdeelden in wat niet alleen verreweg het belangrijkste economische bedrijf in het Egyptische land is, maar tevens in het gebied dat voor Egypte van het allergrootste politieke en strategische belang moet worden geacht. In de nationalisatie van de Internationale Suez Kanaal Maatschappij valt de voltooiing te zien van de nationale revolutie, die Engeland heeft gedwongen het protectoraat op te geven en zijn troepen uit de Kanaalzone terug te trekken.
Het besluit waarbij aan de Engelsen en Fransen ook dit laatste bolwerk op de grens tussen Azië en Afrika werd ontnomen, kwam aan als een harde slag voor allen die zich nog altijd niet volkomen hebben gerealiseerd, dat de tijd van kolonialisme en overheersing van andere volken voorbij is en dat geen volk, dat zichzelf respecteert gedogen kan en wil, dat anderen zich als meesters gedragen op zijn territoor. Als zodanig had het besluit van President Nasser, dat met verrassende efficiency werd uitgevoerd een welhaast symbolische betekenis. De Egyptische President zette de eindstreep achter een eeuw Franse en Britse politiek in het Oostelijk bekken van de Middellandse Zee.
Men kan deze eeuw in welhaast twee gelijke helften verdelen: de eerste vijftig jaren kenmerkten zich door een scherpe Frans-Britse tegenstelling in dat deel van de wereld, de laatste zag, als gevolg van de Entente Cordiale van 1904 vooral Brits-Franse samenwerking, ook hier. Het Suez-Kanaal dat in eerste instantie een schepping was van het naar expansie strevende keizerrijk van Napoleon III en dat aan het begin staat van Frankrijks koloniale avonturen in Achter-Indië, werd door Engeland geruime tijd beschouwd als een bedreiging van zijn verbindingen met het grote koloniale rijk in India. Het heeft decennia lang een uiterst belangrijke rol gespeeld bij het bepalen van de Brits- | |
| |
Franse verhoudingen. Eerst toen Frankrijk, als gevolg van de Frans-Duitse oorlog van 1870 machteloos was geworden en dank zij Disraeli's bekende coup de théatre Engeland in staat werd gesteld in belangrijke mate zeggingschap te verwerven in het Kanaal-beheer, raakte Engeland met het bestaan van deze verbindingsweg verzoend en begon men te Londen ‘het idiote kanaal’ - de betiteling is van Palmerston - geleidelijk aan te zien als een van de belangrijkste ‘levenslijnen’ van het Britse Empire. De bescherming van deze levenslijn werd een der belangrijkste doelstellingen van de Britse buitenlandse politiek. Daaruit valt voor een aanzienlijk deel het pro-Turkse beleid van Engeland in de laatste drie decennia van de vorige eeuw te verklaren. Zij bepaalde voornamelijk Disraeli's houding op het befaamde Congres van Berlijn. Zij verklaart waarom Engeland er op stond Cyprus te verwerven. In het licht van deze politiek moet men ook zien de langjarige vriendschap tussen Engeland en het herenigde Italië en de Mediterrane Conventie. De houding van Engeland in het vraagstuk van de Dardanellen, en die tegenover Griekenland vinden hun oorsprong in het besef, dat beheersing van het Suez-kanaal een levensbelang was voor het Britse Rijk. Telkens
wanneer een nieuwe bedreiging, of de mogelijkheid van een nieuwe bedreiging van het Suez-Kanaal zich voordoet, past de Engelse buitenlandse politiek zich daarbij aan. Eerst is het Frankrijk, dat geneutraliseerd moet worden. Dan het Tsaristische Rusland. En ten slotte in het begin dezer eeuw onderkent men in Londen het gevaar van Duitse penetratie in het rijk van de Zieke Man. We hoeven in dit verband slechts het woord Bagdad-Bahn te noemen. Naast de snelle industrieële en maritieme opkomst van het Erste Reich is het vooral ook de flank-bedreiging van het Suez-Kanaal geweest, die de grondslag heeft gelegd voor het opgeven van de politiek van de Splendid Isolation en tot de vorming van de Entente Cordiale van 1904, waarbij zich later het tengevolge van de Japanse nederlaag en de revolutie van 1905/1906 niet meer tot agressie in staat zijnde Rusland kon aansluiten.
Het Perzische Verdelingsverdrag van 1907 vormt als het ware de afsluiting van de onder Edward VII ingezette politiek tot bescherming van deze allerbelangrijkste verbindingsweg en van het glacis van India.
De tweede halve eeuw ziet ondanks twee wereldoorlogen, waaruit Engeland en Frankrijk als ‘overwinnaars’ te voorschijn komen, de volkomen ineenstorting van de grondslagen waarop deze politiek was gebouwd. In de eerste wereldoorlog vallen wel is waar twee mogelijke bedreigers van de Britse heerschappij weg, Rusland door revolutie en
| |
| |
innerlijke verzwakking, Duitsland door de militaire nederlaag. Maar een nieuwe bedreiging doemt op: het Aziatische nationalisme waarvan de Arabische verschijningsvorm al evenzeer wordt onderschat als die in het Verre Oosten. De mislukking van de Hasjemitische politiek der Engelsen is, mede als gevolg van Frans-Britse tegenstellingen en van de werfkracht van het Wahabitisme van Ibn Saoed, evident. De Balfour-Declaration legt de grondslag voor anti-Britse gevoelens in heel de Arabische wereld, welke tussen de twee wereldoorlogen in, als gevolg van de ontwikkeling van de explosie-motor en de ontdekking van enorme olie-voorkomens in de omgeving van de Perzische Golf, van steeds grotere betekenis wordt. Door de geweldige toename van het olie-verbruik in Amerika en door de erkende noodzaak om belangrijke voorkomens in dat deel der wereld te reserveren voor tijden van nood, wordt het gebied van de Perzische Golf meer en meer de leverancier van het levenselixir van het industriële apparaat in West-Europa. Dit verschijnsel gaat gepaard met een grote verzwakking van West-Europa's machtspositie in dat deel der wereld. Meer dan vijfhonderd millioen mensen, die zich de koloniale overheersing hadden moeten laten welgevallen, slagen er in zich te bevrijden en een eigen nationaal leven te beginnen. Het in het begin dezer eeuw in wereldpolitieke zin nog oppermachtige West-Europa voelt zich beklemd tussen twee nieuw opgekomen wereldmachten, Amerika en de Sovjet-Unie.
Tegen deze achtergrond speelt zich dan het drama af van de achterhoedegevechten van het zich gedwongen terugtrekkende kolonialisme. Nog houden Engeland en Frankrijk een aantal posities bezet en met verbeten vasthoudendheid trachten zij zich daar te handhaven. Maar een voor een moeten zij die toch ook opgeven. Wij denken aan Indo-China, aan Marokko, aan Tunis en vooral ook aan Egypte, in welk laatste land de Engelsen zich met hand en tand hebben verzet tegen de ontruiming van het Suez-Kanaal door de Britse troepen, nu nog maar enkele maanden geleden. Men troostte zich in Engeland blijkbaar met de gedachte, dat men in de Internationale Suez-Kanaal Maatschappij nog altijd over een machtsmiddel beschikte en dan.... dan was er Cyprus nog, dat ten slotte de ingang van het Suez-Kanaal beheerste.
Wanneer men nu de reactie van Londen en Parijs op het besluit van de Egyptische regering tot nationalisatie van de Internationale Suez-Kanaal Maatschappij waarneemt, dan valt daaruit slechts de conclusie te trekken, dat men er zich in de kabinetten van Engeland en Frankrijk rekenschap van geeft, dat dit Egyptische besluit het uiteindelijke fiasco
| |
| |
inhoudt van de door deze twee regeringen tot nog toe ten aanzien van de restanten van hun vroegere koloniale rijk gevoerde politiek. Wie naar Sir Anthony Edens beruchte radiorede heeft geluisterd, vond daarin termen terug welke vage herinneringen opriepen aan woorden gesproken door Britse Empire-builders uit de Victoriaanse periode. ‘Wij kunnen niet toestaan, dat het Suez-Kanaal in handen is van een macht die het voor eigen politieke doeleinden zou misbruiken.’ Het is of men de Disraelis en de Palmerstones hoort praten, die de belangen van de wereld identificeerden met die van het Britse rijk. Dat Engeland in 1904, tegen letter en geest van de tegenwoordig als heilig verklaarde Conventie van 1888, de doorgang door het Suez-Kanaal verbood aan de Russische vloot die opstoomde van de Oostzee naar Oost-Azië, was immers geen misbruik van beheersmacht in het belang van eigen politieke doeleinden van Engeland? En dat Engeland in de beide wereldoorlogen het Kanaal hermetisch gesloten hield voor Duitse schepen was ook al weer geen misbruik van beheersmacht voor eigen politieke doeleinden....
En wie naar de ‘socialisten’ Mollet en Pineau heeft geluisterd, werd getroffen, neen niet door woorden die herinnerden aan een zo roemrijk verleden als die welke Eden en Selwyn Lloyd de aether in slingerden, maar alleen door klanken die een diepe vrees verrieden, dat het Franse volk er zich bewust van zal worden, dat het èn in Indo-China, èn in Tunis, èn in Marokko èn thans in Algiers de levens van ongetelde duizenden jonge Fransen opgeofferd heeft en bezig is op te offeren, voor een verloren zaak.
Dat moest ten koste van alles worden voorkomen. En heel de propaganda-machine, waartoe wij tot onze grote teleurstelling deze keer ook, overigens eerbiedwaardige bladen als de Londense Times en de Parijse Monde moeten rekenen, werd in het werk gesteld om ‘het westen’ te overtuigen, dat het ging om ‘de hoogste belangen’. En daarnaast werd het aan oude koloniale tyden herinnerend intimidatiemiddel in de vorm van militaire bedreiging met de grootst mogelijke vrijmoedigheid gehanteerd. Niet alleen Nasser moest worden geïntimideerd en het Egyptische volk, maar heel de mensheid, die doordrongen is van een diepe vrees voor het uitbreken van een oorlog.
Nasser, in de Westerse pers afgeschilderd als één brok emotionaliteit, bleek niet geïntimideerd, zeer tot verwondering van talloze Engelsen, die hieruit toch wel de conclusie hebben moeten trekken, dat er iets veranderd is in de wereld. Vroeger hielp dat middel altijd wel. Waarom nu niet meer? En men is zich in Engeland gaan afvragen of
| |
| |
het beeld dat men van de Egyptische president ophing, wel in overeenstemming was met de aard der figuur, die thans aan het hoofd van de Egyptische regering staat. Zij die Nasser van zijn optreden af gevolgd hebben, waren niet verwonderd. Zij hadden hem leren kennen als een staatsman, die allesbehalve emotioneel is en die het verstaat de dingen nuchter te beoordelen. Daarvan heeft hij blijk gegeven in zijn beoordeling van de situatie ten aanzien van Israël. En wie op de hoogte is van de rol, die Nasser gespeeld heeft tijdens de conferentie van Bandung, weet beter.
Zo werd dan Nasser niet geïntimideerd en hield hij voet bij stuk, er zorg voor dragend, dat de Egyptische zaak niet door incidenten werd vertroebeld.
En als men hem dan al niet intimideren kon, dan kon men hem in Egypte zelf onmogelijk maken door zijn vijanden een hart onder de riem te steken en te bewegen zijn bewind omver te werpen. Ook hier blijken Londen en Parijs weer slechte beoordelaars van de politieke werkelijkheid geweest te zijn. Nassers tegenstanders in Egypte zijn van tweeërlei soort. Aan de ene kant de communisten, die zich wel zullen wachten in de kaart te spelen van Londen en Parijs en aan de andere kant de steunpilaren van wat met recht dezer dagen werd genoemd het meest liederlijke en corruptieve bewind, dat in de moderne geschiedenis valt aan te wijzen, dat van de ex-koning Farouk. Men dacht aan Mossadegh, maar ten eerste is Egypte geen Iran, waar de dynastie diep in het volk geworteld is en waar speciaal in het leger een diepgevoelde vrees bestaat voor uiteindelijke Russische dominatie. Alleen al om geografische redenen kan die Russen-vrees in Egypte niet zo diep wortel schieten. Maar er komt nog iets bij: in Iran werd de grootste industrie lam gelegd en werd de staatskas door het wegvallen van de olie-inkomsten uitgeput. In Egypte raakte als gevolg van de naasting der Suez Kanaal Maatschappij geen enkele Egyptenaar werkloos en de invloed van de inkomsten uit de Suez Kanaal Maatschappij op de staatsfinanciën is bij lange na niet zo groot als die van de olie-inkomsten op de financiën van Iran. Ook hier dus mislukking.
Mislukking valt ook te constateren van het streven om de Arabische samenwerking en de groei der Arabische eenheid te vernietigen. Internationale waarnemers zijn het er over eens, dat de Suez-crisis integendeel een sterke stimulans is geweest voor de Arabische eenheid. Het schijnt verbazend lastig voor het Westen om er zich rekenschap van te geven, dat zich in de Arabische, in de Aziatische en de Afrikaanse wereld meer en meer een verbondenheid demonstreert, die wortelt in
| |
| |
raciale, culturele, religieuse, economische en politieke saamhorigheidsgevoelens, die slechts krachtiger kunnen gaan werken, daar waar gevaar van buiten optreedt. Wie de waarde van deze saamhorigheidsgevoelens wil peilen, die leze er de openingsrede maar eens op na, die President Sukarno van Indonesië in april 1955 hield op de Aziatische en Afrikaanse Conferentie te Bandung. Een ieder, die haar heeft aangehoord, was er van onder de indruk. Alleen in Londen en Parijs schijnt men niet te hebben geluisterd en vleit men zich - ondanks de vele teleurstellingen die men heeft opgedaan - nog altijd met de hoop, dat men de groeiende eenheid uit elkaar kan wringen. Wie geen vreemdeling is in landen als Pakistan, Irak en Iran weet, dat de pacten van Bagdad en Manilla (Seato) alleen zolang ‘waarde’ hebben als er niets gebeurt. Zelfs een vriend van het Westen als de Irakse premier kon zich eenvoudig niet onttrekken aan het betuigen van sympathie voor het standpunt van Nasser. Niet voor niets stamt het Bijbelse woord, dat ‘een goede naam beter (is) dan goede olie’ uit hetzelfde Midden-Oosten, waar de goede olie zo overvloedig voorkomt.
Al deze mislukkingen waren reeds evident, toen de eerste Londense Suez-Conferentie bijeenkwam. Haar resultaten zijn bekend: een voorstel om een internationaal beheerslichaam in te stellen, dat het beheer van het Suez-Kanaal zou overnemen van de door Nasser in het leven geroepen Egyptische Kanaal Maatschappij. In feite dus herstel van de oude toestand. En terwijl Menzies c.s. zich naar Cairo begaven, stroomden Engelse en Franse troepen naar Cyprus en werden Engelse en Franse oorlogsbodems naar het oostelijk bekken van de Middellandse Zee gedirigeerd. Dat zag er bedenkelijk uit. Stoomvaartmaatschappijen besloten hun schepen om de Kaap te laten varen, de vrachten en de assurantiepremies werden verhoogd. De prijzen van uit het Verre Oosten komende grondstoffen gingen omhoog. Oliedeskundigen vergaderden over de olievoorziening wanneer het Suez-Kanaal zou dicht gaan. De zenuwenoorlog in optima forma. Nasser ontving zijn gasten beleefd en vriendelijk, maar hij stuurde hen met een duidelijk ‘neen’ naar Londen terug.
Dat was een heel harde klap en wel te meer, omdat men meende de schuld daarvan te kunnen schuiven op de Amerikaanse secretary of state, John Foster Dulles, die duidelijk had doen uitkomen, dat Amerika er niet aan dacht om oorlog te gaan voeren om het Suez-Kanaal. Als Nasser niets voelt voor een internationaal beheer, welnu dan laten wij hem links liggen en varen wij om de Kaap. Dat is nog altijd goedkoper dan oorlog voeren. Een wel zeer redelijk geluid en
| |
| |
als het alleen door de rede zou zijn ingegeven, dan zou het ongetwijfeld uiterst hoopvol zijn. Alleen het is moeilijk om in onze tijd aan het primaat der rede te geloven bij leidende politici. Het is al te duidelijk, dat hier factoren, die met de rede an sich weinig te maken hebben hun invloed doen gelden: Amerikaanse verkiezingstactiek speelt bij het bepalen van Dulles' en Eisenhowers standpunt waarschijnlijk wel de hoofdrol. Een bekend Amerikaans blad, Wallstreet Journal, heeft dezer dagen een soort enquête gehouden over het Suez-Kanaal en de antwoorden die het blad van de ondervraagden, allen kiezers tijdens de komende electie, tonen we heel duidelijk aan, dat de Republikeinse partij zelfmoord zou plegen indien het Eisenhower-bewind anders zou handelen dan het nu doet. En dus blijft Londen en Parijs niets anders over dan de jeremiade over ‘gebrek aan eenheid’ in het Westen.
Toen kwam de tweede Suez-conferentie, die SCAU uitbroedde, dat is de Suez Canal Association of Users, de vereniging dus van gebruikers van het Suez-Kanaal. De geboorte van dit geesteskind van Dulles kwam als een volmaakte verrassing en niemand wist er eigenlijk raad mee. Een commentator voor de Nederlandse radio, zelf advocaat, had er al direct niet veel vertrouwen in, hij noemde het een ‘advocatentruc’. Men zou eenvoudig met een convooi bemand met erkende loodsen van het Suez-Kanaal zich aanmelden en op eigen houtje de vaarweg passeren. Als dan toelating zou worden geweigerd, dan zou Egypte zich hebben schuldig gemaakt aan overtreding van de Conventie van 1888. Eigenlijk dus het ei van Columbus. Maar deskundigen ridiculiseerden van het begin af aan deze trouvaille van Dulles. Zonder actieve medewerking van Egypte was er geen mogelijkheid dat het geval zou werken. En ten slotte kwam Dulles roet gooien in het eten dergenen, die meenden, dat men op deze wijze de V.S. zou kunnen betrekken in een actie tegen Egypte. ‘We denken er niet aan,’ zei de leider der Amerikaanse buitenlandse politiek, ‘om ons schietend een weg te banen door het Kanaal.’ En Nasser? Die zei niets. Die liet het liever aan de Londense heren over om zelf het wangedrocht dat zij in het leven hadden geroepen om zeep te brengen. Maar men ging te Londen en Parijs verder.
De loodsen werden teruggeroepen. En op één dag vertrokken zo goed als alle buitenlandse loodsen en een groot deel van het andere buitenlandse personeel uit Egypte. En op het Foreign Office en de Quay d'Orsay sliep men met radio aan om het bericht op te vangen, dat de zaak was spaak gelopen. Maar de berichten luidden anders: de convooien gingen praktisch zonder enige vertraging door. Er werden
| |
| |
nieuwe loodsen, Egyptenaren meest, maar verder ook Russen, Grieken, Italianen, ja zelfs Amerikanen en naar we menen te weten ook een enkele Hollander aangenomen. En Nasser kon te Suez en te Port Said bordjes hangen aan de door de buitenlanders verlaten kantoren: ondanks vertrek ‘business as usual’. Een paar dagen lang hebben enkele loodsen - uit een overigens begrijpelijke overschatting van de betekenis van hun eigen werk - nog getracht de buitenwereld ervan te overtuigen, dat het nou wel heel gauw spaak zou lopen. Maar het liep niet spaak en met de regelmaat van de klok worden de schepen van alle nationaliteiten door het Kanaal, over de Bittermeren geloodst van Suez naar Port Said, van Port Said naar Suez en de daad van de directie van de Internationale Suez Kanaal Maatschappij te Parijs, die haar personeel terugriep of althans aan het verstand bracht, dat de heren directeuren het ten zeerste op prijs zouden stellen indien de heren terugkwamen - en wie stelt nu graag zijn pensioen in de waagschaal? - heeft er zeker toe bijgedragen dat men zich in heel de Arabische wereld op de borst slaat en zegt: zie je wel, als het maar nodig is, kunnen wij het net zo goed. De consequenties daarvan voor de toekomst van de olie-industrie in het Midden-Oosten laten zich nog niet geheel overzien.
Maar er is meer: Het Westen, lees Engeland en Frankrijk, was zo ontstellend bevreesd dat de vrije doorvaart gevaar zou lopen. Maar dat belette de werkelijke bazen van de Internationale Suez Kanaal Maatschappij, en die wonen op het Foreign Office en aan de Seine-oever, niet, om juist die maatregelen te nemen, die naar zij verwachtten het Kanaalvervoer zouden lam-leggen. Dat maakt, wanneer straks de zaak wellicht ook in de Assemblee zal komen, de Westerse positie niet sterker.
Intussen is thans ook de officiële erkenning afgekomen, dat de Egyptenaren het toch wèl zelf kunnen. De vrachtenverhoging van 15% is restloos ingetrokken en wie momenteel aan de kade van Port Said of te Suez het verkeer gadeslaat kan zich moeilijk voorstellen, dat er een oorlog dreigt om de vrije doorvaart te waarborgen....
Die vrije doorvaart dan is gewaarborgd in de Conventie van Constantinopel van 1888, die werd ondertekend door Engeland, Frankrijk, Rusland, Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Italië, Spanje, Turkije en Egypte. Wanneer we dit lijstje eens nagaan zien we dat het Duitsland van 1888 thans verdeeld is in een Westelijk en Oostelijk deel, dat Oostenrijk-Hongarije is uiteengevallen in drie ‘rechtsopvolgers’ t.w. Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije en Hongarije, dat Turkije, dat toen nog
| |
| |
formeel souverein was over Egypte, thans deze souvereiniteit heeft verloren. Italië en Spanje hebben wel heel sterk de neiging zich in deze zaak afzijdig te houden en wat Rusland aangaat, dat neemt een standpunt in, dat nauwelijks kan worden beschouwd als een ondersteuning van de opvattingen van Londen en Parijs.
In deze conventie dan wordt de ‘vrije doorvaart’ door het kanaal gewaarborgd voor alle schepen van alle nationaliteiten en onder alle omstandigheden. De naleving van deze conventie is in artikel IX toevertrouwd aan.... Egypte.
Hieronder volgt de tekst van dit artikel:
The Egyptian government shall take within the limits of its powers such as have been derived from firmans, and under the conditions contemplated by the present treaty, the measures necessary to ensure respect for the execution of the said treaty. In the event that the Egyptian government may not dispose of sufficient means it shall make application to the Imperial Ottoman government which shall take the measures necessary to respond to such application....’
Dit artikel legt wel heel duidelijk de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Conventie ten aanzien van het principiële punt: de vrije doorvaart, bij de Egyptische regering. Maar de Conventie regelt nog meer. Zij schrijft namelijk in artikel VIII voor, dat ‘the agents in Egypt of the Powers signatory of the present treaty shall be charged to watch over its execution’. Deze bepaling - toch ongetwijfeld een integrerend deel der conventie is door Engeland van de ondertekening af onmogelijk gemaakt als gevolg van de ‘tijdelijke’ militaire bezetting van Egypte door de Britse troepen.
Eerbied voor internationale verdragen is nooit het sterke punt geweest van koloniale mogendheden. Men beroept er zich alleen maar op, wanneer men meent zelf de dupe te worden van andere opvattingen.
De zaak is thans in behandeling bij de Veiligheidsraad op grond van een Frans-Britse en van een Egyptische klacht. De Frans-Britse klacht heeft betrekking op Egypte's overtreding van de Conventie van 1888 en dus op het beginsel van de vrije doorvaart, die Nasser niet moe wordt te garanderen en die hij, ondanks de weigering van een groot aantal schepen om de Kanaalgelden te betalen aan de Egyptische Maatschappij, handhaaft. De Egyptische klacht richt zich tegen de Frans-Britse militaire bedreiging. Wat men van de Veiligheidsraad in Londen en Parijs verwacht valt moeilijk uit te maken. Wel neemt vrij- | |
| |
wel iedereen aan, dat in het uiterste geval een tegen Egypte te nemen maatregel zal getroffen worden door het Russische veto. En een uitspraak tegen Frankrijk en Engeland, die verwacht natuurlijk niemand.... en zelfs wanneer die komen zou, dan staat het dubbele veto van Londen en Parijs ter beschikking.
Zou dan nog resteren een beroep op de Assemblée, maar bij de huidige samenstelling is ook daar geen bindende beslissing te verwachten.
De conclusie ligt voor de hand, dat Eden en Mollet zich in een zodanige moeilijke positie hebben gemanoeuvreerd dat zij een heleboel tijd menen nodig te hebben om zich daar met goed fatsoen te kunnen uitwerken. Zij rekenen daarbij blijkbaar op de goede diensten van die landen, die invloed hebben op Nassers regering, in de eerste plaats op die van India. Verder hebben zij blijkbaar de hoop op het scheppen van verdeeldheid in de Arabische wereld nog altijd niet geheel opgegeven en dreigementen doen nog altijd opgeld.
Wel kan worden vastgesteld, dat het gevaar voor militaire actie zeer sterk is verminderd. De waarschuwingen die in dit opzicht van Washington zijn uitgegeven lieten blijkbaar aan duidelijkheid weinig te wensen over. Zij hebben te Londen en te Parijs een diepe indruk gemaakt. Die Welt schreef dezer dagen dat het Engeland en Frankrijk heel veel moeite kost om zich te realiseren, dat zij zich hebben te laten welgevallen, dat anderen hun verbieden tot militaire actie over te gaan.
Zo betekent deze Suez-crisis de vastlegging van het historische feit, dat Engeland en Frankrijk als grootmachten hebben afgedaan en zijn teruggedrongen tot de positie van landen van de tweede orde. Is het wonder dat de rustige Eden zijn onverstoorbare kalmte verliest en Nasser te lijf gaat met invectieven, die niemand eigenlijk gedacht had te behoren tot het vocabularium van deze meest Engelse onder de Britse staatslieden. Nasser was de boodschapper van de nieuwgeschapen situatie. En boodschappers krijgen het altijd het ergst te vergelden. En laten we wel wezen, het is hard voor een conservatief staatsman in Engeland, dit te moeten horen. 't Is nog maar een eeuw geleden, dat de Britse soldaten dit merkwaardige lied zongen, het ‘Tipperary’ van de Krim-Oorlog:
‘By Jingo, we 've the men,
En laten we besluiten met een andere uitspraak, nog maar een goede halve eeuw geleden uitgesproken door een man, die zich meer dan
| |
| |
iemand anders van West-Europa's superioriteit bewust was: Keizer Wilhelm II, die de Duitse ‘Weltmarschall’ die aan het hoofd der troepen stond die na de Boxeropstand tegen Peking oprukten de volgende boodschap deed toekomen: Und führet eure Waffnen so, dass in tausend Jahre kein Chinese es mehr wagt einen Deutsche schiel an zu sehen.
Een song en een uitspraak, die te denken geven.
30 september 1956.
|
|