schepen, is hij met zijn schip gezonken, nog geen 34 jaar oud. Toen door bijna niemand gemist, is zijn dood achteraf een onvervangbaar verlies gebleken. Dit boek is er het best denkbaar bewijs van.
Bedenkt men dat zijn eerste publicatie, van die uit zijn studententijd afgezien, van 1934 en de laatste van '41 dateert, dan verbaast men zich reeds, hoe iemand naast een ambtelijke functie nog zoveel geschriften heeft kunnen voortbrengen in zo korte tijd. Die verbazing verdubbelt, wanneer men kennis neemt van de inhoud ervan die evenzeer op ongewone diepgang als uitzonderlijke breedheid wijst. Doch dan verbaast men zich nog het allermeest dat deze begaafde jongeman tijdens zijn leven niet of nauwelijks de aandacht der geleerde wereld getrokken heeft. Of beter wellicht: men zou zich daarover verbazen als men niet wist, dat ook, ja misschien juist in die wereld, de moed der oorspronkelijkheid in de regel eerst voorbijgezien, en als dat niet langer gaat, bestreden wordt, om pas erkenning te vinden als daar geen risico's meer aan verbonden zijn. Van Leur heeft in zijn korte leven de bitterheid van het eerste stadium doorproefd, het tweede heeft hij door zijn vroege dood mogen overslaan. Aan het derde hebben Wertheim, Bouman en Resink hem geholpen. In dit bijzondere geval overigens niet, omdat zij eerder geen risico durfden lopen, maar omdat zij, door het ontbreken van weerstand, niet eerder de kans kregen, het voor hem op te nemen. Wertheim heeft het derde hoofdstuk van de ‘Wereld van Z.O.-Azië’, dat door de oorlog de redactie van het verzamelwerk ‘Nederlanders over de zeeën’, waarvoor het, evenals de beide eerste, bestemd was, niet meer bereikt had, in de 40ste jaargang (1947) van het ‘Tijdschrift voor Geschiedenis’ gepubliceerd voorzien van een inleiding over de schrijver. Hij heeft daarmee Van Leur onder de Nederlandse historici geïntroduceerd en met het initiatief tot deze vertaling diezelfde naam de hem toekomende internationale bekendheid bereid. Bouman heeft over hem geschreven in ‘Het Parool’ van 24 Sept. 1955 en zet die werkzaamheid nu voort door de publicatie in dit tijdschrift
van Van Leur's brieven aan hem. De Djakartaanse jurist, socioloog en historicus prof. Resink tenslotte, die hem óók persoonlijk gekend heeft, heeft eveneens bij herhaling op het belang van de man en zijn werk gewezen.
Dat over de ontdekking van Van Leur in de eerste betekenis. Belangrijker nog is de tweede. De ontdekking immers die Van Leur deed en die het hoofdthema vormt van bijna al zijn geschriften, is de evenwaardigheid van Azië en Europa tot en met de achttiende eeuw, ook in technisch opzicht. Dat hij haar kòn doen berust in laatste aanleg wel