De Nieuwe Stem. Jaargang 11
(1956)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 331]
| |
Carlo Schmid
| |
[pagina 332]
| |
zijn krachtig. Men ziet het hun aan dat zij kunnen werken en hun gezichten drukken een hoge mate van zelfbewustzijn uit. De aanblik die de vrouwen bieden is daarentegen deprimerend. Zij zien er vaal uit, hun gezichten zijn gerimpeld, de kleding is lomp en mist alles wat naar chic zweemt. Men heeft volkomen de indruk dat deze vrouwen ver boven hun kracht belast zijn met werk en kommer en dat zij zich bovenal als factoren van het produktieproces voelen. De kinderen zien er anders uit. Zij zijn verzorgd en proper, hebben blanke gezichten, zij zijn zeker van zich zelf en beleefd. Ik had de indruk dat de staat veel doet voor de jeugd en dat het aandeel van de maatschappelijke opbrengst dat aan de jeugd wordt besteed naar verhouding daar veel groter is dan bij ons. Bijzonder trots zijn de Moskovieten op het reusachtige warenhuis GOEM. Het loont de moeite daarheen te gaan. Men kan daar leren wat men in de Sowjet-Unie onder ‘politieke prijzen’ verstaat. Een paar vrouwenschoenen kostten 400 tot 700 roebel - 1 roebel is gelijk aan 1 mark - een ijskast, een televisietoestel kostten slechts weinig meer, een radiotoestel kostte nog minder. Daarentegen is de fiets veel duurder en een confectie-herencostuum voor onze begrippen onbereikbaar. Als men vraagt vanwaar deze wanverhouding der prijzen komt, dan krijgt men ten antwoord: ‘Er zijn dingen waarvan de sowjetstaat zou willen dat zij in zo veel mogelijk huizen zijn. Dat zijn radio- en televisietoestellen, ijskasten. Het andere is luxe. Wie zich deze luxe wil permitteren, kan dit doen, maar hij moet er extra voor betalen.’ Op overeenkomstige wijze verhouden zich de lonen en inkomens trapsgewijze. Er is wel nauwelijks een land waar het onderscheid tussen het laagste en het hoogste inkomen zo groot is als in de Sowjet-Unie. In dit opzicht tenminste is van een klassenloze maatschappij niets te merken. Wat men in Moskou aan kunst produceert is eenvoudig afgrijselijk. Wat in de sowjet-esthetiek ‘socialistisch realisme’ heet, is niet anders dan de ergste historieschilderkunst van de laatste eeuw of de kitsch van de ‘Gartenlaube’. Des te schoner is echter wat aan oude kunst wordt getoond. Ik ken weinige dingen die zo kostelijk zijn als de ikonen uit de 11de tot 17de eeuw die in de Tretjakow-galerij tentoon worden gesteld. Het Kreml is een groots bouwwerk en voorbeeldig is de manier waarop het door de archeologen van de Sowjet-Unie in zijn oorspronkelijke toestand is teruggebracht. Door de wonder-mooie basilieken die binnen zijn muren staan en de schatkamers der tsaren die in een der paleizen zijn ondergebracht, stromen dagelijks in ver- | |
[pagina 333]
| |
bazing en bewondering, met levendige gezichten, duizenden arbeiders en boeren, schoolkinderen en studenten en het lijdt geen twijfel dat de machthebbers van de Sowjet-Unie hun volk de zin voor historische traditie en historische continuïteit proberen in te planten. Of het de namen van de helden der revolutie waren die aan de muren van de grote zaal in het paleis van de ridders van St. George zijn aangebracht, vroeg ik aan een lid van de Sowjetregering. ‘O nee,’ zei de man, ‘dat zijn de namen van tsaristische officieren en staatslieden, die wegens hun grote daden onderscheiden zijn met de orde van St. George.’ Toen ik mijn verwondering daarover te kennen gaf, dat men de namen van zulke ‘reactionairen’ in de pronkzaal van de Sowjetrepubliek bewaarde, kreeg ik ten antwoord: ‘Men kan een staat niet op het niets bouwen, men kan hem slechts op een traditie bouwen. Allen wier namen hier staan, waren Russische mensen als wij. Wat zij gedaan hebben, dat was Russische geschiedenis, evenals dat wat wij thans doen. Dat zij onder een ander regime hebben geleefd, verandert daaraan niets. Daarom blijven deze namen hier, zolang wij er zijn.’ Ik was naar Moskou gevlogen met de voorstelling dat de mensen die sinds veertig jaren politiek bedrijven, noodzakelijk pragmatici geworden moesten zijn, die misschien voor de dogma's die zij in hun jeugd mochten hebben geloofd, in een verholen hoek van hun ziel nog een zekere eerbied bespeurden, maar die toch in de grond aan niets anders geloofden dan aan de feiten en het nut dat men telkens hieruit zou kunnen halen. De werkelijkheid was volkomen anders. De mensen die te Moskou het stuur in handen hebben, zijn overtuigde dogmatici. De ideologie is voor hen niet een ornament, maar inhoud van hun denken en de dialektiek is de methode waarnaar zij de feiten verwerken en waarderen en waardoor zij zich laten leiden, als het erom gaat conclusies te trekken. Deze dialektiek is, zoals een dezer mannen zei, een wijze van denken, die veroorlooft een en dezelfde zaak, in werking van ruimte en tijd, hier als het tegendeel te zien van dat wat wij op een andere plaats, in een andere tijd anders moeten zien. Zo kan het geboden zijn een en hetzelfde algemene begrip al naar de dialektische dynamiek van tijd en plaats hier zo en daar precies tegenovergesteld te concretiseren. Daaraan zou men moeten denken wanneer men met de Sowjet-Unie verdragen sluit. Wanneer de inhoud van een verdrag niet voor één uitlegging vatbaar is, in zekere zin door cijfers bepaald is, wanneer het uitleg en bij de uitvoering concretisering nodig heeft, zullen de Sowjets te werk gaan naar de speciale dialektiek van de historische | |
[pagina 334]
| |
situatie van het ogenblik, terwijl wij zullen pogen met syllogismen uit de algemene begrippen af te leiden wat er moet gebeuren. Misschien zou men bij het sluiten van verdragen met de Sowjets niet zozeer volgens onze gewone methode, maar een beetje meer volgens hun methode te werk moeten gaan. Het beslissende is echter dat ook de leidende figuren van de Sowjet-Unie hun gedachten en plannen naar een wereldbeeld oriënteren dat voor hen de rang heeft van een openbaring, zij het ook een wetenschappelijk gefundeerde openbaring. Dit wereldbeeld is wat zij onder marxisme verstaan. Het heeft weinig zin een poging te doen hen te bewijzen dat Karl Marx iets anders heeft bedoeld dan wat zij van zijn leer hebben gemaakt. Waar het opaan komt is niet vast te stellen wat marxisme is, maar wat de Sowjets eronder verstaan. Dit wereldbeeld is een soort apocalypse: de gang der geschiedenis is tevoren bepaald. In haar eerste begin reeds zijn de gezamenlijke factoren voor de bepaling van haar latere ontwikkeling aanwezig. De tijdperken komen niet evolutionistisch uit elkander voort, maar in dialektische omslag volgen zij volgens een vastgesteld plan op elkaar. Deze mannen zijn er diep van overtuigd, dat deze kapitalistische wereld - en daartoe rekenen zij de gehele wereld buiten het sowjetblok - op een zekere dag met de noodwendigheid van natuurwetten in een communistische zal omslaan. Dat zal gebeuren of de mensen het willen of niet, omdat de geschiedenis zich nu juist niet anders kan ontwikkelen. ‘Daarom,’ meende een van deze mannen, ‘behoeven wij in het geheel niet van buiten en met geweld te hulp te komen: het gebeurt. Maar wij moeten sterk blijven, want op een goede dag zal ook de kapitalistische wereld bemerken dat zij op een dood spoor, ja, dat zij voor haar einde staat, en proberen om zich heen te slaan. Voor deze dag moeten wij ook militair toegerust zijn. Maar waarom zullen wij dan niet dit proces zich in vrede laten voltrekken? Wij kunnen toch ondanks onze verschillende systemen, wij kunnen toch ondanks onze wetenschap van wat zich eenmaal zal afspelen, nú als naburen vreedzaam naast elkaar bestaan?’ Onder dit vreedzame coëxisteren verstaan de mannen van de Sowjetregering zeer blijkbaar een redelijke organisatie van het naast-elkaar-leven van de verschillende staten in de tussentijd, die met de algemene omslag van de kapitalistische in de communistische wereld afgelopen zal zijn. Ik heb de vaste indruk dat mijn gesprekspartners van mening zijn dat het voor allen het beste zou zijn als dit proces zonder oorlog verliep. Een dezer mannen zei mij: ‘De nieuwe wereld die daarna zal komen heeft er toch belang bij een intakt Roergebied en niet een | |
[pagina 335]
| |
door atoombommen verwoest Roergebied te erven. Daaruit kunt U reeds ons belang bij de vrede opmaken.’ Ik zei dat deze mannen apocalyptici zijn, dat betekent, dat voor hen het grote doel der geschiedenis vaststaat. Het staat onder het gebod van een lex eterna. Dat sluit niet uit, dat zij voor zaken die in de tussentijd opgeknapt moeten worden, volkomen opportunisten en pragmatici kunnen zijn. Hegel heeft er immers al van gesproken dat de list der rede zich van de kleine doelstellingen der mensen bedient om dan toch in het grote zichzelf in het eind te verwerkelijken. Terwijl de Sowjets voor de tussentijd naar de opportuniteit van de toestand op het ogenblik handelen, geloven zij tot op zekere hoogte - in een dialektiek van een bijzonder soort - toch bij tijd en wijle dat te doen, wat het grote doel het doel der geschiedenis in het algemeen bevordert. Laat dus niemand geloven dat zij zijn opgehouden aan de wereldrevolutie te geloven, alleen omdat zij in de politiek van het dagelijkse leven pragmatici blijken te zijn en aangenaam in de omgang. Economische overwegingen spelen natuurlijk een grote rol bij de mannen van de Sowjet-Unie. Maar voor hen staat de economie geheel in dienst van de politiek, en politiek is voor hen handhaving der macht. Zij zijn er diep van overtuigd, dat de Sowjet-Unie in elk geval zo veel macht in handen moet hebben dat zij de inhouden en vorm van haar nationaal bestaan en zijn bestendiging alleen en onafhankelijk bepalen en zich tegen elke aanval van buiten beveiligen kan. Hoeveel er de Sowjet-Unie ook aan gelegen is dat de levensstandaard van het sowjetvolk wordt opgevoerd, even weinig zal zij bereid zijn dit doel te bereiken voor de prijs van afstand doen van politieke macht. Daarom is het een verkeerde gevolgtrekking te geloven dat men de sowjets politieke machtsposities waaraan hun veel gelegen is, af zou kunnen kopen met economische concessies. Waar macht met een of ander belang in concurrentie treedt, zullen zij steeds voor de macht beslissen. De politiek heeft overal en op elk tijdstip bij hen het primaat boven het alleen maar economische. In deze zin moet men ook de veranderingen beoordelen die sedert de dood van Stalin zich in de Sowjet-Unie voordoen en er voltrekken zich heel klaarblijkelijk zeer belangrijke veranderingen. Veel van wat de wereld met verbazing uit de redevoeringen van Chroestsjow en Mikojan op de 20ste partijdag van de Communistische Partij van de Sowjet-Unie heeft vernomen, klonk reeds door in de gesprekken die wij met de leidende mannen van de Sowjet-Unie konden voeren. Maar zo zeker het is dat deze mannen vastbesloten zijn in hun tech- | |
[pagina 336]
| |
niek, in hun buitenlandse politiek, in de ontwikkeling van de verhouding tussen individu en staat veranderingen in te voeren, even zeker lijkt mij dat zij dit doen, omdat ze overtuigd zijn op deze manier hun einddoel langs veiliger en voegzamer weg te bereiken dan met de groffe methoden van Stalin. Het was reeds in de vorige herfst te Moskou duidelijk te merken dat men had gebroken met het stalinistische éénmansregime en dat in de plaats van de persoonlijke een collectieve leiding is gekomen, wel te verstaan, geen democratie in onze betekenis, maar een handhaving der partijdictatuur door een groep waarin wordt gediscussieerd en gestemd. Het is zeker dat zich in de Sowjet-Unie een nieuwe ‘intelligentsia’ heeft gevormd die zich zeer bewust is een sociale laag te zijn die de geschiedenis van de Unie aanzienlijk meebepaalt. Daartoe behoren de leiders der grote industriële ondernemingen, de universiteitsprofessoren, belangrijke schrijvers, kunstenaars enz. Deze mensen zijn volkomen in staat een openbare mening te vormen waar de regering rekening mee moet houden indien zij goed ingelicht wil zijn. Weliswaar gaat dit op een andere manier dan bij ons, maar: hoeveel mensen waren het wel die, nemen wij aan in Engeland tot aan het midden van de 19de eeuw, de vormers van de openbare mening waren? Een paar duizend en niet meer. Daarom moet men de betekenis van deze intelligentsia voor de gang van zaken niet onderschatten. Deze laag heeft blijkbaar behoefte aan stabilisatie van hun positie en ze weet dat niets deze stabiliteit meer in gevaar zou kunnen brengen dan de vader van alle wanorde en onrust: de oorlog. Daarom ben ik ervan overtuigd dat deze mensen het ernstig menen als zij spreken van de vredesbehoefte van de Sowjet-Unie. Ik ben er evenwel evenzozeer van overtuigd dat de machthebbers daar geen rekening mee zouden houden, indien zij op een goede dag zouden menen terwille van het bestaan van de Sowjet-Unie geen afstand te kunnen doen van de oorlog. Bij deze intelligentsia vindt men een sterk staatsbewustzijn, een staatsbewustzijn dat men geneigd zou zijn Pruisisch te noemen. De staat is voor hen zeer duidelijk iets anders dan slechts het machtsapparaat van bepaalde belangengroepen. Hij is voor hen de vorm waarin de natie zelf haar historische rol vervult en daarom zijn zij ervan overtuigd dat hij van de natie offers kan verlangen. Een verdere verandering tegenover de tijd van Stalin is het klaarblijkelijk streven het Russische volk een minimum aan inrichtingen en garanties te geven die bij een rechtsstaat behoren. Deze sowjet-rechtsstaat komt echter niet overeen met onze voorstellingen van een | |
[pagina 337]
| |
rechtsstaat. Als wij het daarmee ernstig nemen zal het individu nooit geheel onderworpen mogen worden aan de staatsbelangen. In de Sowjet-Unie schijnt het thans zo te zijn dat daar waar het belang van de staat niet onmiddellijk op het spel staat, de enkele burger betrekkelijk ongemoeid door de staatsmacht wordt gelaten, tot aan het tijdstip waarop het staatsbelang zijn rechten moet opeisen. Dan wordt stellig evenals vroeger onbarmhartig toegeslagen. De politie, ik bedoel de normale, de geüniformeerde en niet de politieke politie heeft opdracht zich van elke willekeur te onthouden. Willekeurige in-hechtenis-nemingen worden in woord en geschrift als het begin van alle kwaad aangemerkt en het volk schijnt zich bij deze koers tegenover de politie geheel aan te sluiten. Ik heb daarvan enkele zeer sprekende voorbeelden kunnen beleven. In dit verband behoort ook dat de advocaten sinds enige maanden niet meer door de minister van Justitie worden benoemd, maar toegelaten worden door een kamer van advocaten. Zij kunnen ook niet meer door de minister van hun waardigheid worden ontheven, maar slechts op grond van een disciplinaire procedure door de advocatenkamer zelf. Dit lijkt mij voorlopig gewichtiger dan de vraag naar de werking van deze nieuwe ordening, want de duidelijke behoefte het volk het bewustzijn van rechtzekerheid te moeten geven bestaat. Ik had de indruk dat de individuele Rus niet het bewustzijn heeft voortdurend door politiewillekeur bedreigd te zijn. Wie zich niet bezig houdt met verzet tegen het sowjetregime, wie naar de voorschriften leeft die zich in de loop der tijd hebben gevormd, schijnt thans ook van de politieke politie niets te duchten te hebben. Weliswaar zal niemand kunnen zeggen of dit van duur zal zijn. De Opperste Sowjet, dit reuzenparlement van meer dan 1000 afgevaardigden, komt weliswaar maar een paar maal per jaar samen, dikwijls slechts eenmaal, doch de samenstelling ervan is interessant. Slechts 60 pct. van zijn leden behoren tot de communistische partij, zijn dus in hun eigenschap van politieke soldaten van de regering in het parlement; 40 pct. zijn als de deskundigen, hoofdzakelijk als technische deskundigen, ingenieurs, fabrieksdirecteuren, professoren, uitvinders enz., in de Opperste Sowjet verkozen. Dit parlement ziet zijn taak niet in de eerste plaats daarin veel wetten te bespreken en besluiten te nemen. Het geeft bijna altijd alleen zijn beslissing aan één wet, nl. het vijfjarenplan dat voorziet in de gezamenlijke machtigingen voor de regering. Het ziet zijn eigenlijke taak daarin commissies te vormen en in deze commissies waarin zowel politieke mensen als | |
[pagina 338]
| |
technici en economen zitting hebben, concrete zakelijke initiatieven uit te werken en de regering voor te leggen. Ik heb de neiging te zeggen dat de Sowjet-Unie zich op weg bevindt van de oude politiedictatuur naar de technocratie, een dictatuur van technici, die daardoor wordt gekenmerkt dat niet zozeer het lot van de enkele mens op de voorgrond staat als in onze rechtsstaat, maar het nuttig effect van een maatregel voor het geheel, ook al mag daarbij de enkeling persoonlijk schade lijden. Zeker wil men dit zoveel mogelijk vermijden, maar als het onvermijdelijk is, dan zal de techniek over de individu heenlopen. Ook hier zou ik er voor willen waarschuwen te menen dat daarmee binnen het bereik van het politiek zelf iets veranderd is. Voor en na heeft in de Sowjet-Unie, ook onder een regime der technocratie, de politiek het primaat boven al het andere. Als men de politiek niet hindert, kan men in de Sowjet-Unie waarschijnlijk op zijn eigen manier zalig worden. De kerken zijn weliswaar in aantal aanzienlijk verminderd, maar er is te Moskou een rij kerken waarin nog godsdienstoefeningen worden gehouden. De kerken zijn vol, maar jonge mensen ziet men weinig. Het ziet er naar uit dat de jeugd zich meer en meer van het kerkelijke leven verwijdert. Men moet echter deze godsdienstige tolerantie niet verkeerd beoordelen. Al kan een ieder op zijn eigen manier zalig worden, toch is het regime besloten zijn politieke souvereiniteit te stabiliseren als een granieten rots. Het woord ‘de sowjetmacht’ komt men allerwegen tegen, zodat men ten slotte moet vragen wat daar dan onder wordt verstaan. Sowjetmacht betekent: de macht in de staat ligt uitsluitend bij de vertrouwensmensen der georganiseerden, der gelovigen en wetenden van het regime en deze oefenen de macht uit voor de anderen, over de proletariërs. In deze staat mag naast de sowjetmacht geen andere macht bestaan, zij het de macht van een eigen stand, een economische, sociale of administratieve macht. De grond van de liquidatie van Beria lag wel in eerste plaats daarin dat deze man had gedacht dat hij, steunend op zijn reusachtig politieapparaat, een machtsfactor van een eigen stand kon betekenen. Particuliere machten zijn er niet in de Sowjet-Unie en zullen er, zolang zij is wat zij is, ook niet zijn. Laat ik met enkele opmerkingen besluiten die men niet genoeg kan herhalen: alles wat ik hier heb geschilderd mag niet het feit verdoezelen dat de Sowjet-Unie niet identiek is met wat wij ons voorstellen onder een juist georganiseerde staat en onder een wel geordende samenleving. Het sowjetregime is ook nog thans niet een | |
[pagina 339]
| |
democratie, als men onder democratie verstaat dat de staatswil aan de top van het product is van de integratie van de vrije individuele wilsuitingen van het volk. De Sowjet-Unie is ook geen rechtsstaat in onze betekenis, als men onder een rechtsstaat verstaat: fiat justitia, et pereat mundus! Stellig wil men thans de enkeling zeer weinig druk van de sowjetmacht opleggen, maar zou het tot een conflict komen tussen individuele en algemene belangen, dan zullen de laatste onbarmhartig doorgezet worden. Men moet bij de beoordeling van de Russische politiek niet buiten beschouwing laten, dat het apocalyptische historiebeeld waar ik tevoren van sprak, thans precies zo geldt als in de eerste tijden der revolutie en dat dit historiebeeld niet een zaak is van stemming, maar een zeer effectieve beweegkracht in politiek en geschiedenis. Een lid van onze delegatie antwoordde mij op de vraag wat zijn voornaamste belevenis in Moskou was geweest, met het curieuze woord: het inzicht dat de Sowjet-Unie bestaat. Wij hebben ons nog heel vaak, zonder ons hiervan bewust te zijn, onder de Sowjet-Unie een soort van boeman, een soort spook voorgesteld, waar men wel bang voor was, maar aan welks realiteit van vlees en bloed, aan welks immanente dynamiek die de geschiedenis bepaalt, men echter niet geheel geloofde. Als wij deze realiteit zien, dan moeten wij als burgers van onze staat, ieder voor zichzelf, het onze ertoe bijdragen dat de in functie zijnde regeringen de konsekwenties trekken uit het wezen en dan moet men niet over het hoofd zien, dat, als in alle grote keerpunten der geschiedenis in de betrekkingen tussen de beide staten, steeds zeer massieve werkelijkheden in het spel zullen zijn. Wat deze werkelijkheden zo dreigend maakt, wat ze beweegt en wat onder omstandigheden hier tegenover kan worden gesteld, dat zijn niet alleen slechts realiteiten in de betekenis van louter feitelijkheden, dat zijn ideeën en dikwijls moeten het zelfs idealen zijn. Hier begint de rol van de jeugd en hier begint voor ons allen de verplichting naar verhouding voor de jeugd zo veel te doen als men daarginds voor ze doet. Als wij dat doen dan behoeven wij niets te vrezen. Ik zou ervoor willen waarschuwen aan te nemen dat er slechts één mogelijkheid is zich tegen dat wat hier zo dreigend schijnt te verdedigen, door namelijk precies zo te doen als men het daarginds doet. Deze gedachten moeten wij ver van de hand wijzen. Wij moeten proberen de waarden die thans nog in de wereld bij ons in het westen levend zijn zo zuiver mogelijk te verwerkelijken, dat betekent: zo democratisch te zijn, als wij het maar kunnen zijn en aan de eisen van de vrijheid zozeer te gehoorzamen als zij het waard zijn. |
|