De Nieuwe Stem. Jaargang 11
(1956)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |
OnthevenNiets is hier dan het ruisen van de bomen
en 't varen van de wind over het water;
een felle glanzing soms van licht, dat later
vernevelt en de verten doet verdromen.
Als ergens je bevrijde geest kan wijlen,
in ijl herinneren van aards gebeuren,
dan moet het hier wel zijn waar koele geuren
van aarde en gras tot blanke lucht verijlen.
De bomen ruisen sterke melodieën,
de wijde horizonnen kringen wijder;
een ogenblik is mij jouw geest bevrijder
en stijg ik op tot stille harmonieën.
Want jij in je ver rijk, en ik voor even
ontstegen aan de wegen van 't bewuste,
wij mogen in de wereld-adem rusten,
ademen mee in 't rhythme van het leven.
| |
[pagina 294]
| |
PoppenBij de poppen van Harry van Tussenbroek Tastbaar geworden sprookjes: de demonen,
de heks, de kat, de kromgegroeide tak,
de tovervogel en de koningszonen,
de slapende prinses, het been dat sprak,
de koele zeemeermin en de bizarre
gedrochten uit de bossen en de zee -
zo roerloos staan ze alsof hen deed verstarren
de machtspreuk van de niet genode fee.
Maar men verbeeldt zich, hoe in manenachten
door de ijle sluiers, franje en brokaat
een beven vaart waarop zij heimlijk wachtten,
hoe 't langs de wanden ritslend leven gaat.
De vorm-geworden dromen van een dichter,
kleurige bloemen in een wonderrijk,
winden zich los uit glinsterwebben, lichter
dan 't lichtste spel in menselijk bereik.
Wiegend bewegen zich de droomfiguren
en knekelhandjes klepperen de maat -
tot na de lange, nachtelijke uren
het spelend rhythme telkens trager gaat,
om met het daglicht weer tot rust te komen...
Toeschouwer is men en denkt een moment:
Misschien zijn wij Gods vorm-geworden dromen
en spelen wij een spel dat niemand kent?
|
|