Ex libris
Robert L. Heilbroner: De Filosofen van het Dagelijks Brood. De levens, tijden en ideeën van de grote economische denkers. Vert. d. J.E. Kuiper, H.J. Paris, Amsterdam, 1955.
De verschijning van The Wordly Philosophers van de Amerikaan Robert L. Heilbroner was een teken des tijds. Het boek geeft allereerst een overzicht in historisch perspectief van de stelsels der wetenschappelijke economen die de schrijver tot de belangrijkste rekent: Adam Smith, Malthus, Ricardo, de utopistische socialisten, Karl Marx, de economen van het Victoriaanse tijdperk, Thorstin Veblen, Keynes en Schumpeter, en laat zien hoe zij, van verschillende grondgedachten uitgaande, elkaar aanvulden.
Het stelsel van ieder dezer economische denkers wordt beknopt, maar helder en begrijpelijk, uiteengezet. Als handleiding bij het onderwijs in staathuishoudkunde op middelbare scholen is dit overzicht zonder twijfel van waarde.
Toch zijn deze hoofdstukken niet de belangrijkste. Belangrijker zijn die over de economische revolutie en over het vermoedelijke resultaat van de hedendaagse ontwikkeling.
Heilbroner verklaart het op het eerste gezicht merkwaardige verschijnsel dat zestig eeuwen schriftelijk vastgelegde geschiedenis voorbij moesten gaan vóór een ‘filosoof van het dagelijks brood’ op het toneel verscheen Lang vóór de pharao's regeerden heeft de mensheid geworsteld met het probleem van het dagelijks onderhoud, en de eeuwen die sindsdien voorbijgingen hebben wijsgeren opgeleverd, mannen van wetenschap, politieke denkers, historici en kunstenaars, staatslieden bij honderden, - maar geen economen. Traditie en autocratisch gezag waren de beheersende factoren, en er was geen behoefte aan lieden die de organisatie van productie en distributie begrijpelijk en aannemelijk zouden maken. Eerst toen het systeem der vrije prijsvorming, met zijn winstmogelijkheden, zich ontwikkelde en het samenspel van de krachten der individuele begeerten de maatschappelijke productie ging richten, werd de wetenschap der economie geboren.
Heilbroner beschouwt de vrije prijsvorming als het wezen van het kapitalisme. Maar de verschijnselen wijzen er, allereerst in de Verenigde Staten van Amerika, op, dat het tijdperk van het zelfstandige, zichzelf besturende kapitalisme, ten einde loopt. Stagnatie is de dood van het particuliere kapitalisme, en de regeringen worden in toenemende mate genoodzaakt tot investeringen, die telkens omvangrijker worden. Om het bewapeningsplan te doen slagen heeft de Amerikaanse regering in acht en veertig gevallen omvangrijke particuliere bedrijven moeten overnemen. Ook voor de vredesproductie geldt dat zij gevaar zou lopen te stagneren wanneer de regeringen zich als belegger zouden terugtrekken. De gemiddelde jaarlijkse bedrijfsinvesteringen bedragen in Amerika vijftig miljard dollar; het zou zonder regeringshulp niet mogelijk zijn, dit vol te houden.
Dat betekent planning op telkens nieuwe gebieden, planning op initiatief en onder leiding van de regeringen, d.w.z. toenemende beperking van de vrije prijsvorming, beperking van de vrijheid van de particuliere producent. Zo groeit de mogelijkheid van een economisch neo-feodalisme, het gevaar van een nieuwe slavernij.
De verschijning van dit zeer be-