De Nieuwe Stem. Jaargang 10
(1955)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 322]
| |
Soedjatmoko
| |
[pagina 323]
| |
aan onze schrijvers voorbij gegaan? Of moet de oorzaak geheel of gedeeltelijk gezocht worden in het uitblijven van een duidelijke taalpolitiek en in de stagnatie van een bewuste centraal geregelde uitbouw van de Indonesische taal, die daardoor een te zware belasting legt op de taalkundige vindingrijkheid van de schrijver en die 't hem door zijn worsteling om een bevredigende (adequate) expressie, onmogelijk maakt zijn stof en onderwerp voldoende recht te doen wedervaren? Of aan het feit dat de Bahasa Indonesia zich niet voldoende heeft kunnen verrijken met de streektalen? Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat onze literaire renaissance met zijn nieuwe vormen, als uiting van ons nieuw Indonesisch levensgevoel, zich niet door heeft kunnen zetten in voortdurende vernieuwing en verbreiding van werkingssfeer. De dragers van deze wedergeboorte, waarvan de Angkatan 45Ga naar voetnoot1) een van de belangrijkste exponenten was, zijn in verschillende onmachtige groepen uiteengevallen die deels hun isolatie in de maatschappij nog scherper accentueren door hun bijna exclusieve oriëntatie op het Westen, en deels hun toevlucht hebben gezocht in de vertroosting die pasklaar gemaakte slogans en recepten als remedie voor onze crisis schijnen te geven. Voorzover de rest van de maatschappij nog beweging vertoont, is het een beweging terug, een zich terugtrekken op de vertrouwde atmosfeer van de eigen omgeving en een angstige afwijzing van het nieuwe, tenzij dat nieuwe zich in een vertrouwd gewaad voordoet. Het is een beweging die wordt ingegeven door de angst voor het onbekende en wortelt in steriliteit en ongeloof in het eigen scheppend vermogen. Het is een beweging die zelfs niet de vitaliteit van het traditionalisme vertoont en alleen eigenlijk kan worden aangeduid met de term: cultureel isolationisme. Het is duidelijk dat het beeld van de onmacht en de verwarring van onze schrijvers en hun literaire critici, wier taak het is de brug te slaan tussen de schrijver en zijn maatschappij, niet beperkt is tot onze literaire wereld, noch dat zij daar uitsluitend voor verantwoordelijk gesteld kunnen worden. Deze zelfde verwarring en richtingloosheid manifesteert zich ook op andere gebieden van culturele werkzaamheid. In de laatste jaren na de bevestiging van onze onafhankelijkheid zijn allerlei problemen naar voren gekomen die in wezen bepalend zullen zijn voor de verdere ontwikkeling van de Indonesische cultuur. | |
[pagina 324]
| |
Voor een gedeelte lagen die problemen in de kiem al besloten in de complexiteit van onze samenleving. Hun kristallisatie werd vertraagd door de bindende dwang van onze nationale solidariteit gedurende de revolutie. Voor een ander deel zijn het problemen die in de grond hun oorzaak vinden in de politieke moeilijkheden die zich na de onafhankelijkheidserkenning hebben voorgedaan en zich ook op het culturele vlak uiten. Er zijn problemen die ontstaan zijn door het numerieke overwicht van het Javaanse bevolkingsdeel dat zich ook reflecteert in de bezetting van de culturele staatsapparatuur. Welke is de plaats van de regionale culturen in het nieuwe Indonesia, of anders geformuleerd, hoe heeft de nieuwe Indonesiër zich te verhouden tot de verschillende daerah-culturen?Ga naar voetnoot2) Hoe moeten wij staan tot het synthetische denken en de drang tot de mystiek die in bepaalde daerahs zo diep in het leven verweven ligt? Hoe onze houding te bepalen ten opzichte van het modernisme en in het algemeen ten opzichte van de acculturatieproblemen die rijzen als gevolg van de verbreding van het middelbaar onderwijs, het falen van de democratisering van het hoger onderwijs, de problemen die ontstaan zijn door de radicale ommezwaai van het Hollands naar het Indonesisch? Er is verder de vraag in welke richting de bewuste ontwikkeling van de Bahasa Indonesia het meest urgent is; er is het falen van het doorbreken van de oude waarden die de beroepskeuze bepalen en het probleem, hoe ze te herzien in het licht van onze nieuwe nationale behoeften en belangen. Ik wil nog wijzen op het ontbreken van een duidelijke onderwijspolitiek buiten het algemene en voorlopig nog vage en inhoudloze beginsel van ‘Nationaal onderwijs’ en het vermeerderen van de onderwijsinstellingen, en op het ontbreken van een duidelijke taalpolitiek. Dit zijn enkele van de problemen waarop wij als volk nog altijd het antwoord schuldig zijn en die wij feitelijk uit de weg zijn gelopen. En het is ons tekort hierin dat in wezen verantwoordelijk is voor de verwarring en stuurloosheid die nu ons hele culturele leven karakteriseert. Het is zeker onjuist om te beweren dat er geen pogingen gedaan zijn uit deze crisis te geraken. Deels vanuit de maatschappij zelf, deels met steun van de regering werden verschillende organen geschapen met als doel het behartigen van de belangen van de kunstenaar, het scheppen van kanalen tussen de kunstenaar en de maatschappij en in het algemeen het stimuleren van het culturele leven. Voor het merendeel | |
[pagina 325]
| |
echter zijn deze organen loze vormen gebleven, die alleen de totale onmacht nog sterker benadrukten. Want het probleem is in feite niet op te lossen vanuit het vlak van wat doorgaans onder ‘cultuuruitingen’ alleen wordt verstaan. De crisis die wij nu doormaken is er een van fundamentelere aard en doortrekt onze samenleving in alle uitingen van de menselijke geest en handelingen. In dat opzicht reflecteert onze literatuur voor een gedeelte, maar toch vrij scherp, de algemene stemming in onze maatschappij, n.l. in zijn lauwheid, vlakheid en fletsheid, en gemis aan besef van de grootse dramatiek die er besloten ligt in de herrijzenis van het Indonesische volk. Ook bij een oppervlakkige waarneming kan men niet anders dan getroffen worden door de vervlakking en veruiterlijking die ons leven gedurende de laatste jaren ondergaan heeft. Het is, alsof een groot gedeelte van onze maatschappij, en zeker de leidende laag ervan zijn gevoel voor waarden verloren heeft. Er is nauwelijks sprake van een strijd om die waarden, noch gericht op het behoud van oude, noch op het verbreken van de oude en het stellen van nieuwe. Er is nauwelijks sprake van een nationale, d.w.z. de hele natie omvattende gedachtenwisseling of debat over de fundamentele problemen die ons lot zullen bepalen, tenzij een enkele keer er politieke winst uit te halen valt. Geen nieuwe gedachten. Geen nieuwe ‘scholen’. Er zijn geen richtingen, alleen ‘tendenzen’. De sociale veranderingen, die zich sinds de revolutie in onze maatschappij hebben voltrokken, manifesteren zich nu al in veranderde inzichten, veranderde gewoonten en waarden. Grotendeels echter voltrekken zich deze veranderingen buiten het bewustzijn van de leiders in de maatschappij, en zo rijst zelfs niet de vraag in hoeverre deze veranderingen aanwijzingen inhouden waar wij de oplossingen van onze problemen hebben te zoeken. Het gevolg is noodzakelijkerwijs de steriliteit die ons cultuurleven kenmerkt. Het beeld dat onze maatschappij vertoont is er een van verslapping. Het geloof en het zelfvertrouwen, en het revolutionnaire élan dat daaruit geboren wordt, is weg. De totale inzet van het individu in de strijd is verdwenen, en wat er over gebleven is, is halfhartig gepruts, uit ongeloof geboren cynisme en het gemanoeuvreer van de kleine zielen, die niet in staat zijn zich boven zichzelf te verheffen en te groeien door hun dienst aan grotere dingen dan zichzelf. In wezen uit zich de politieke crisis waarin ons volk zich bevindt niet anders dan zoals hij zich op literair en cultureel gebied vertoont. Ook hier vindt men dezelfde verschijnselen van verwarring, verslap- | |
[pagina 326]
| |
ping, van verlies aan geloof en verlies van waarden. Het zgn. politieke leven in de hoofdstad heeft dan ook hoegenaamd niets te maken met de sociale krachten die in onze maatschappij aan het werk zijn. De scheiding van het politieke spel van het volksbelang heeft een totale verlamming van de volksbeweging teweeg gebracht. Onze nationale kracht wordt verspild in onderlinge twisten. De verwaarlozing van de daerah doet allerlei problemen rijzen die zich ook op het culturele vlak manifesteren en die de eenheid van Indonesia nog verder dreigen te doen verslappen. Het totale beeld is er een van steriliteit, stilstand van de nationale ontwikkeling, van stagnatie, doelloosheid, versplintering en desintegratie. Het is nu dus wel duidelijk dat noch de culturele noch de politieke crisisuitingen van uit zichzelf alleen verstaan kunnen worden. Het zal nodig zijn om dieper te graven en te trachten de oorzaken van onze crisis bloot te leggen, zoals die zich dus zowel in zijn cultureel als in zijn politiek aspect manifesteert. En omdat het onze vrijheid en onafhankelijkheid is, die ons ook voor deze crisis verantwoordelijk stelt, zal waarschijnlijk onze confrontatie met het wezen en de zin van onze revolutie ons het licht kunnen verschaffen om door te dringen tot de diepere ondergronden van onze problematiek. Onze revolutie is in wezen een greep naar de eigen lotsbepaling. Het was een historisch ingrijpen dat geboren werd uit het geloof bij machte te zijn die krachten in ons op te brengen die ons in staat zouden stellen onszelf op gelijke voet met de andere naties in de wereld te plaatsen en in die vrijheid en verantwoordelijkheid de volledige expressie van ons eigen zelfgevoel als natie te bewerkstelligen. Zo is de revolutie de doorbraak geweest van een nieuw levensgevoel, van de aanvaarding van de historiciteit, en van de noodzaak, mogelijkheid en wenselijkheid om in het leven hier op aarde actief in te grijpen tot het verkrijgen van een beter leven. De greep naar de vrijheid is daarom in wezen geweest de greep naar de zelfexpressie. Na de verwerving van de politieke onafhankelijkheid en de erkenning daarvan is het probleem waarvoor wij onmiddellijk komen te staan: Hoe kunnen wij deze vrijheid behouden; want tenzij wij ons staande kunnen houden in deze wereld, zal onze vrijheid onherroepelijk een tijdelijk begrip zijn, niet misschien in vorm maar in wezen. Zich staande houden, betekent zich staande houden in deze wereld, d.w.z. dat is de technische, industriële en commerciële wereld, de moderne wereld. De vraag hoe wij deze moderne wereld moreel beoordelen, een vraag die verschillenden van ons bezighoudt, is in wezen nog niet aan de orde, | |
[pagina 327]
| |
omdat 't behoud van de vrijheid het punt is waar het om gaat. Negatie en afwijzing van deze moderne wereld betekent in wezen daarom de verloochening van onze revolutie. Passieve adaptatie aan deze moderne wereld, zo dat enigszins mogelijk ware, betekent evenzeer een verloochening van de revolutie, omdat het kernpunt van onze revolutie was en is de eigen zelfbepaling en de vrije zelf-expressie. De consolidatie in deze wereld betekent daarom onze creatieve adaptatie aan de moderne wereld. Deze creatieve adaptatie heeft allereerst één minimum eis te vervullen, die ons als consequentie van de revolutie wordt toegeworpen, n.l. tot een dergelijke politieke en economische krachtsontplooiing te komen, dat het politieke raamwerk van de Indonesische staat geen vacuum wordt dat door de krachten buiten ons zal worden opgevuld. Binnen die eerste opgave zijn wij vrij in het zoeken naar de vormen en inhouden van onze zelf-expressie. Maar de test van onze creativiteit ligt in de houdbaarheid van ons antwoord op deze eerste opgave. Het probleem dat zich derhalve voor de eerste tien jaren aan ons voordoet is hoe wij als volk de ruimte, die voor ons geschapen werd door de politieke winsten van onze revolutie, kunnen vullen. De politieke en economische krachtsontplooiing, die hiervoor nodig is, vereist een ingrijpende verandering in het geheel van onze levensgewoonten, sociale organisatie, en ook levensinzichten. Het houdt in een andere instelling ten opzichte van de handel, het geld, het sparen, tijdsgevoel, ten opzichte van de sociale hiërarchie, rang en stand, ten opzichte van handenarbeid en de machine, het vermogen tot kwantitatief denken, en het denken en handelen binnen organisatorische verbanden die boven de familiale uitgaan en zakelijk zijn bepaald. Het betekent een andere arbeids-ethiek, een ander levenstempo, en vooral andere waarden en andere motieven tot handelen in dit leven. Voor een groot gedeelte van de Indonesische maatschappij dat nog altijd min of meer in de sfeer van een besloten samenleving geleefd heeft, waarbij de zin van het leven hier op aarde allereerst gezien wordt als te liggen in de voorbereiding tot het leven buiten of na deze wereld, en waarbij de statische structuur van de samenleving bepaald en gesanctionneerd wordt door de kosmische orde der dingen, houdt dit in een fundamentele verandering in levensvisie. Het is alleen wanneer wij het leven hier kunnen leren zien als ook zinvol op zichzelf en niet uitsluitend als voorbereiding tot een ander leven, dat wij het leven hier op aarde met de nodige ernst kunnen bezien en aanvaarden en dat wij de dynamiek en de impulsen en de motieven kunnen vinden niet alleen om ons met | |
[pagina 328]
| |
behoud van eigen identiteit in dit leven staande te houden, maar ook om het verlangen en de kracht te vinden het leven hier op aarde rijk en vol en in vreugde te leven. Wanneer wij het begrip cultuur nu opvatten als te omvatten de totaliteit van de kennis, vaardigheden, hulpmiddelen en gewoonten, instellingen, ervaringen, gevoelens, houdingen, die in een bepaalde maatschappij tot een bepaalde levensopvatting gekristalliseerd zijn en die collectief van generatie op generatie worden overgedragen, dan kan men dus zeggen dat het Indonesische kernprobleem voor de eerste tien jaar in wezen een cultureel probleem is. Want in dit licht bezien is ook de groei van ons politiek leven, dat gekenmerkt wordt door de overgang van de statische en kosmisch gesanctionneerde maatschappijopvatting, naar de opvatting van de maatschappij als resultante van immanente factoren, van maatschappelijke belangentegenstellingen en belangenstrijd, een cultureel probleem. Evenzo is in wezen onze houding ten opzichte van de economische opbouw een cultureel probleem omdat het economisch gedrag van een gemeenschap een aspect van zijn cultuur is. Zo kan men dan zeggen dat de Indonesische cultuur nog aan het geboren worden is en dat de som van de verschillende streekculturen in Indonesië op zichzelf nog niet een Indonesische cultuur vormt. Inderdaad vormt de revolutie de breuklijn met het verleden. De creatieve adaptatie aan de moderne wereld is echter niet een nieuw verschijnsel in onze samenleving. Het ontstaan en de verdere ontwikkeling van onze nationale beweging is in feite de eerste reactie, de eerste moderne reactie, op de problemen voor welke de penetratie van de moderne wereld in onze samenleving ons stelde. Waarom dan na deze eerste, zo vitale reactie, deze crisis? De oorzaken van onze crisis kunnen zeker niet gezocht worden in het gebrek aan vitaliteit van ons volk. De kracht van ons nationalisme is een te overtuigend bewijs van het tegendeel. Ook nu zelfs in de beklemming van onze nationale crisis, weerspreekt de activiteit en het verlangen van het volk naar verandering en levensvernieuwing en verruiming, zodra men buiten de grote centra komt, elke twijfel die daaromtrent nog zou kunnen bestaan. De crisis waarin wij ons bevinden, is duidelijk een crisis van het leiderschap. Zijn oorzaak ligt in het onvermogen van dit nationale leiderschap om na het bereiken van de onafhankelijkheid zich in te stellen op de nieuwe situatie, zich te realiseren dat de wereld waarin we nu onze plaats veroverd hebben een andere is dan die welke zich vanuit onze eng-nationalistische gezichtshoek aan ons voordeed in de periode van onze strijd tegen het Nederlandse gezag, en geheel | |
[pagina 329]
| |
andere eisen stelt. Eisen die alleen vervuld kunnen worden door ons vermogen de lands- en volksbelangen te zien in termen van politieke, economische en sociale ontwikkeling, in termen van groei van de nationale kracht, en in termen van concrete levensverruiming voor het individu en zijn gezin. En dit betekent voor de tweede fase van onze nationale revolutie de herbepaling van onze nationale objectieven. Het opnieuw formuleren van de doeleinden op politiek, economisch en sociaal gebied, in het licht van de eisen die onze situatie in de wereld van nu ons stelt, en in het licht van de grote sociale en economische en culturele veranderingen, die in onze maatschappij sinds de revolutie zijn opgetreden. Doeleinden dusdanig geformuleerd dat zij tegelijkertijd inspirerend kunnen werken op het geloof en de verbeeldingskracht voor een beter en voller leven te werken, en realistisch blijven, d.w.z. dat de beperkingen van onze apparatuur en vaardigheid in acht worden genomen. En hierin ligt het falen van het oude leiderschap, dat ons tot de poort van onze onafhankelijkheid geleid heeft, dat het niet in staat is geweest zich los te maken van de geestesinstelling die het wel de kracht heeft gegeven de eerste fase tot een goed einde te brengen, maar niet het vermogen zich in te stellen op de eisen van de tweede. Het karakter van de strijd in de eerste fase was eng politiek - gericht tegen het Nederlandse gezag, en daardoor antithetisch. De opgave van nu is een creatieve opgave. Hier is dan wat aan onze crisis ten grondslag ligt. Het is dit falen dat onze maatschappij 't gevoel van doel en richting en ten slotte zelfs van zinvolle beweging heeft doen verliezen, en daarmee zijn hoop en het geloof in zich zelf. En het is de desintegratie en grenzeloze verwarring die er het gevolg van geweest is, die de kunstenaar woordeloos gemaakt heeft, zodat hij zelfs niet meer in staat is tot protest, de ambtenaar corrupt, de ouderen apathisch en de jeugd cynisch. Hierin ligt het antwoord besloten op de vraag naar het verband van de crisis van het leiderschap met de algehele crisis waarin wij ons nu bevinden. De herbepaling van de nationale objectieven zal het mogelijk maken de nationale energie en de volksbeweging opnieuw in te zetten tot het bereiken van die doeleinden. Dan zal het mogelijk zijn om het élan van onze revolutie te bewaren door opnieuw de volkskrachten te enthousiasmeren. Het onvermogen van het leiderschap om deze nieuwe doeleinden te stellen heeft nu met zich meegebracht het gevoel van doelloosheid, het verlies van richting, het | |
[pagina 330]
| |
uiteenspatten van de eenheid en het krachtverlies aan onderlinge twisten. Het lijdt geen twijfel dat wanneer het Indonesische leiderschap zich opnieuw kan verenigen rondom deze nieuwe nationale objectieven, dit electrificerend zou werken op de gehele gemeenschap. Onder de ordenende dwang van deze doeleinden zal het gevoel van onmacht en zinloosheid, van apathie en cynisme, weggevaagd worden door een nieuw geloof, een nieuw enthousiasme en een nieuw zelfvertrouwen. Verschillende problemen, politieke zowel als culturele, zullen dan ophouden te bestaan, hun importantie verliezen, of tot hun normale proporties, in hun normale rangorde, teruggebracht worden. De vraag die ons nu gesteld wordt, is, hoe kunnen wij de door de revolutie vrijgekomen krachten en het revolutionnaire élan opnieuw mobiliseren tot het bereiken van een hogere totale krachtsontplooiing op alle gebieden van het menselijk leven op een wijze die ons in staat zal stellen om ons in deze moderne wereld staande te houden, als gelijke van de andere naties. De vraag welke trekken de Indonesische cultuur zal vertonen, zal bepaald worden door de wijze waarop wij het probleem van de economische opbouw zullen oplossen, door de wijze waarop wij de energieën die in onze maatschappij geborgen liggen kunnen mobiliseren en samenbundelen, door de wijze waarop wij in het algemeen onze maatschappij kunnen dynamiseren en ons levenstempo kunnen verhogen. In wezen dus zal de Indonesische cultuur, naar vorm zowel als naar inhoud, bepaald worden door het antwoord dat wij zullen geven op de kernvraag van onze situatie, nu, n.l. de creatieve adaptatie. Omgekeerd kan men ook zeggen dat de politieke en economische antwoorden die van ons gevraagd worden niet gegeven zullen kunnen worden zonder ons cultuurpatroon, of liever nog, zonder onze multipele cultuurpatronen en cultureel bepaalde actie- en reactiewijzen in onze berekeningen te betrekken. Hierin ligt dan onze vrijheid, n.l. in de mogelijkheid en noodzakelijkheid puttend en herscheppend uit ons verleden en de bronnen van onze oude culturen, die antwoorden op deze vraag te geven die wij als onze eigen Indonesische antwoorden kunnen aanvoelen en aanvaarden. Het is uit deze antwoorden dat tenslotte de Indonesische mens geboren zal worden, gestalte en inhoud zal krijgen. Want in laatste instantie is en blijft het probleem het probleem van de mens.
Djakarta, Juli 1954. |
|