De Nieuwe Stem. Jaargang 9
(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 690]
| |
P.P.J. van Caspel
| |
[pagina 691]
| |
Buitengewoon gecompliceerd is de situatie in het derde hoofdstuk van het eerste deel van Ulysses, waar Stephen Dedalus alleen langs het strand loopt. Vroeg in de morgen had zijn huisgenoot, de student Mulligan, hem al op de zee gewezen en daarbij Algernon Charles Swinburne geciteerd, door hem familiaar ‘Algy’ genoemd: - God, he said quietly. Isn't the sea what Algy calls it: a grey sweet mother? The snotgreen sea. The scrotumtightening sea. Epi oinopa ponton. Ah, Dedalus, the Greeks. I must teach you. You must read them in the original. Thalatta! Thalatta! She is our great sweet mother. Come and look. (p. 7) Nu, alleen, geconfronteerd met de zee, werken deze woorden bij Stephen na, in voortdurende associatie met zijn eigen lectuur van Swinburne en met zijn ambivalente houding tegenover zijn moeder. Enerzijds is daar zijn liefde voor haar en de wroeging over het feit dat hij niet bij haar sterfbed heeft willen knielen om voor haar te bidden, anderzijds is er zijn heftig antagonisme tegen de moederkerk, de vampier die zijn bloed wil zuigen.Ga naar voetnoot3 Zo zal hij later, in een discussie over Shakespeare, toegeven: Amor matris, subjective and objective genitive, may be the only true thing in life. (p. 205) Maar de vrijheid van zijn geest zal hij nooit laten aantasten, ook door zijn moeder niet, zoals blijkt wanneer in de nachtelijke scène, als alle gevoelens en herinneringen vorm en gestalte verkrijgen, de geest van zijn moeder verschijnt: The Mother Al deze dingen, vermengd met elementen uit de Ierse mythologie, spelen hem door het hoofd, als hij langs de zee slentert. In de verte ziet hij een vrouw lopen: | |
[pagina 692]
| |
A tide westering, moondrawn, in her wake. Tides, myriadislanded, within her, blood not mine, oinopa ponton, a winedark sea. Behold the handmaid of the moon. In sleep the wet sign calls her hour, bids her rise. Bridebed, childbed, bed of death, ghost-candled. Omnis caro ad te veniet. He comes, pale vampire, through storm his eyes, his bat sails bloodying the sea, mouth to her mouth's kiss. (p. 48) Op dit punt gekomen wordt Stephen zich plotseling bewust van bepaalde vormelementen in zijn gedachtengang. Hij staat stil, zoekt in zijn zakken naar een stuk papier en over een rots geleund, krabbelt hij een paar woorden op. Pas later (p. 131) komen we te weten welke vorm zijn inspiratie heeft aangenomen: On swift sail flaming
From storm and south
He comes, pale vampire,
Mouth to my mouth.
Het is duidelijk dat de vormgeving van Stephen's sensaties hier een omweg over Swinburne heeft genomen. De ontmoeting der lippen en de bij Joyce achter het woord ‘vampire’ verzwegen gedachte aan bloed vinden we bijvoorbeeld in de volgende regels uit Swinburne's gedicht
Dolores:
By the ravenous teeth that have smitten
Through the kisses that blossom and bud,
By the lips intertwisted and bitten
Till the foam has a savour of blood...
De uitdrukking mouth to my mouth wekt overigens nog andere reminiscenties. James Henry Leigh Hunt heeft in zijn The Story of Rimini (1816) het oude verhaal van Francesca da Rimini en Paolo Malatesta opnieuw verdicht. Francesca is tegen haar wil en neiging uitgehuwelijkt aan Paolo's broeder. In werkelijkheid houdt zij van Paolo. Samen met hem leest zij Lancelot of the Lake, een geschiedenis uit de Arthur-cyclus - naar we moeten aannemen, in een Italiaanse bewerking. De derde zang van Leigh Hunt's romance (men lette op de uitdrukking mouth to mouth!) eindigt aldus: As they thus sat, and felt with leaps of heart
Their colour change, they came upon the part
Where fond Geneura, with her flame long nurst,
Smiled upon Launcelot when he kissed her first:
That touch at last, through every fibre slid;
| |
[pagina 693]
| |
And Paolo turned, scarce knowing what he did,
Only he felt he could no more dissemble,
And kissed her, mouth to mouth, all in a tremble.
Sad were those hearts, and sweet was that long kiss:
Sacred be love from sight, whate'er it is.
The world was all forgot, the struggle o'er,
Desperate the joy. - That day they read no more.
Natuurlijk is dit maar een slap en zoetelijk aftreksel van het kernachtige, bittere verhaal, zoals dit oorspronkelijk bij Dante voorkomt. Vossler heeft gelijk, wanneer hij beweert dat alle latere schrijvers die geprobeerd hebben zich Francesca toe te eigenen, jammerlijk hebben gefaald.Ga naar voetnoot4 In de Divina Commedia is het Francesca zelf, die aan de dichter het voorgevallene verhaalt. Zij noemt Paolo's naam niet, duidt hem slechts aan als de schim die de hare vergezelt in de eeuwige verdoemenis: Noi leggevamo un giorno per diletto
di Lancelotto, come amor lo strinse:
soli eravamo e senza alcun sospetto.
Per più fiate gli occhi ci sospinse
quella lettura, e scoloricci il viso:
ma solo un punto fu quel che ci vinse.
Quando leggemmo il disiato riso
esser baciato da cotanto amante,
questi, che mai da me non fia diviso,
la bocca mi baciò tutto tremante:
Galeotto fu il libro e chi lo scrisse;
quel giorno più non vi leggemmo avante.
(Inferno, V, 127-138) Hier hebben we wel een subliem voorbeeld van wat poëzie vermag. Het is de druppel die de latente gevoelens doet uitkristalliseren, het reagens dat in de kleurloze vloeistof wonderlijke tinten tevoorschijn tovert. Maar - en dit mag men niet vergeten - deze tinten representeren elementen die in principe reeds aanwezig waren. Schepping ex nihilo bestaat hier niet. Zo kan ook - om een ander aan de scheikunde ontleend beeld te gebruiken - een katalysator slechts werken tussen stoffen die in principe een positieve reactie toelaten. Treffend komt deze | |
[pagina 694]
| |
werking van de poëzie tot uiting in de regel: Galeotto fu il libro e chi lo scrisse; de romance van Lancelot en de schrijver ervan vervullen in de verhouding van Francesca en Paolo dezelfde rol als Galeotto, de hoofse bemiddelaar, om niet te zeggen koppelaar, tussen Lancelot en de gemalin van koning Arthur. Als we tenslotte bedenken dat Gianciotto, Francesca's wettige echtgenoot, de beide geliefden eigenhandig met een dolk doorboorde, moeten we Auden's bewering - poetry makes nothing happen - toch wel volstrekt afwijzen. |
|