De Nieuwe Stem. Jaargang 9(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 550] [p. 550] Johan W. Schotman In memoriam dr J.F. Otten De zwarte vogels kwamen onverhoeds en gierden neer naar argeloze steden, de bommen barstten en tot bloed en puin vervielen mens en dier en tuin, die enkel vrede en tederheid hadden beleden. Dit stinkend zeer vrat bed en wereld aan en schonk de macht aan boeve' en lichtekooien en schond ons arm verloren vaderland tot niemand in dien teisterenden brand meer kon ontplooien. Een kelder vol met muizen en demonen en door de ratten gulzig leeggeknaagd, scherven in huis en in de tuinen, lijken op straat en in de duinen, wij door verraad belaagd. Was 't innerlijk noodlot, dat dit zo beschikte en je tot val bracht in het vroegst begin, was je niet de angst dierbare vijandin, spaarde de dood je 't liederlijke schisme van dit fascisme? Je leven was vol kracht en heilig vuur, je glimlach schuw, als met zichzelf verlegen, je wist: ik kom het noodlot eenmaal tegen, eens en voor al; toch was jou ieder uur onzegbaar zoet en zeer genegen. [pagina 551] [p. 551] Het was in Mei. Je weet hoe blauw de lucht die dag was en hoe luid de vogels zongen. Toen barstte los het dodelijk geweld, toen was alle angst, die jou ooit had gekweld voor goed bedwongen. Nu liggen voor mij, sprekend, blad na blad, de boeken van je vrees en je begeren, je zoeken en je vlijmscherp formuleren, en is herrezen, krachtig, onbevreesd, je klare geest. Vorige Volgende