De Nieuwe Stem. Jaargang 8
(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 704]
| |
A.G.H. Bachrach
| |
[pagina 705]
| |
rad te analyseren hebben allen vroeg of laat zijn Poolse origine in het geding gebracht. Zij hebben dat speciaal gedaan in verband met de atmospheer van onderdrukking, complot en ballingschap, zoals die zijn stempel had gedrukt op Conrad's ouderlijk huis.Ga naar voetnoot18) Daaruit verklaart men dan de verhalen in zijn oeuvre, die zich niet op zee afspelen maar waarin duistere samenzweringen het bestaan van een gevestigde orde bedreigen. Mij persoonlijk lijkt deze visie te simplistisch. Natuurlijk waren de uiterlijke omstandigheden van zijn jeugd van grote invloed op de latere ontwikkeling van Joseph Conrad. Zonder zijn jaren als zee man is de schrijver ondenkbaar. En zonder de speciale omstandigheden van zijn Poolse achtergrond is zijn zeeman-worden niet denkbaar. Zijn keuze van de zee als het domein waarin hij die zelfverwezenlijking zocht, die hem in het kader van zijn door-Rusland-overheerste-natie ontzegd was, wordt dan gewoonlijk verklaard enerzijds uit de zucht naar avontuur en anderzijds uit de drang zich te bevrijden van de druk van ‘het eeuwige Poolse ongeluk’. Maar men geeft zich zelden rekenschap van het belang van Conrad's keuze om, als hij dan al zeeman van beroep zou worden, Engels zeeman te worden. Toch is dit nu, juist voor ons als mede-‘aliens’, de kern van de zaak. Want dit is wat juist wij als buitenlandse liefhebbers der Engelse taal zo goed kunnen aanvoelen in hem, deze bijna klassiek-existentialistische keuze, die gebaseerd is op niet meer of minder dan het wezen van wat ‘The English genius’ wordt genoemd. Dickens, en met Dickens ook Shakespeare en ook Capt. Marryat, hadden Conrad's eerste introductie gevormd. Als kind had hij in vertalingen van de hand van zijn vader voorbeelden in zich opgenomen zowel van de zuiverste humor als van de meest heroïsche tragedie die deze Engelse genius heeft geproduceerd, van zijn meest karakteristieke uitingen van sentiment en van avontuurlijkheid. Toen hij als Poolse wees van goeden huize werd grootgebracht in de kristallen scherpte van de hem opgelegde Franse geest, kregen deze vroegere impressies voor hem iets van die mystieke geladenheid waarzonder de Slavische emotionaliteit niet leven kan. In zijn jongelingsjaren immers bleef hij Engels lezen. En toen hij, nadat zijn besluit naar zee te gaan eindelijk de instemming van zijn voogd had verworven, in Marseille belandde en zijn eerste zee-avonturen op Franse schepen beleefde, toen was zelfs dat niet in tegenspraak met de U zo even geschetste keuze. Want dit blijkt treffend uit het onderhoud dat hij jaren later, na afloop van zijn kapiteinsexamen in Londen, met de | |
[pagina 706]
| |
Chief Examiner had bij het invullen van zijn certificaat. Toen Korzeniowski nl. desgevraagd zijn naam spelde, merkte de examinator verbaasd op ‘a long way to come out to begin a sea-life’. In de bewuste passage van zijn memoires tekent Conrad hierbij aan ‘as if sea-life were not precisely a life in which one goes a long way from home’. Hij gaat dan door: I told him, smiling, that no doubt I could have found a ship much nearer my native place, but I had thought to myself that if I was to be a seaman then I would be a British seaman and no other. Zijn oude examinator was hem daarop vragende blijven aanzien, zodat Conrad iets van zijn tussenstadia had verteld met de toevoeging: ‘I did not want to present myself to the British Merchant Service in an altogether green state’. In zijn boek staat daarbij als commentaar: It was no use telling him that my mysterious vocation was so strong that mij very wild oats had to be sown at sea. It was the exact truth, but he would not have understood the somewhat exceptional psychology of my sea-going, I fear.Ga naar voetnoot19) Kunnen wij het duidelijker wensen? In het nummer van de Nouvelle Revue Française in 1924 aan Conrad gewijd, staat dan ook zeer terecht dat wat de Engelse ziel te bieden had een soort geloof was, ‘l'indicible volonté Miltonienne de ne pas céder et la grandeur que l'homme oppose à la grandeur de l'univers’Ga naar voetnoot20); een geloof, een geestkracht, die bovenal geen behoefte had aan analyserende gevoelsomschrijvingen! In het bewuste artikel wordt dit dan weliswaar verder uitgewerkt aan de hand van de persoonlijkheden van Conrad's zeehelden, maar voor ons is alleen van belang de kleine parenthese, waarin gezegd wordt dat Conrad deze lieden misschien wel daarom zo hoog schatte ‘parceque leur psychologie est le contraire de celle du Slave’. Al in Alfred de Vigny's Servitude et Grandeur Militaires kunnen wij vinden dat ‘le sacrifice’, in de zin van de plichtsgetrouwe opoffering, het schoonste straalt ‘dans des hommes simples’ en dat ‘l'abégation’, de verloochening, zo jammerlijk veel gemakkelijker en veelvuldiger is dan men denkt.Ga naar voetnoot21) De oude Apollo Korzeniowski, Conrad's vader, | |
[pagina 707]
| |
zou dit boek wel eens gespeld kunnen hebben. De jonge zocht in elk geval een ideaal dat hij kon dienen, en actief kon dienen, een ‘allegiance’, die zou zijn ‘als een dak boven zijn hoofd’Ga naar voetnoot22) en dat in een gemeenschap die niet eeuwig verslagen was door het fatum, en niet tegelijk eeuwig verslaafd aan zelfrevelatie door het woord; een ware gemeenschap van ‘hommes simples’! Welnu, dat was de gemeenschap van de British Mercantile Marine in de laatste decennia der XIXe eeuw, een generatie zeelieden, waarvan hij zou schrijven, dat ze leefde ‘inarticulatie and indispensable’ en bovenal ‘without knowing the sweetness of affections or the refuge of the home....’Ga naar voetnoot23). En nu kan men honderd maal aanvoeren, dat de zee voor hem alleen een transponering was van de steppen van zijn geboorteland, en dat de Poolse edelman in hem alleen als zeeofficier zijn traditionele strijders- en leiderseigenschappen meende te kunnen bewaren en herbeleven - voor mij zocht Conrad een ‘standard of conduct’, die hem sinds jaar en dag al was gesuggereerd door zijn Engelse lectuur. Tegenwoordig spreken wij niet meer van ‘standard of conduct’ maar, volgens de formulering van een andere grote Brit, van ‘a way of life’; Conrad's ideale ‘way of life’ kon door de omstandigheden van zijn jeugd alleen de meest radicale tegenstelling belichamen van die waaronder hij had moeten opgroeien. In plaats van de hopeloze overgave aan een toch steeds weer fataal geacht noodlot - waartoe, zoals wij ons sinds 1940-1945 kunnen indenken, het generaties lang leven onder een vreemde bezettingsmacht een volk immers tenslotte brengt - zocht hij zich eigen te maken de ‘stubborn courage’ van de Engelsen; in plaats van in de eeuwige spanning van de ‘illigaliteit’ te leven, zocht hij de rustige ‘unquestioning loyalty’ van de Engelse maatschappelijke hierarchie; in plaats van alleen te bestaan voor verspreide ondergrondse contacten zocht hij de geïsoleerde eenheid van een scheepsbemanning en wel een Engelse, daar deze hem die juist voor hem zo bij uitstek kostbare kwaliteit garandeerde: ‘discretion’. En het zijn alle even zo vele begrippen die hem al zolang hij zich kon herinneren als woorden uit de Engelse taal vertrouwd waren. Schrijft hij niet zelf aan Walpole ‘I began to | |
[pagina 708]
| |
think in English long before I mastered.... the mere uttered speech...,’Ga naar voetnoot24)? Inderdaad, het is een oorzakelijk verbonden reeks, deze groei van de functie van Engeland bij Conrad, zoals die loopt van woord tot begrip en van begrip tot levensstijl. ‘In den Beginne was het Woord’. Noemden wij zo even niet als laatste van onze ‘sleutelwoorden’ het woord ‘discretion’? Misschien is wel een van de meest opmerkelijke uitingen de brief waarin hij zich laat ontvallen I have been born too far East where not many cultivate the virtue of reticence.Ga naar voetnoot25) Met deze uitspraak ‘I have been born too far East’ hebben wij het laatste punt bereikt, waarvoor ik Uw aandacht zou willen vragen. Het brengt ons tevens terug tot ons uitgangspunt ‘het Oosten’ als tegenstelling met ‘het Westen’ - en tot de verschuiving in datgene waar beide voor staan. Wat Conrad toch wel altijd gedreven moet hebben zal de psychische noodzaak geweest zijn zichzelf te emanciperen van het fatale karma der Slavische naties, dat hij steeds zijn schaduw wist, zijn ‘Secret Sharer’, om de titel van een zijner meest symbolische verhalen over te nemenGa naar voetnoot26). Niemand beter dan wij kunnen vandaag de dag aanvoelen hoezeer de ‘Engelandvaarder’ moet lijden onder zijn zelfgekozen ballingschap, en hoe zeer de daaruit ontstane psychische kloof met hen, die in het vaderland zijn achtergebleven, schier onoverbrugbaar blijft. In het geval van Conrad komt daar bovendien nog een bijzondere en fatale complicatie bij, die van het in de Oekraine geboren-zijn, d.w.z. van het zichzelf diep in zijn binnenste ten nauwste verwant weten met de Rus, met de bezetter. In de aderen van J.T.K.N. Korzeniowski stroomde hetzelfde Slavische bloed als in die van de erfvijand - beiden waren gelijkelijk van ‘too far East’ om de hoge deugd te kunnen beoefenen van ‘reticence’. Maar omdat Conrad zich daarvan zo schrijnend pijnlijk bewust was - en het Engelse standpunt, dat juridisch de geboorteplaats bij alles de doorslag laat geven, maakte het hem niet gemakkelijker - daarom kon zijn nadrukkelijk Westerse heroriëntatie hem ook in staat stellen wat hij als ‘Oosters’ herkende te beschrijven en te synthetiseren ‘without reticence’, zonder ook maar de fijnste nuance te behoeven verzwijgen. Want iets verzwijgen wilde hij niet en kòn hij niet. | |
[pagina 709]
| |
Het was hem eenvoudig onmogelijk ondanks de bijna ascetische zelf-beheersing waartoe hij zijn emotionaliteit had gedisciplineerd met niet minder gestrengheid dan zijn vader dat in dienst der Nationale Zaak had gedaan. Het was hem onmogelijk, dank zij zijn afkomst, toen hij eenmaal tot erkenning van zijn plaats was gekomen: tot de er-kenning en tot de her-kenning. En met deze ‘her-kenning’ zijn wij ook weer terug bij Almayer. Wij hebben gezegd dat Conrad in Almayer ‘zichzelf herkende’ Welnu, wij moeten dat niet verstaan als zijn ‘evenbeeld’ maar als zijn ‘dubbelganger’, een dubbelganger met wie het mis was gegaan. Hier was de man, die uit een heel andere klei gekneed maar in hetzelfde vuur brandend, gebarsten, gebroken, verpulverd was. En Conrad moet hebben beseft ‘There, but for the Grace of God, go I’. Almayer, als ‘local habitation’ en als ‘name’, belichaamde Conrad's eigen worsteling om de verovering van het Westerlingenschap. Zelf schrijft hij later in een brief waarin hij zich hartstochtelijk verdedigt tegen wat hij ‘de aanwrijving’ noemt van Slavonisme: I put before you my claim to Westernism for no other reason but because I feel myself profoundly in accord with it.Ga naar voetnoot26) Let wel, ‘my claim to Westernism’. Ook Almayer had zijn ‘claim to Westernism’. Het middel om die te realiseren was bij hem geld, was ‘de goudmijn in het binnenland’, in het oerwoud van de Oosterse wereld. Almayer, zoals U zich wellicht uit het boek zult herinneren, wilde zich ‘inkopen’ in dat ‘Westernism’ - en wel door verraad, want hij trouwde daarvoor een Inheemse vrouw en zocht zich meester te maken van het goud, waarvan de vindplaats alleen bekend was aan zijn Westerse weldoener, Captain Lingard. Wanneer de Nemesis hem achterhaalt en zijn reeds verwesterste dochter zich overgeeft aan het Oosten, rest hem alleen één wens: te vergeten. Conrad's middel om zijn claim te realiseren bestond niet uit een in de binnenlanden verborgen goudmijn (hoewel dit beeld hem zodanig bleef obsederen dat hij het jaren later tot het centrale thema maakte van zijn grootste werk, Nostromo); Conrad's middel bestond uit de taal, uit de ‘way of life’ zijner keuze. De standaard die hij zich had gesteld wist hij onzegbaar hoog. Maar al te vaak zal hij zich gepijnigd hebben met de vraag of hij zich ook kon hebben misrekend. Ook in dit licht was de ontmoeting te Boeloengan beslissend. Was niet Almayer's lotgenoot een verlopen Hollandse zeeman, die net precies de verwording belichaamde van al wat Conrad als de meest onfeilbare | |
[pagina 710]
| |
zeemansdeugden had gezien? Geen diabolische Hamlet had een dramatischer confrontatie kunnen arrangeren voor onze self-made King-of-the-Sea, dan het treurspel dat hem daar aan de boorden van de Pantai werd vertoond met in de elkaar aanvullende hoofdrollen de ‘Occidental-manqué’, Almayer, en de ‘marin-manqué’, Willems. Het thema van Conrad's werken zou men inderdaad het best kunnen formuleren als de tragedie van wie het goede meende te kiezen en wordt geconfronteerd met de verwording van dat goede tot in het hart der meest martelende onzekerheid - een onzekerheid die ontstaat door het gevoel van medeplichtigheid, medeverantwoordelijkheid, bloedverwantschap zelfs met die verwording. Inderdaad: bloedverwantschap. Want dit is immers de supreme complicatie van Conrad's noodlot. Almayer was een Indische Nederlander, een Indo-Europeaan - hij was in feite een ‘gemengdbloedige’. Maar was Conrad ‘mutatis mutandis’ niet een gemengdbloedige-van-de-ziel? Die met affect geladen verwerping van al wat hij ‘Russisch’ noemt, is er de manifestatie van. En in zijn diepste binnenste weet hij dit - vandaar zijn ‘claim to Westernism’. Vandaar zelfs zijn Westers huwelijk met de dochter van een boekhandelaar, de dochter dus van een man wiens broodwinning de in klinkende munt omgezette belangstelling der mensen is voor de concretisering van ‘taal’ (en wel de Engelse); vandaar uiteindelijk - ondanks Mrs. Jessie Conrad's krampachtige pogingen om het tegendeel te bewijzen in haar in boekvorm gepubliceerde indiscretiesGa naar voetnoot28) - de toch wel evidente innerlijke mislukking van dat huwelijk, een mislukking die tenslotte slechts gradueel verschilt van die van Almayer's huwelijk. Hoezeer was Almayer dus waarlijk de dubbelganger-die-faalt! En hoezeer, nietwaar, wordt in dit licht de band tussen Conrad's Engelsmanschap en Nederland een heel speciale! Pas de Indische Nederlander of, als U wilt, de Nederlandse Indo-Europeaan, kon Conrad die herkenning geven. Niet de Anglo-Indian, die hij wel eerder had ontmoet; de Engelse Indo-Europeaan had immers nooit kunnen hopen op het soort alom-geëerde bestaan in de hoofdstad van het Empire, dat Almayer zich als zekerheid droomde in het 19de-eeuwse Den Haag - we behoeven er Kipling maar op na te lezen! Conrad is ook in dit opzicht geheel ten onrechte ‘the Kipling of the South Seas’ genoemd. In zijn latere ‘Heart of Darkness’, dat nachtmerrie-achtige verhaal van Europese kolonisatie in Afrika, zegt hij zelf: The conquest of the earth, which mostly means the taking it | |
[pagina 711]
| |
away from those who have a different complexion or slightly flatter noses, is not a pretty thing when you look into it too much.Ga naar voetnoot29) Evenzeer als hij was ‘born too far East’, zo heeft hij ook in de kwestie van de Europese kolonisatie ‘looked into it too much’. Hij is een van de allereerste Engels-schrijvenden die de niet-Europeaan, i.c. de Oosterling, schildert en dat doet zonder zich op een hoger plan te stellen. Verbazen wij ons nu nog over de unieke begripsintensiteit van die schildering - en over het feit dat deze begripsintensiteit uiteindelijk meer dan door iets anders gevoed wordt door zijn bijna als een zesde zintuig aandoende gevoeligheid voor het Kwaad in deze wereld, zijn ‘brooding sense of Evil’? Natuurlijk kan de anthropoloog de vinger leggen op menige zwakke plek; ook geographisch krijgen wij wel erg weinig herkenningstekens. Conrad was in de eerste plaats kunstenaar, zoals Shakespeare kunstenaar was en geen historicus, en Dickens kunstenaar en geen socioloog. Neen, zoeken wij een in bepaalde opzichten verwante ziel, dan belanden wij andermaal in ons eigen taalgebied en wel bij Multatuli. Conrad had dit pseudoniem kunnen aanvoelen. Ook Conrad heeft ‘veel’, eigenlijk altijd ‘geleden’ en bleef eenzaam zelfs temidden van hen die om strijd verklaarden hem te begrijpen, later in Engeland, zoals de Ford Maddox Fords, de Richard Curies, de Grahams, de Cranes, de Bennets en hoe ze verder mogen heten. Conrad zou de Havelaar hebben begrepen. Was Conrad er hartstochtelijk op uit steeds maar weer te bewijzen dat hij, toevallig door de omstandigheden schrijver geworden, allereerst zeeman en een goed zeeman van professie was - hoe lang zocht Douwes Dekker niet nog erkenning voor zijn kwaliteiten als B.B.-ambtenaar? In beiden die voortdurende drang om moralist te zijn. In beiden die geweldige capaciteit voor ironie en vlijmscherpe observatie naast een Oosterse ‘lack of reticence’ die de lezer zo gemakkelijk de adjectieven-phobie bezorgt waardoor de misverstanden komen. In beiden eenzelfde irritatie tegenover de Batavussen Droogstoppel van hun tijd. In beiden eenzelfde onmacht waar het de schepping van een waarlijk levende vrouwenfiguur betreft. Maar de toespraak tot de Hoofden van Lebak - met al zijn tekortkomingen - had zonder meer in een van Conrad's Indische romans kunnen staan. En had niet Multatuli met Conrad gemeen in de eerste plaats het niveau waarop zij hun overigens totaal verschillende schrijversbestemming vervulden? En vervulden zij die niet beide tot in de verste duisternis hunner persoonlijke onzekerheden tegenover | |
[pagina 712]
| |
de eens gekozen gedtagslijn in het probleem van Oost en West? Er is, voot wie zijn gedachten ovet dit alles laat gaan, een zekere bekoring in het idee dat Douwes Dekker als jong Controleur op Celebes de wateten van Straat Makassar op zijn dienstreizen bevoer, toen de man die in deze zelfde streken de mijlpaal van zijn leven zou vinden waar wij hier zoveel aandacht aan hebben besteed, nog maar pas werd geboren. Omgekeerd viel het beleven van die mijlpaal daar in de Oost weer samen met het sterven van Multatuli in Europa. En ten slotte kwam het overlijden van Conrad zelf in de dagen dat wederom een grote Indische Nederlander zijn eerste stappen in de openbaatheid deed in dienst van het zijn-plaats-bepalen van het Westen tegenovet het Oosten - E. du Petron. Klinkt het U nu nog als een toevallige coincidentie in de oren dat ook Du Petron's zelfrevelatie, Het Land van Herkomst, begint met (en dank zij) de confrontatie van de auteur met de Russische geest in de persoon van een émigré in Parijs? Het motto van Du Perron's boek luidt: Il faut chercher en soi-même autre chose que soi-même pour pouvoir se tegarder longtemps. Dit motto is van André Malraux die voor zijn vriend Du Perron zijn roman over het China van de dertiger jaren schreef, La Condition Humaine, bij ons door Du Perron vertaald als ‘Het Menselijk Tekort’. Ik moge besluiten met U weer naar ons uitgangspunt tetug te voeren, mijn oude aantekeningen over Conrad en de tegenstelling van het daarin gestelde met mijn huidige reacties. Toen liet ik mij misleiden door Conrad's eigen wensdroom dat de wereld, ‘the temporal world’ zoals hij preciseert, ‘rests on a few very simple ideas.... notably.... on the idea of Fidelity’Ga naar voetnoot30). Deze steeds weer aangehaalde verklaring uit het voorwoord van zijn memoires mag van toepassing zijn op de rol van Grand Old Man of English Letters, zoals hij die tegen het einde van zijn leven ging spelen, zij geldt niet voor de boeken waar zijn faam op zal blijven rusten. Conrad's beste werk omvat geen schilderachtige paraphrases van Kipling's vermaarde ‘If’. Voor werken zoals Lord Jim, The Shadow Line, The Nigger of the Narcissus, voor verhalen als ‘Youth’, ‘Falk’, ‘The Heart of Darkness’ en ‘The Secret Sharer’ enerzijds, voor zijn meesterwerk Nostromo en voor The Secret Agent en Under Western Eyes anderzijds - daarvoor schiet deze naïve ‘public school’ moraliteit te kott. En dat is ook de | |
[pagina 713]
| |
verdeling die we moeten maken, die verdeling naar naïveteit tegenover veelvoudigheid - zo ge wilt verheven naïveteit en verbitterde veelvoudigheid - van ‘awareness’, en niet, zoals ik zelf natuurlijk ook vroeger deed, naar inhoud, zodat zeeverhalen, Spaanse novellen, anarchistenromans enz. elk een klasse apart vormen. Met de typische uitzondering van The Shadow Line - die bekentenis geschreven na de innerlijke verwerking van het eerste wederzien met Polen, nota bene ingeleid door de meest ironische ervaring van een aan ironie zo rijk leven, het niet als zeeman-deskundige erkend worden door de kapitein van het stoomschip dat hem naar Bremen brachtGa naar voetnoot31) - met de typische uitzondering van The Shadow Line, waarin zijn zeemanschap misschien van de weeromstuit rijper en gaver spreekt dan uit enig ander werk, valt de ware scheidslijn na Under Western Eyes. Evenmin als Almayer's Folly behoort Under Western Eyes tot Conrad's beste werk. De macht, die het politieke noodlot van de Westerse wereld bepaalt, heeft het ons echter wel gemakkelijk gemaakt om het belang van dit boek in Conrad's ontwikkeling te zien. Na het neerlaten van IJzeren Gordijnen en het alom doordringen van de connotatie die het hedendaagse politieke jargon aan de term ‘het Westen’ geeft, is het niet vreemd meer om naar het Oost-West-probleem passages te laten verwijzen zoals: In its pride of numbers, in its strange pretentions of sanctity, and in the secret readiness to abase itself in suffering, the spirit of Russia is the spirit of cynicism. It informs the declarations of her statesmen, the theories of her revolutionists, and the mystic vaticinations of her prophets to the point of making freedom look like a form of debauch....Ga naar voetnoot32) Dit is geen propaganda uit de Koude Oorlog. Het wordt allemaal gezegd met betrekking tot het Tsaristische Rusland. Maar het slaat immers net zo goed, of misschien wel in de eerste plaats, op de wereld van het Oosten in het algemeen, deze ‘pride of numbers’, deze ‘strange pretentions of sanctity’, en deze ‘secret readiness to abase itself’! En zo kan men inderdaad constateren: zoals Almayer's Folly aan het begin staat, zo staat Under Western Eyes aan het einde van Conrad's bewustwording. Verder vooruit zal hij niet meer gaan, alleen achteruit. Het is niet voor niets, dat hij, toen het later herdrukt zou worden, als motto voor dit boek koos: | |
[pagina 714]
| |
I would take liberty from any hand as a hungry man would snatch a piece of bread. Het zijn woorden van Natalie Haldin, de zuster van de Russische student wiens tragedie het centrale thema van het verhaal is. Is deze ‘liberty’ de ‘freedom’ waarvan Conrad zei dat ze voor een Rus het aanzien had van ‘a form of debauch’, van een uitspatting? Het lijkt opnieuw een subliem stukje ironie, dat het de Russische vertaling van ditzelfde boek moest zijn, dat de grootste buitenlandse oplagen van al zijn werken voor Conrad heeft bereikt - vooral als men zich herinnert dat de verteller een ‘teacher of languages’ is, een ‘student of many grammars’. Maar krijgt Conrad's keuze van een Engels taalleraar, als spreekbuis voor zijn meest meedogenloze portret van wat hij als de Russische ziel ziet, dan ook niet zijn diepste betekenis als wij bedenken dat hij alleen door de Engelse taal te leren voor zichzelf die ‘freedom’ kon veroveren die hem in staat stelde tot zijn poging het Oosten als Westerling te objectiveren? In dit licht zult U kunnen beamen, dat, zoals ‘Almayer's Folly’ oorspronkelijk de naam is die de buitenwereld aan het nieuwe huis gaf dat deze Indische Nederlander had laten bouwen om in te wonen wanneer de goudschat zou worden binnen gebracht waarmee hij zich zijn ‘bevrijding’ waande te kunnen kopen...., dat zo ‘Conrad's Folly’ genoemd mag worden de waan van Joseph Conrad omtrent de zuiverheid van zijn Westerse blik, zijn ‘Western Eye’. Maar daardoor wordt hij ook in hogere zin onze ‘Teacher of Languages’ - met een hoofdletter T! Want.... men kan immers pas een goed taalleraar zijn als men tweetalig is. En werkelijk tweetalig is alleen hij, die twee talen in het bloed heeft - het bloed dat men dan in de literaire spheer niet ten onrechte pleegt aan te duiden met de term ‘hartebloed’. Wanneer ik daarom hiermee afscheid zou willen nemen van Kapitein Jozeph Teodor Konrad Nalecz Korzeniowski, dan is dat niet anders dan als 'n enig-Engels-docerende landgenoot van Kasper Almayer aan wie wij ‘Joseph Conrad’ hebben te danken - of misschien wel alleen maar als landgenoot van die naamloze medicus op Semarang, die een blijkbaar moeilijk ‘de deugd der zwijgzaamheid’ cultiverende, Slavische zeerman waarschuwde ‘You must quite silent be.... this may be serious for your whole life’. |
|