Donker.
De twee uitgewezen Indonesiërs, Sunito en Go Gien Tjwan, bevinden zich alweer lang en breed in Indonesië, waar zij feestelijk zijn ingehaald. Als afscheid van Nederland hebben deze ongewenste vreemdelingen een belangrijk deel van hun inboedel afgestaan aan het Nederlandse Rampenfonds, aldus vurige kolen op het hoofd van Minister Donker stapelend.
Deze is er ijskoud onder gebleven. Niet alleen dat. Hij heeft duidelijk laten blijken, dat het hier niet ging om een incidentele beslissing, maar om een nieuwe bewust aanvaarde gedragslijn tegenover Indonesische studenten. Hiermee is meteen een eind gemaakt aan het fluisterpraatje, dat Go en Sunito nog het een en ander op him kerfstok zouden hebben, dat door de Minister in de Kamer opzettelijk zou zijn verzwegen, maar dat de eigenlijke grond zou vormen voor hun uitwijzing.
De gedragslijn, die de Minister op een audiëntie mededeelde aan vertegenwoordigers van de Amsterdamse studenten, met toestemming tot publicatie (zie het Amsterdams studentenblad Propria Cures van 7 Maart jl.), toont nog duidelijker dan het schamele zondenlijstje van Go en Sunito, hoe het met de geestelijke vrijheid in ons land gesteld is. Aan een traditie van honderden jaren verdraagzaamheid en gastvrijheid tegenover vreemdelingen is abrupt een einde gekomen.
Buitenlandse studenten, zelfs die in de politieke wetenschappen, mogen practisch niets meer - of, wat even erg is, moeten zich bij alles gaan afvragen, of het nog wel mag. Niet alleen mogen zij niet als sprekers optreden op politieke vergaderingen, bij politieke lezingen en dergelijke - zij mogen er ook niet in debat treden. Gaat het om een ‘extremistische’ politieke vergadering of lezing (wie moet dat beoordelen? De B.V.D.?), dan al helemaal niet. Maar ook anders eigenlijk niet - al is de Minister in dat geval bereid ‘enige’ soepelheid te betrachten. En zelfs een zuiver passieve ‘belangstelling’ voor politieke vergaderingen kan, wanneer deze te eenzijdig gericht is, ongezond wezen - voor de betrokkene dan.
Maar is de student tenminste veilig, als hij zich van politieke vergaderingen en lezingen (wat men daar dan ook onder verstaan mag) verre houdt en zich tot de Universitaire sfeer beperkt? Ook dan liggen nog overal voetangels. Zelfs bij activiteiten, ‘in Universitair verband’ georganiseerd, met inbegrip van die welke van faculteitsverenigingen uitgaan, moeten de studenten zich hoeden voor alles, wat door de politie een ‘rechts- of links-extremistisch karakter’ kan worden aangewreven.