en het zij mij nu veroorloofd ook iets uit mijn herinneringen neer te schrijven:
- De zomerse tuin van ‘Eikenland’ strekt zijn vlakke grasperk uit tot aan een half-volgroeide scheidingshaag. Boven de spichtige ligustrum-struikjes buigt een silhouet, die zich scherp aftekent tegen de massieve achtergrond van hoge, goud-omrande zonnebloemen. - ‘Wel, zeg het maar, wat je me vragen wilde!’ zo klinkt een licht-ironische stem. En vóór de bedeesde aarzeling van het bakvisje dat, nerveus, aan de andere kant van de haag te trappelen staat, insinueert de spottende stem verder: ‘'t Is toch geen stuk van mijn herte, zeker?... want dat is al verpand!’ - Na lang treuzelen komt dan eindelijk het gestamelde verzoek: of mijnheer Brulez, die zo mooi schrijven kan (want het meisje had ‘André Terval’ gelezen!), ook eens wat in haar ‘Album de poésie’ wou neerpennen, een kleine herinnering aan onze buurschap. Enkele dagen later werd het boekje - een ‘album’ zoals alle romantische meisjes er een bezitten - op dezelfde plaats weer over de scheidingshaag gereikt, in de handen van het verrukte bakvisje: ‘Hier, kind, ik ben wel geen dichter, maar zie: ik deed wat ik kon.’
Ik heb dit gedicht van tussen andere dierbare herinneringen opgediept en ben zo vrij het hier ter informatie voor te Jeggen aan alle goedgelovige lezers van Brulez' mémoires, als een waardige tegenhanger van de ‘geweigerde sigaret uit de Maasbode’. Mij dunkt dat die zogenaamde ‘Broken Melody’ er eerder uitziet als een gaaf en voltooid sonnet: