De Nieuwe Stem. Jaargang 7(1952)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 674] [p. 674] Anthonie Donker Matineus Het wakker worden is een duiventil Op slag verrezen in den prillen morgen, Recht overeind en resoluut op til. En zie, daar naderen reeds de eerste zorgen. Weer een. En weer een. Onwaarschijnlijk snel Weten zij mij te vinden. En vanwaar? Tot uit de duizeligste verte. Tel Ze maar, ze zijn weer alle bij elkaar. * Dit randgebied waartussen ik mij slechts even Bevind, des morgens, tussen slaap en waak, Bewust en onbewust, ja dood en leven, To be or not to be - en verzen maak, Langs deze kusten scheren de gedachten Waarmee ik rakelings de hemel raak. Duinover drijven daaglijks andre machten Mij weer in lager kring voor praat en taak. * Drijvende in het bad van aarde en hemel Heb ik nog alle dromen voor het grijpen. Maar in geluid begint het eerst gewemel. De vroege mussen zijn aan 't scharenslijpen. Krakeel dat van de daken mij verkondigt Het mes weer in den dageraad te zetten. Wat dan den droomvorst, languit en ontmoedigd? Straatmussen maken daarmee korte metten. [pagina 675] [p. 675] Vroege ochtend Het liefst is mij de ongeleefde morgen Waarin men als een zwemmer bovenkomt, Dat eerste ogenblik, nog vrij van zorgen Voordat men plicht en lasten weer besomt. Dat kort ogenblik van volledig leven, De oogopslag die om de aarde gaat, Die blik, helder rondom, nog zonder beven, En hart en wil slaan in eenzelfde maat. Kortstondig loopt men langs den wereldrand, Het is of men de voet op vochtig zand zet En nog zo diep verwonderd is als Hamlet, En als een strandvonder de eerste gedachte Opraapt, van alles los, de onverwachte Vondst door de zee geworpen aan het strand. Dag En lief zijn mij de levenshandelingen, Het opstaan en het wassen en het kleden, Het ritueel der dagelijkse dingen Waarin men zich gereedmaakt voor het heden, Omdat men zich een dag heeft voorgenomen Die in de wereldnacht schijnt als een licht, Dat als het aanstonds weer wordt weggenomen Geweest zal zijn een tijdelijk gedicht. Ondanks de talloosheden niet te rijmen En hun dwarsbomen of de ziel doorvlijmen, Den demon die het steeds mislukken laat. Voor d'avond valt als duizend voorge keren In deze luie klei een beeld proberen Dat zelfs de wrede zon node verlaat. Vorige Volgende