[Nummer 7/8]
Raymond Brulez
Julien Kuypers, de dynamische
Bij zijn 60ste verjaardag
Het begint aldus: In 1912 voelt zich, aan de Vrije Universiteit te Brussel, een kleine groep Vlaamse studenten verbonden door vriendschap en gemeenzame idealen. Zij dwepen met vrijzinnig flamingantisme en moderne kunst. Als flaminganten ijveren zij voor de vervlaamsing van de Gentse Hogeschool, laten professor G.J.P.J. Bolland uit Leiden overkomen om door voordrachten over ‘Zuivere Rede en haar werkelijkheid’ de ongelovige franskiljonse Thomassen te bewijzen dat het Nederlands wel degelijk geschikt is voor de behandeling ‘der hogere aangelegenheden des geestes’. Wat is echter in die tijd ‘moderne kunst’? Qua litteratuur: nog altijd de tachtigers en ook reeds Arthur van Schendel, de Van Nu en Straksers en ook reeds de ‘Villa des Roses’ van een Antwerpse debutant: Willem Elsschot. Muziek? Nog altijd Wagner, Debussy en Richard Strauss, voor wiens revolutionnaire Electra wij bereid zijn in de Muntschouwburg te manifesteren tegen de weerbarstige bourgeois. Schilderkunst? De Laetemse school alsook Rik Wouters. Sommigen hebben de gelegenheid gehad een futuristisch doek te bewonderen... te Parijs.
Talrijk zijn zij niet deze studenten. Onder hen heeft zich dan nog een bepaalde kern geselecteerd: de germaanse filologen die college lopen bij August Vermeylen, Willem Duflou, de Reul en Ernst Stadler. Zij zijn de uitverkorenen die dan toch in dit Frans universitair milieu enkele cursussen krijgen in de Nederlandse taal. Onder hen een uitblinker: Julien Kuypers die als ‘normalist’ degelijker onderricht genoot in de moedertaal dan de gewone atheneum- of collegestudenten.
Het is met de Duitse Elzasser Stadler dat het contact het levendigst wordt onderhouden. Iedere maandagavond ontvangt hij in zijn villa aan de zoom van het Zoniënwoud de getrouwen die al de aspecten van de Duitse Romantiek bespreken. Ná de thee, vertelt de dichter, stichter der ‘Weissen Blätter’, samen met René en Lanatsch Schickelé, alsook de eveneens naar België uitgeweken dramaturg Carl Sternheim, over de geestesgesteldheid der Duitse intellectuele jeugd. Deze is democratisch, pacifist en - n'en déplaise wij flaminganten - fransgezind. Deze gelukkige conjunctuur waarborgt een duurzame wereldvrede.
Ik bezit nog een kleine foto, verkleurd doordat ze een amateuropname was: een herinnering aan een Pinksteruitstapje naar Mechelen. De vereerde Stadler rijst er op uit het groepje der vier meisjesstudenten geflankeerd door drie jongelieden: Julien Kuypers, Maurits Alofs en schrijver