Bonae litterae
Werner Kaegi, Jacob Burckhardt. Eine Biographie. Band II. Das Erlebnis der geschichtlichen Welt. Mit 32 Abbildungen. Benno Schwabe & Co. Verlag. Basel 1950. XXIII + 586 S.
Het is al weer 2½ jaar geleden, dat wij in dit tijdschrift het eerste deel van Kaegi's Burckhardts biografie hebben aangekondigd. Wij hadden toen, naast grote waardering voor de uiterst zorgvuldige vorsersarbeid, enig bedenken tegen de uitvoerigheid waarmee de vele resultaten van die arbeid voor ons waren uitgestald, al was de wijze van uitstalling, ook toen al, wel zo kundig dat men de schrijver niet kon verwijten dat in die zee van details het ‘beeld’ van zijn held verdronken zou zijn. Voor dit tweede deel echter is de uitdrukking ‘grote waardering’, dunkt ons, te zwak. Wel is het ook nu nog zeer uitvoerig; wel is aan de theoretische eis, dat elk detail onmiddellijk op de hoofdpersoon hoort betrokken te zijn, ook nu niet voldaan. Maar hoe belangrijk zijn nu de details geworden, en hoe voegen zij zich, stuk voor stuk, als vanzelf in het geheel, het Europese geestesleven van het lustrum 1840-'45. Men denkt bij het lezen zelfs niet meer aan het gevaar, dat zij het beeld zouden kunnen overwoekeren, laat staan dat zij het doen. Zij lijken het, integendeel, nu des te forser te doen uitkomen. Voor dit tweede deel past m.i. alleen het woord: bewondering. Bewondering over zo groot meesterschap die zo verscheiden stof zo schijnbaar spelenderwijs weet te beheersen.
Zo rijst dan uit deze bladzijden het beeld op van de jonge Burckhardt, die in September 1839 zijn geboorteplaats verlaat om er als gevormd man weer terug te keren, doch die haar in Maart 1846 opnieuw de rug toekeert, omdat hij, ergens, voelt dat vorming goed en wel is, doch nog niet de rijpheid betekent waartoe hij zich in staat weet.
Met dat tweede vertrek, dit keer naar Italië, waar Burckhardt pas Burckhardt zal worden, eindigt dit deel. Met spanning zien wij uit naar het vervolg. De uitdrukking heet afgezaagd, het zij zo, maar wie haar na de lectuur van de laatste bladzijden in zich voelt opkomen, hermunt haar tegelijk, alsof zij gloednieuw was. Omdat het de waarheid is, die altijd oud en nieuw tegelijk is.
Als Kaegi er in slaagt, het derde deel op het peil van dit tweede te houden, zal hij de roem oogsten van de tegelijk uitvoerigste en leesbaarste geleerdenbiografie te hebben geschreven. Als... want een zware proef wacht hem nog: de B. uitbeelden, die de ‘Kultur der Renaissance’ schreef; B. de beelder, en een nog zwaardere: de B. doen herleven, die de vriend van Nietzsche werd: B. de denker, en de zwaarste van alle: de B. doen begrijpen die de wereld van zijn dagen afwees, minder misschien op grond van het heden van toen, dan uit verwachting van de toenmalige toekomst, die zijn schaduw vooruit wierp in dat warme hart en in dat koele verstand: B. de ziener.
J.R.