De Nieuwe Stem. Jaargang 5
(1950)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 482]
| |
Marten Brouwer
| |
[pagina 483]
| |
zonderd, publiceren artikelen waarin ernstige mannen zich afvragen wat voor spel die Russen wel spelen. De lezer moet wel het gevoel krijgen dat daar op het Kremlin een geducht schaker bezig is, langzaamaan een hechte aanvalsstelling op te bouwen door nu hier dan daar een pion of een stuk te verschuiven. Daarbij is het verre van gemakkelijk, de speelwijze van de meester volledig te doorgronden. De duizenden commentatoren uit het Westen verschillen hieromtrent nog wel eens van mening. Intussen zijn er enkelingen die verkondigen dat de wereldgeschiedenis in feite geen schaakspel is, gezien het feit dat er niet met ivoren pionnen gespeeld wordt maar met mensen van vlees en bloed. Mensen die zelf ook nog iets in te brengen hebben in hun lot en wederwaardigheden. Ook in Azië, ja juist in Azië wordt niet slechts geschoven maar vindt men ook zelfstandige tendenties. Nederland heeft het aan den lijve ondervonden, maar ook Pandit Nehru, Mao Tze-Dung en de Koreanen bewijzen zulks. Of dacht U heus dat het fanatisme van de Noordelijken en de guerilla-activiteit achter de Amerikaanse frontlijn alleen maar gevolgen waren van de Kremlinbevelen? En toch heeft de analogie van de schaakpartij waarde. Al ware het alleen maar omdat vrijwel alle deskundigen, die zo goed weten, hoe er achter dat mysterieuze rode masker wordt gewikt en gewogen, schijnen te vergeten dat aan een partijtje schaak doorgaans twee spelers deelnemen. Goed, iedereen is overtuigd dat er een tegenstelling Rusland-Amerika bestaat, een tegenstelling die natuurlijk samenvalt met het zwart-wit schema. Maar toch veronderstelt men tegelijkertijd heel doodleuk dat de witspeler enkel en alleen maar zit af te wachten wat de zwartspeler eigenlijk in zijn schild voert. Het is weinig vleiend voor de capaciteiten van wit. En dan te bedenken dat bij schaken wit altijd begint... Intussen zou het dus niet oninteressant zijn om onze aandacht eens op deze andere schaker te richten. Heeft hij werkelijk in het Koreaanse conflict alleen maar de rol gespeeld van de onverwacht overvallene, die eerst op toeren moet komen voor er voldoende weerstand geboden kan worden aan de brute aggressoren? Of is de terugtocht van de ‘legers der Verenigde Naties’ meer zo iets als een offermanoeuvre in een listig gesponnen valstriksituatie? Op het eerste gezicht is men geneigd om inderdaad te concluderen dat men op het Witte Huis volkomen verrast was. Weliswaar kwam het antwoord van Truman, dat de aanvallers een ferm halt toeriep, verbluffend snel, maar in de strijd zelf is het dan toch maar even verbluffend slecht gegaan. Geen wonder dat het Congres haastiglijk milliard na milliard voteerde voor de edele doeleinden ‘bestrijding van het communisme’, ‘hulp aan achterlijke gebieden’ en ‘handhaving van de wereldvrede’. Geen wonder dat de Veiligheidsraad zich practisch solidair ver- | |
[pagina 484]
| |
klaarde met Amerika's militaire steun aan de Zuid-Koreaanse Republiek. Geen wonder dat talloze andere landen drastische maatregelen aankondigden met betrekking tot de uitbreiding van het militaire apparaat. Is het echter toch niet een wat wonderlijke zaak, dat er dergelijke ingrijpende maatregelen worden getroffen voor de bestrijding van enkele millioenen Noord-Koreanen die een leger van niet meer dan een paar honderdduizend man op de been kunnen brengen op zijn hoogst? Met de meest perfecte bewapening en onder de gunstigste omstandigheden zou een dergelijk volk het toch nauwelijks tegen de U.S.A. kunnen opnemen, laat staan van tegen alle landen die zich momenteel beijveren om de vrede te redden door soldaten naar Korea te sturen. Weliswaar zijn daar de grote militaire tegenslagen van de eerste weken, maar dat is immers alleen maar gekomen door de overrompeling, op Zondagmorgen nog wel? [Iedereen schijnt te denken dat een Zondagmorgen in Azië net zo iets is als een Zondagmorgen in Hyde Park of in de Koepelkerk.] Maar, kan men tegenwerpen, het gaat hier niet om Noord-Korea, maar om het communistische gevaar in zijn geheel, en daartegen zijn al die milliarden nauwelijks voldoende. Nu kan men inderdaad betwijfelen of er zo vreselijk veel terrein op het communisme wordt gewonnen door de belastingen te verhogen, maar goed, het zou dan dus uiteindelijk gaan om de militaire sterkte van de anti-communisten in een volgende wereldoorlog. Daar zou men dan aan toe moeten voegen, teneinde een logisch sluitend betoog te krijgen, dat men tot nu toe nog niet zo scherp de noodzaak daarvan had ingezien, maar dat de brutale overval op Zuid-Korea een teken aan de wand is geweest voor de ‘vrije volkeren’. Met andere woorden: de schaker op het Kremlin heeft zich vergist in de uitwerking van zijn aanval en vindt nu een zich in toenemende mate gevechtsklaar makende tegenstander tegenover zich. Men hoeft dit laatste - dat Moskou zich misrekend zou hebben in de reactie van het Westen - nog niet te betwisten om toch te twijfelen aan de onvoorzienheid van deze ommekeer. In de eerste plaats was de situatie op Korea al lang critiek. Grensincidenten en guerilla-gevechten waren er aan de orde van de dag. Het zou een onderschatting van de competentie der Amerikaanse leiders zijn om te veronderstellen, dat zij de mogelijkheid van een gewapend conflict niet voorzien hadden. Ook zijn zij niet van gisteren op vandaag zo heftig anti-communistisch geworden - wat dat betreft hoeft niemand zich iets wijs te laten maken. Weliswaar zijn de openlijke voorstanders van een warme oorlog tegen Rusland slechts weinigen, maar allen voelen zich toch al sinds lang min of meer kruisvaarders. En dan treft het feit, dat de huidige ontwikkeling zo gunstig is voor de anti-communisten, althans op politiek gebied, wel bijzonder. Want nie- | |
[pagina 485]
| |
mand kan ontkennen dat de enorme toename van de uitgaven voor militaire doeleinden, die dag in dag uit in de Westerse wereld geconstateerd kan worden sinds het conflict op Korea begon, precies dat is wat de anti-communistische leiders al sinds lang nastreven. Het Congres heeft een jaar geleden nog de voorgestelde hulp aan Korea drastisch besnoeid - nu worden er onnoemlijk veel grotere bedragen toegekend zonder de minste weerstand. Er heeft inderdaad een ommekeer plaats gevonden - echter niet bij de politieke leiders doch bij de publieke opinie. Wat een maand geleden door het merendeel der volkeren beschouwd zou zijn als geldsmijterij, wordt nu in een soort massa-psychose zonder meer geaccepteerd. Het gaat immers zo slecht op Korea? Inderdaad, het gaat slecht op Korea - en de vruchten daarvan plukken de politici en generaals die de milliarden nu maar voor het oprapen hebben. Washington kan zich slechts verheugen dat het zo slecht gaat. Maar als Washington zich daarover slechts kan verheugen - is het Koreaanse conflict dan wel een vrucht die zo maar in Uncle Sam's schoot valt? Zijn de nederlagen die de Amerikanen lijden - de nederlagen die zorgen voor de dollars van de belastingbetaler - dan wel zo echt? Is de hele Koreaanse strijd dan wel zo'n typisch geval van communistische agressie? Er is nog iets dat tegen dit alles pleit. Dat is het feit, dat de Russen zo plotseling weer in de Veiligheidsraad zijn teruggekeerd. Allerwegen heeft men dit begroet als een teken dat het Kremlin toegaf deze zet verloren te hebben. Maar men kan het ook anders uitleggen. Daartoe hoeft men slechts te luisteren naar de door dezelfde stemmen geuite vrees, dat het Russische veto voortaan acties als die op Korea zou voorkomen, althans voorkomen dat ze worden uitgevoerd in naam van de Verenigde Naties. Die vrees wijst op een ander aspect van deze kwestie. De Verenigde Staten hebben namelijk niet alleen maar bereikt dat de publieke opinie, in verontwaardiging over de aggressie, de opvoering van de militaire uitgaven niet langer tegenhield, zowel in de States zelf als daarna ook in de andere landen van het Atlantisch Pact. Ze hebben óók bereikt dat de organisatie der Verenigde Volkeren een uitgesproken anti-communistisch karakter ging dragen. Of liever: ze hadden bereikt. Want de terugkeer van Malik heeft verhinderd dat dit proces volledig zijn beslag kon vinden, en daarmee wellicht een van de belangrijkste voordelen van de oorlog op Korea voor de U.S.A. teniet gedaan. Het is de vraag of daarmee niet de hele balans van het Koreaanse conflict weer in het voordeel van Rusland is gekomen. Weliswaar blijft er het feit van de versnelde bewapening der Atlantische landen, mogelijk gemaakt door de ommekeer in de publieke opinie. Maar in Azië zelf liggen de zaken anders. De uitwerking van de gebeurtenissen op Korea is daar zeker niet onverdeeld gunstig voor Amerika. In de eerste plaats moet men | |
[pagina 486]
| |
de invloed niet onderschatten van het feit, dat ondanks alles de U.S.A. meer de positie van indringers innemen dan de Russen, die volstaan hebben met instructeurs en materiaal. In de tweede plaats is de verbetering van de levensstandaard der bevolkingsmassa's een heel wat zwaarder wegend argument dan de morele overweging, wie er nu eigenlijk begonnen is met vechten. En in de derde plaats zijn de Noord-Koreaanse successen geen geringe aansporing voor die volkeren, die nog onder Westerse heerschappij staan, zoals Indo-China en Malakka bijvoorbeeld. In dit verband zou men ook nog kunnen noemen het afschrikwekkende effect van de Amerikaanse bombardementen op de Koreaanse burgerbevolking. Het Handelsblad publiceerde daaromtrent een tekenende beschouwing uit Shanghai. Dat de Russen dit evenzeer beseffen, kan blijken uit het feit dat het grootste tekort van de Noord-Koreanen op materiaalgebied dat aan vliegtuigen is. Het zou ongetwijfeld zeer wel uitvoerbaar geweest zijn om met een behoorlijke luchtmacht de Amerikaanse vliegers te weerstaan, misschien zelfs daarmee de oorlog nu reeds gewonnen te hebben. Maar blijkbaar taxeert Moskou de invloed van de Amerikaanse luchtaanvallen op de Aziatische meningen hoger dan de militaire voordelen van een overwinning. Misschien zelfs zou Moskou een snelle Noordelijke zege nauwelijks op prijs stellen, gezien de Westelijke reacties. Het lijkt dus al met al waarschijnlijk, dat de politieke gevolgen van de Koreaanse strijd niet recht evenredig zijn met de militaire successen der beide partijen. Of dit evenwel ook in de toekomst het geval zal zijn is weer een andere vraag. Hoe lang de Amerikanen nog nederlagen blijven lijden hangt niet alleen af van de wederzijdse militaire capaciteiten maar meer nog van het tijdstip waarop het Witte Huis de behaalde politieke winst voldoende acht, misschien zelfs mede met het oog op de komende verkiezingen. Waarschijnlijk zal er uit deze offersituatie nu al wel genoeg gehaald zijn zodat een militaire ommekeer aanstaande is. Misschien echter zal het te laat zijn om dat nog op Korea in practijk te brengen. Maar dan zijn Formosa, Indo-China en Malakka er nog. Voorlopig nog speelruimte genoeg.... Of met al deze bespiegelingen dan gezegd wil zijn dat de Verenigde Staten de oorlog op Korea veroorzaakt hebben en thans bewust bezig zijn te verliezen? Niet geheel en al. Alleen kan niet ontkend worden, dat een beschouwing ook van de doeleinden der Amerikáánse politieke manoeuvres een helderder en waarachtiger beeld geeft van de actuele situatie dan een eenzijdige speculatie op de tactische zetten van Moskou. Aan een schaakpartij nemen twee spelers deel. Wie zich met een van beide vereenzelvigt ziet slechts naar de stukken van de tegenpartij. Maar voor een objectieve beoordeling is een dergelijk gezichtspunt funest. De andere schaker speelt ook mee! Amsterdam, Augustus 1950 |
|