Ex libris
J. Lindeboom, Frederik Adolf van der Marck, een achttiende-eeuwsch leeraar van het natuurrecht, 1947.
Prof. Lindeboom, die ons geestelijk fonds al met zoveel kerkhistorische geschriften verrijkt heeft, heeft ons dit keer verblijd met een uitvoerige levensbeschrijving van Van der Marck, die - o schande! - nog steeds ontbrak. Deze merkwaardige aanhanger van het natuurrecht, voorstander van verdraagzaamheid en voorvechter der burgerlijke en godsdienstige vrijheden dus ook, was sinds 1758 juridisch professor in Groningen, maar L. is toch zover niet buiten zijn boekje gegaan, als men op grond daarvan zou menen. Want Van der Marck is, in 1774, uit zijn ambt ontslagen op grond van kerkelijke bezwaren tegen zijn leer. Een ‘ketterproces’ in optima forma,’ zoals de Republiek er geen meer gekend had sinds dat van ds Bekker, op het eind van de vorige eeuw, was aan dat ontslag voorafgegaan. In Lingen, even buiten de grenzen, zocht hij een toevlucht en Nederland zou hem vermoedelijk nooit weer gezien hebben, wanneer Van der Capellen, de leider der Patriottn, hem in 1783 geene professoraat aan het Athenaeum van Deventer had kunnen bezorgen. Vijf jaar later, als de Pruisen de Prins te hulp komen, behoort de patriottenbeweging echter alweer tot het verleden en de veelgeplaagde moet opnieuw het land verlaten. In 1795 tegelijk met de Fransen keert hij dan echter weer op zijn eerste leerstoel terug, om er de vijf laatste jaren zijns levens in werkzame rust te slijten.
Dit is genoeg om de lezer te doen begrijpen, hoe bewogen het leven van de man is geweest, die voor L. geposeerd heeft als model van het progressieve intellect in zijn strijd tegen conservatisme en orthodoxie in het Nederland van de tweede helft der 18e eeuw. Wie de trant van L. kent, zal het niet verbazen, dat zijn schilderij even levendig geworden is als zijn sujet - en daarbij van een treffende gelijkenis. Dat het boek in de oude spelling gezet is, is wel verklaarbaar uit het feit dat het in de oorlog werd geschreven, maar daarmee niet goedgepraat.
R.