De Nieuwe Stem. Jaargang 4(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 125] [p. 125] Ed. Hoornik Sonnet Is wat ik leef nog wel mijn eigen leven en als ik dag zeg, meen ik dan niet nacht? Vandaag en gisteren zijn opgeheven, onder en boven zijn niet meer van kracht. Het moet mijn ziel zijn die is hier gebleven; mijn lichaam werd voor jaren weggebracht, er was een nummer op mijn borst geschreven en in mijn oogen regende het zacht. Ik werd een vogel. Als de morgens dagen, zeil ik tusschen de boomen heen en weer, en hoor mijzelven aan den hemel vragen, of ik bij hem of bij de aarde hoor. Ik blijf nog lang over de huizen jagen, dan daal ik aarzlend op het asfalt neer. Vorige Volgende