De Nieuwe Stem. Jaargang 4(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Gerard den Brabander Uit ‘klokke roeland’ Een cyclus Hoog en eenzaam Hoog en eenzaam in dit paradijs, aan mijn dorre jeugdtijd vastgeklonken, met de drift voor steeds een nieuwe wijs, zit ik hier in diep gepeins verzonken. Hóe ben ik het leven aangevangen en wat heeft het mij teruggedaan dan alleen dit onleschbaar verlangen en de zon op mijn ontroerde wangen? Leven, leven, heb ik misverstaan? Kan dit alles... Kan dit alles dan de vreugde hindren aan het klein en welgevallig nu? In den regen krijschen nòg de kindren trots den grijsaard en de paraplu. In de Mei en haar losbandig leven kondigt zich de kleine dood reeds aan. Overweldig dan dit korte leven dat niet anders doen kan dan u geven alle kernen voor een nieuw bestaan. Borinage néerlandais Grondig gedeukt onder de zware schreden van de gezworenen uit hooger hand, ken ik géén streek zóó tot de ziel vertreden dan dit mijn eenig Limburgsch Nederland. Zóó wreed, zóó diep, zóó koolzwart aangesneden, zóó tot zijn wezenskernen aangerand, moet ik betwijfelen of de gebeden uit deze zwerende onzuiverheden ooit in de hemelen zijn aangeland. [pagina 17] [p. 17] Herfstmiddag in het park ‘Klokke Roeland’ Zoo dun en zoo doorzichtig is 't park in herfst verijld... Wie heeft er zoo voorzichtig in 't paradijs verwijld en werd weer uitgedreven en keerde als nevel weer? O teeder, teeder leven, wil mij als reuk omzweven, al zijt gij zelf niet meer. Vorige Volgende