De Nieuwe Stem. Jaargang 3(1948)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 427] [p. 427] Jo Landheer April op de Veluwe In andre streken is 't nu volop voorjaar. Daar staan nu al veel boomen in een zacht Pril waas van groen en gaat jong gras ontspruiten. Verblindend trilt er de ijle bloesempracht. Hier blijft het donker op de stille heide, Die nog van winterkoude lijkt verstard. Vaal en verlaten liggen de stuifzanden En al het loofhout ziet nog kaal en zwart. Maar meer dan naar het liefelijkste op aarde, Trekt naar dit stugge land mijn heele hart. [pagina 428] [p. 428] Margraten Ver weg van overzee zijn zij gekomen, Verlieten alles waar hun hart om gaf En vonden hier in deze stille velden, Waar het nu voorjaar wordt, 'n vroegtijdig graf. Piloten neergestort bij luchtgevechten En in een vlammen-hel deerlijk verbrand, Andren die aan hun wonden zijn bezweken, Om hun lichamen geurt het bloeiend land. Treurt niet om hen, uw zonen en uw minnaars. Al straalt de zon, zij kozen 't beetre deel, Die niet hun jonge warme leven telden, Maar roekeloos zich gaven en geheel. Geen zucht tot zelfbehoud hield hen gebonden. Nimmer bedacht op eigen veiligheid, Zijn zij ontstegen aan het aardsche, zware En zij zijn licht geworden, zijn bevrijd. Soms zie ik in den droom bleeke gelaten, Glimlachend en verstild en zonder pijn. Ja, het is goed met hen. Dat ééne is zeker Voor ons op aarde die als blinden zijn. Vorige Volgende